air condition PEUGEOT EXPERT 2018 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2018Pages: 416, PDF Size: 14.27 MB
Page 121 of 416

119
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op deze toets. Het indicatielampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld. Om sneller koele lucht te verkrijgen,
kunt u gedurende enige tijd de
luchtrecirculatie inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van
buitenlucht weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. Het verklikkerlampje gaat uit.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets om de luchtstroom afwisselend
te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voeten van de
inzittenden,
-
d
e voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en
de voeten van de inzittenden,
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Luchtopbrengst
F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verhogen.
F
D
ruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van
de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
3
Ergonomie en comfort
Page 122 of 416

120
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of handbediende
airconditioningAutomatische airconditioning
met gescheiden regeling
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk
gebruiken om sneller warme of koele lucht
te verkrijgen.
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren; het symbool
verschijnt of het verklikkerlampje gaat aan
(afhankelijk van de uitvoering).
F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in
te schakelen; het symbool verdwijnt
of het verklikkerlampje gaat uit
(afhankelijk van de uitvoering).
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in – Kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit!
F Inschakelen van de airconditioning: druk op deze toets, het lampje van
de toets gaat branden.
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de
met de desbetreffende opdruk weergegeven
stand. F
D
ruk op deze toets om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de
luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de
zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. F
D
ruk nogmaals op deze toets of
op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Ergonomie en comfort
Page 125 of 416

123
Advies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor boven in de voorruit
niet af; deze wordt gebruikt voor het
regelen van het airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5
tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat, dient u het systeem niet te lang uit
te schakelen en langdurig gebruik van het
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden
te vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om
het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor. Ventilatieroosters
Beweeg de knop naar de buitenzijde van de
auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan
enige weerstand voelbaar zijn.
3
Ergonomie en comfort
Page 126 of 416

124
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloor vrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Bevat gefluoreerde broeikasgassen
R13 4A
Al naar gelang de uitvoering
en het verkoopland bevat het
airconditioningssysteem gefluoreerde
broeikasgassen type R134A. Gaslading
0,5 kg (+/- 0,025 kg), GWP-index 1430 t
(gelijk aan CO
2: 0,715 t).
C
ondensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
Verwarming –
airconditioning achter
Afhankelijk van de uitvoering kan uw auto
zijn voorzien van airconditioning achter met
een luchtverdelingskanaal en afzonderlijke
uitstroomopeningen in het dak voor een
optimale verdeling van koele of warme lucht
achter in de auto.
Ergonomie en comfort
Page 127 of 416

125
Inschakelen/uitschakelen
Deze toets bevindt zich voorin op het
bedieningspaneel van de airconditioning.F
D
ruk op deze toets om de
bedieningsfuncties achterin in
te schakelen. Het lampje van de
toets gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets
om de bedieningsfuncties
achterin uit te schakelen. Het
lampje van de toets gaat uit.
Luchtopbrengst
F Draai aan de knop om de luchtopbrengst te vergroten of te
verkleinen.
Programmeerbaar
verwarmings-/ventilatiesysteem
Ver war ming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem
dat het koelvloeistofcircuit van de motor
opwarmt, zodat het interieur voor ver warmd kan
worden en de ruiten sneller ontdooid kunnen
worden.
Dit verklikkerlampje brandt
permanent als het systeem is
geprogrammeerd om te verwarmen.
Dit verklikkerlampje knippert
gedurende de werking van de
verwarming.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur
heerst.
Temperatuur
- Draai de rolknop naar het blauwe gedeelte (koud) of het
rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in
te stellen.
Met deze knop wordt zowel de
temperatuur als de luchtverdeling
geregeld:
-
b
lauw: de lucht stroomt voornamelijk
uit de uitstroomopeningen in het dak,
-
r
ood: de lucht stroomt voornamelijk uit
de uitstroomopeningen op de 3e zitrij
en rechts in het interieur.
3
Ergonomie en comfort
Page 142 of 416

140
Ruitensproeiers voorruit en
koplampsproeiers
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het bedienen
van de ruitensproeiers vóór automatisch
de luchttoevoer afgesloten om stank in het
interieur te voorkomen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het
vloeistofniveau in het reservoir te laag
is, gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een melding.
Zolang het reser voir niet gevuld wordt gaat
het lampje branden telkens wanneer u het
contact inschakelt of de ruitenwisserschakelaar
bedient.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Voorruit- en
ruitensproeierverwarming
(afhankelijk van het verkoopland)
Bij koud weer ver warmt deze functie de voorruit
en de ruitensproeiers.
F
T
rek de hendel van de
ruitenwisserschakelaar naar u toe. De
ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor
een bepaalde periode ingeschakeld.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd
als de dimlichten branden en de auto rijdt.
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren. In zone 1
ontdooit de ver warming het gedeelte
bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of
sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de ver warming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als
de ruitenwissers in werking zijn.
Inschakelen
Druk bij draaiende motor op deze
toets; het lampje van de toets gaat
branden.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie
weer uit te schakelen; het lampje van de toets
gaat uit.
Verlichting en zicht
Page 201 of 416

199
Dan knippert dit verklikkerlampje
een paar seconden, waarna het
uitgaat.
Overgang naar de
S TA R T- s t a n d
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak dooft het Stop & Start-
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en
wordt de motor automatisch opnieuw gestart
als u het koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie
dooft het Stop & Start-verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en wordt de motor
automatisch opnieuw gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de
keuzeschakelaar in de stand D of M staat,
-
u
, met de selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in
de stand D of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.
Dit is volkomen normaal.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak
dooft het Stop & Start-verklikkerlampje
en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:
-
u h
et rempedaal loslaat ter wijl de keuzeschakelaar in
de stand A of M staat,
-
u
, met de keuzeschakelaar in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, de keuzeschakelaar in de
stand A of M zet,
-
u
de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: START-
stand wordt automatisch
geactiveerd
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd onder bepaalde tijdelijke
omstandigheden (bijv. laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging of
instelling airconditioning) om een goede
werking van het systeem te garanderen en in
de volgende gevallen:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
e
en schuifdeur wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan
25
km/h of 3 km/h (afhankelijk van de
motoruitvoering) bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
d
e rijsnelheid van de auto hoger is dan
3
km/h bij een automatische transmissie.In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
Uitschakelen/inschakelen
Met / zonder audiosysteem
Dit is volkomen normaal.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Stop and
Start-systeem ".
Als het systeem met de motor in de STOP-
stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Uitschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop: het lampje
ervan gaat branden, het
systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
F
D
ruk op deze knop: het lampje
er van dooft, het systeem is
ingeschakeld.
6
Rijden
Page 245 of 416

243
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start, om de functies direct weer te kunnen
gebruiken, de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Allesdragers / imperiaal
Aanbevelingen
F
Z org voor een gelijkmatige verdeling
en voorkom overbelasting aan één
kant.
F
P
laats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
F
S
jor de lading goed vast en markeer
buiten de auto stekende lading.
F
R
ijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid (de
stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed).
F
V
er wijder de allesdragers zodra deze
niet meer nodig zijn.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
7
Praktische informatie
Page 252 of 416

250
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt
aangegeven door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en
of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor
meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten het twee keer zo vaak
worden vervangen
.
Interieurfilter
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten het twee keer zo vaak
worden vervangen .
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Praktische informatie
Page 287 of 416

285
ZekeringN r.Stroomsterkte (A)Functies
F1 10Elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaalschakelaar.
F4 15Claxon.
F5 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F6 20Ruitensproeierpomp voor en achter.
F7 1012V-aansluiting achter.
F8 20Ruitenwisser(s) achter.
F10/F11 30Interne/externe sloten, voor en achter.
F13 10Bediening airconditioning vóór, bediening audiosysteem,
keuzeschakelaar transmissie, head-up display.
F14 5Inbraakalarm, Urgence- en Assistance-oproep.
F17 5Instrumentenpaneel.
F19 3Stuurkolomschakelaars.
F21 3"Keyless entry and start" of diefstalbeveiliging.
F22 3Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F23 5
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F24 5Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F25 5Airbags.
F29 20Audiosysteem, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
F31 15Audiosysteem (+ accu).
F32 1512V-aansluiting vóór
F34 5Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F35 5Ruitensproeierverwarming, hoogteverstelling koplampen.
F36 5Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
8
Storingen verhelpen