Peugeot Boxer 2015.5 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015.5, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2015.5Pages: 276, PDF Size: 8.99 MB
Page 101 of 276

99
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
ClAxOn
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HUlPSySTeMen BIJ HeT ReMMen
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar
(EBD),
-
Brake
Assist System (BAS).
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 102 of 276

100
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500
km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 103 of 276

101
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
STABIlITeITSCOnTROleSySTeMen
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
dynamische stabiliteitscontrole
(C d S)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in
via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-
systeem, stuur dan niet tegen om de auto in
de juiste koers te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR-
systeem uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
-
Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het ASR-
systeem uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd zodra
de wielen te weinig grip hebben of de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 104 of 276

102
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet.
-
Druk nogmaals op deze knop om
het systeem handmatig weer in te
schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.g ebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 105 of 276

103
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van
het ASR-systeem door de aandrijfkracht
over te brengen op het wiel met de
meeste grip, waardoor de tractie en de
bestuurbaarheid optimaal zijn. Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30
km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30
km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30
km/h rijdt.Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing
Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 106 of 276

104
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
Hill descent Control
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling
op wegdek met weinig grip (modder, gravel
enz.) of bij het afdalen van een steile helling.
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Door autonoom elke rem individueel te
activeren zorgt het systeem ervoor dat de
auto met een constante snelheid een helling
afdaalt.Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 50
km/h,
wordt de functie volledig uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk, bij een wagensnelheid tot 30
km/h, op
deze knop in het midden van het dashboard
om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Zodra de auto de helling begint af te dalen,
kunt u het gaspedaal en het rempedaal
loslaten; het verklikkerlampje van de knop
knippert.
De remlichten worden automatisch
ingeschakeld als de functie is geactiveerd.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan
30
km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de
knop blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra de wagensnelheid lager
wordt dan 30
km/h.Het systeem werkt slechts bij hellingen
van meer dan 8%.
Gebruik het systeem niet met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Schakel een voor de wagensnelheid
geschikte versnelling in om te voorkomen
dat de motor afslaat.
U kunt op elk gewenst moment het
gaspedaal of het rempedaal weer
intrappen. Als de remmen oververhit zijn, kan
de functie niet worden geactiveerd.
Wacht enkele minuten om de remmen te
laten afkoelen en probeer het vervolgens
opnieuw.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 107 of 276

105
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
lAne dePARTURe WARn I ng
Sy ST e M ( ld WS)
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Een centraal tegen het bovenste deel van de
voorruit gemonteerde camera scant de weg.
Bij een wagensnelheid hoger dan 60
km/h
geeft het systeem een waarschuwing als de
auto de rijstrook verlaat.
Dit systeem werkt met name optimaal op
snelwegen en autowegen.
Uitschakelen
- Druk op deze knop om het systeem uit
te schakelen; het lampje van de knop
gaat branden.
De status van het systeem blijft na het
afzetten van het contact in het geheugen
opgeslagen.
Inschakelen
- Druk op deze knop om het systeem weer in te schakelen; het verklikkerlampje van
de knop gaat uit.
De twee verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel blijven branden tot
60
km/h.
detectie
Bij een koersafwijking wordt u gewaarschuwd
door het branden van een verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en een
geluidssignaal:
Storing
Bij een storing gaat dit
verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op
het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het LDWS is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is. -
knipperen van het linker
verklikkerlampje bij een
afwijking naar links,
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
-
als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
-
als er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen. -
knipperen van het rechter
verklikkerlampje bij een
afwijking naar rechts.
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 108 of 276

106
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
VeIlIgHeIdSgORdelS CABIne
Mocht u achteraf een voorbank in
de auto monteren, dan dient deze
voorzien te zijn van goedgekeurde
veiligheidsgordels.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op maar
het wordt aanbevolen de veiligheidsgordel
vast te houden terwijl deze zich oprolt.Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden gestart. Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor dit verklikkerlampje branden
in combinatie met een alsmaar sterker
wordend geluidssignaal.
De bestuurdersstoel is voorzien van een
veiligheidsgordel met een pyrotechnische
gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een frontairbag aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van de
zitplaats van de passagier ook voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
gordelkrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in, schuif deze
omhoog of omlaag tot de gewenste stand is
bereikt en laat de knop los om de geleider in
deze stand te blokkeren (veiligheidsgordel aan
de zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
is niet in hoogte verstelbaar.
Veiligheidsgordels
Page 109 of 276

107
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
VeIlIgHeIdSgORdelS ACHTe RZITP l AATS en
De stoelen/banken achterin zijn voorzien
van driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Bij alle buitenste zitplaatsen kan de gesp
van de veiligheidsgordel als deze niet wordt
gebruikt aan een steun worden bevestigd.
gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun
veiligheidsgordels op de juiste manier
hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te laten
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen,
veiligheidsspelden, ...).
U kunt de gordel losmaken door de rode
knop op de gesphouder in te drukken.
Geleid de gordel tijdens het oprollen.
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de achterbank
of de gordel goed is opgerold en de
gordelsluiting zich op de juiste plaats
bevindt. Als de gordelspanners
zijn geactiveerd, gaat het
verklikkerlampje airbag ook branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een aanrijding
Uitsluitend bij de zitplaatsen voorin kunnen
de gordelspanners, afhankelijk van de aard
en de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden. Het
afgaan van de gordels gaat gepaard met
een lichte onschadelijke rookvorming en
een geluid als gevolg van de pyrotechnische
lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De pyrotechnische gordelspanners werken
alleen als het contact aan staat en de
veiligheidsgordel is vastgemaakt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de
auto.
Veiligheidsgordels
5
VEILIGHEID
Page 110 of 276

108
boxer_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
-
dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 10
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden. De veiligheidsgordel mag door
niet meer dan één persoon gedragen
worden.
Zie voor meer informatie over
kinderzitjes de rubriek "Veiligheid -
Kinderen in de auto". Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het PEUGEOT-netwerk, dat tevens voor de
garantie zorgt en de werkzaamheden volgens
de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig
(ook na een kleine aanrijding) controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats: de gordels mogen geen slijtagesporen
en scheuren vertonen en er mogen geen
wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk.
Veiligheidsgordels