brake PEUGEOT EXPERT 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2022, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2022Pages: 324, PDF Size: 10.45 MB
Page 5 of 324

3
Inhoudsopgave
Schakelindicator 149
Automatische transmissie 150
Selectiehendel (elektrisch) 153
Rijstanden (elektrische auto) 154
Stop & Start 155
Bandenspanningscontrolesysteem 156
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
158
Head-up display 159
Snelheden opslaan 161
Verkeersbordherkenning 161
Snelheidsbegrenzer 164
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 165
Snelheidsregelaar 166
Adaptieve snelheidsregelaar 168
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
171
Lane Departure Warning System 175
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 176
Dodehoekbewaking 177
Parkeerhulp 178
Visiopark 1 180
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 184
Tanken 184
Tankbeveiliging diesel 185
Laadsysteem (elektrische auto) 186
Laden van de tractiebatterij (Elektrisch) 193
Eco-stand 197
Sneeuwkettingen 198
Trekhaak 198
Dakdragers / imperiaal 199
Motorkap 200
Onder de motorkap 201
Niveaus controleren 201
Controles 204
AdBlue® (BlueHDi) 206
Vrijloop 208
Onderhoudstips 209
8In geval van pechGevarendriehoek 212
Brandstoftank leeg (diesel) 212
Gereedschapskist 213
Bandenreparatieset 214
Reservewiel 217
Een lamp vervangen 221
Zekeringen 226
Accu van 12 V / Hulpaccu 227
De auto slepen 230
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 233
Dieselmotoren 234
Elektromotor 240
Afmetingen 242
Identificatie 244
10Bluetooth®-audiosysteemDe eerste stappen 246
Stuurkolomschakelaars 247
Menu's 247
Radio 248
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 249
Media 250
Telefoon 253
Veelgestelde vragen 255
11Audiosysteem met touchscreenDe eerste stappen 258
Stuurkolomschakelaars 259
Menu's 260
Applicaties 261
Radio 261
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 263
Media 264
Telefoon 265
Configuratie 268
Veelgestelde vragen 269
123D Connect-navigatieDe eerste stappen 272
Stuurkolomschakelaars 273
Menu's 273
Gesproken commando's 275
Navigatie 279
Online navigatie 281
Applicaties 283
Radio 286
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 287
Media 288
Telefoon 289
Configuratie 292
Veelgestelde vragen 294
13Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
■
Bijlage
Page 16 of 324

14
Instrumentenpaneel
Storing (met elektrische parkeerrem)Permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor
draait.
Als de parkeerrem niet handmatig kan worden in- en
uitgeschakeld, dan is de hendel van de elektrische
parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen tijde
worden gebruikt: ze worden automatisch weer
geactiveerd bij een storing in de hendel.
Zie (2).
Permanent, in combinatie met de melding "Storing
parkeerrem".
De elektrische parkeerrem is defect; de handmatige
en elektrische functies werken mogelijk niet meer.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden:
►
T
rek aan de elektrische parkeerrem en houd
deze 7 tot 15 seconden aangetrokken, totdat het
controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan
op de volgende wijze tegen wegrollen:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie of
selectiehendel (elektrisch): selecteer P en plaats het
meegeleverde wielblok tegen een van de wielen.
Zie (2).
RemmenBrandt permanent. Er is een kleine storing in het remsysteem
gedetecteerd.
Rijd voorzichtig.
Zie (3).
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeKnippert. Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Zie het deel Rijden voor meer informatie.
Brandt permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent, in combinatie met een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) /
antispinregeling (ASR)
Knippert. De regeling van het DSC- / ASR-systeem
wordt ingeschakeld bij minder grip of afwijken van
de rijbaan.
Brandt permanent. Een storing in het DSC- / ASR-systeem.
Zie (3).
Storing noodremassistentie (bij elektrische
parkeerrem)
Permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is,
schakel de functie handmatig uit of zie (3).
Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) /
antispinregeling (ASR)
Brandt permanent. De functie is uitgeschakeld.
De functie DSC / ASR wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor opnieuw wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan de functie
handmatig weer worden ingeschakeld.
Bandenspanning te laagBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
De bandenspanning van een of meerdere banden
is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset het controlesysteem na het aanpassen van de
bandenspanning.
Het waarschuwingslampje voor te lage bandenspanning knippert en
Page 155 of 324

153
Rijden
6De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het
schakelen van P naar R en van N naar R is het
mogelijk dat u een behoorlijke schok voelt (deze
heeft geen gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
De transmissie kan beschadigd raken: – W anneer het gaspedaal en het rempedaal
tegelijkertijd worden ingetrapt.
–
W
anneer er een probleem met de accu is
waardoor de keuzeschakelaar geforceerd vanuit
stand P naar een andere stand wordt bewogen.
Het aanduwen om de motor te starten is bij
een auto met een automatische transmissie
niet toegestaan.
Selectiehendel (elektrisch)
(Elektrisch)
De keuzeschakelaar is een impulsselectieschakelaar
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de keuzeschakelaar van de transmissie of de
keuzeschakelaar wordt de aandrijving geregeld op
basis van de rijstijl, het wegprofiel en de belading
van de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd, wordt
ook het afremmen op de motor geregeld als het
gaspedaal wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Toets voor het parkeren van de auto: de
voorwielen zijn geblokkeerd (de toets gaat
branden om aan te geven dat deze stand is
geactiveerd).
R. Achteruitversnelling
Voor het inschakelen van de achteruitversnelling,
met het rempedaal ingetrapt. N.
Neutraal
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit)
B. Brake (regeneratief remmen)
Regeneratief remmen (de toets gaat branden om
aan te geven dat deze functie is ingeschakeld).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
de status van de keuzeschakelaar op het
instrumentenpaneel weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit).
B : Brake (regeneratief remmen ingeschakeld).
Werking
► Beweeg de keuzeschakelaar of de
selectiehendel een of twee keer naar voren (N of R)
of naar achteren (N of D), indien nodig tot voorbij het
weerstandspunt.
Als u bijvoorbeeld van
P naar
R wilt schakelen (met
uw voet op het rempedaal), duwt u de schakelaar
of hendel twee keer naar voren zonder het
Page 156 of 324

154
Rijden
Eco
Het energieverbruik wordt geoptimaliseerd door het
vermogen van de verwarming en airconditioning
(zonder ze uit te schakelen) te verlagen en het
motorkoppel en -vermogen te beperken.
Power
Geeft vergelijkbare rijprestaties bij maximale
belasting (maximaal voertuiggewicht) als wanneer
de stand Normaal is ingeschakeld en de auto
onbelast is.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enzovoort). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden.
De functie is perfect afgestemd op gebruik in de stad
en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename
rust in het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de werking van
belangrijke functies van de auto, zoals met name het
remsysteem.
Rijden op een overstroomde wegSchakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
weerstandspunt te passeren of één keer naar voren
tot voorbij het weerstandspunt.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de
motor na en laat de auto afremmen zonder dat de
bestuurder het rempedaal hoeft in te trappen. De
auto remt sneller af als de bestuurder het gaspedaal
loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan gebruikt om
de tractiebatterij bij te laden, waardoor de actieradius
van de auto toeneemt.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Druk in stand
D op toets B om de functie te
activeren / deactiveren (de toets gaat branden
wanneer de functie wordt geactiveerd).
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van de functie wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een volledig opgeladen tractiebatterij of
extreme temperaturen) kan de mate van
regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt
waardoor de auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint het
intelligente remsysteem automatisch een deel van
de energie terug, die vervolgens wordt gebruikt om
de tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de
remblokken minder worden gebruikt en dus de
slijtage wordt beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan anders aanvoelen dan bij een auto zonder
regeneratief remsysteem.
Rijstanden (elektrische
auto)
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven en, afhankelijk
van de uitvoering, op het scherm bij uitvoeringen
met de 3D Connect-navigatie.
Bij het starten van de auto kan er geen stand
worden geselecteerd zolang het controlelampje
READY brandt.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde
stand geactiveerd en wordt deze op het
instrumentenpaneel weergegeven (behalve bij de
stand Normaal).
Elke keer dat het contact wordt aangezet, wordt
standaard de stand Normaal geselecteerd.
Normaal
Deze stand optimaliseert de actieradius en
rijprestaties.
Voor maximaal koppel en vermogen moet u het
gaspedaal volledig intrappen.
Page 173 of 324

171
Rijden
6De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de
rijsnelheid uitsluitend door af te remmen op de
motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam
af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het
gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
–
als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en
u zelf niet remt,
–
als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw
voorligger,
–
als het systeem de snelheid niet voldoende kan
verminderen om een veilige afstand te bewaren,
zoals in een steile afdaling.
Gevallen die niet door de radar worden
gedetecteerd:
–
Stilstaande voertuigen (file, autopech enz.).
–
T
egemoetkomende voertuigen.
In de volgende situaties moet de bestuurder de
snelheidsregeling onderbreken:
– Bij het rijden achter een smal voertuig.
– Voertuigen die niet in het midden van de rijstrook
rijden.
– Voertuigen die een bocht in rijden.
– V oertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.
Schakel de snelheidsregelaar weer in zodra de
omstandigheden dit toelaten.
Situaties waarin de bestuurder onmiddellijk de
controle moet overnemen:
–
Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto
en de voorligger.
–
De voorligger remt zeer sterk af.
De adaptieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige
regen.
De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve snelheidsregeling is
beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast
als het verschil tussen de ingestelde snelheid
van uw auto en de snelheid van de voorligger te
groot wordt.
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw
voorligger te groot wordt, kan het systeem de
snelheid van uw auto niet meer aanpassen: de
regelaar wordt automatisch uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de adaptieve snelheidsregelaar
wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en
de melding "Storing functies hulp bij het rijden".
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Page 176 of 324

174
Rijden
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel en/of op
het display met waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels of de airbag vóór aan
passagierszijde branden om aan te geven dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de
passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
uitvoering). Het automatische remsysteem is
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
vastgemaakt.
Lane Departure Warning
System
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Active Safety Brake
Deze functie wordt ook het automatische
noodremsysteem genoemd en grijpt na de
waarschuwing met geluidssignaal in als de
bestuurder het rempedaal niet snel genoeg intrapt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of een aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
De snelheid wordt verlaagd met maximaal 25 km/h (uitvoeringen met alleen camera) of
met maximaal 50
km/h (uitvoeringen met camera
en radar).
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig, voetganger of
fietser wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid ligt tussen 10
en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar.
Als het automatische noodremsysteem wordt
gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan het automatische noodremsysteem op elk gewenst moment
uitschakelen door een ferme stuurbeweging te
maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan zwaar voelen en iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
gewijzigd.
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Storing
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden met in sommige
gevallen de melding "Sensor blind".
Uitvoering met alleen camera: het systeem is
uitgeschakeld.
Uitvoering met camera en radar: het systeem kan
blijven werken met verminderde functie.
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en
controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt.
Page 223 of 324

221
In geval van pech
8► Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel 1 handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een slotbout,
moet u deze vastdraaien met wielsleutel 1 voorzien
van dop 4 .
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de Active Safety
Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
BandenspanningscontrolesysteemHet stalen reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de rand
ervan vervolgens rondom met de hand vast.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
Page 303 of 324

301
Trefwoordenregister
12V-accu 197, 204, 227, 227–229
180° te openen
44–45
180° zicht naar achteren
182
A
Aanhanger 105, 198
Aanhangergewichten
233–234, 240
Aansluiting 12 V
71
Aansluiting 220 V
72
ABS
103
Accessoires
100
Accu laden
228–229
Achterbank
58–59
Achterdeuren
33–34, 44–45, 224–225
Achterklep
33–34, 36, 45
Achterportieren
44–45
Achterruitverwarming
84
Achterstoel en -bank op rails
58–59, 63–64
Achteruitrijcamera
159, 180, 182
Achteruitrijlicht
224, 226
Actieradius AdBlue®
19, 203
Active Safety Brake
171–172, 174
Adaptieve cruise control met Stop-functie
163
Adaptieve snelheidsregelaar
163, 168, 170–171
AdBlue®
19, 206
AdBlue® bijvullen
207
AdBlue®-reservoir
207
Advanced Grip Control
105–106
Afmetingen
242
Afstandsbediening
28–33, 35, 141
Afzetten van de motor
141, 143
Airbags 110, 112–113, 115
Airbags vóór
111–112, 115
Airconditioning
80–81, 83
Airconditioning (handbediend)
81, 84
Airconditioning met gescheiden regeling
84
Alarmknipperlichten
100, 212
Alarmsysteem
46–47
Algemeen menu
25, 247
Allesdragers
199
Android Auto verbinding
266, 284
Antiblokkeersysteem (ABS)
103–104
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
29
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
104, 106
Apple®-speler
252, 264, 289
Apple CarPlay verbinding
265, 284
Apps
285
Armleuning vóór
52
Audiokabel
288
Autogegevens
298
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
82
Automatische ruitenwissers
97
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
148, 150–153, 205, 228
Automatisch inschakelen verlichting
93
Automatisch noodremsysteem
171–172, 174
AUX-aansluiting
251, 264, 288
B
Bagageafdekking 73
Bagagenet voor hoge belading
75
Bagageruimte 45
Banden
205, 245
Bandencompressor
214
Banden oppompen
205, 245
Bandenreparatieset
214–217
Bandenspanning
205, 214, 216, 245
Bandenspanningscontrole (met set)
214, 216–217
Bandenspanning te laag (detectie)
156
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
36, 87
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
36
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
247, 259, 273
Beladen
74, 199
Beveiliging tegen beknellen ~ Klembeveiliging
76
Bijvullen AdBlue®
203, 207
Binnenspiegel
54
BlueHDi
19, 203, 212
Bluetooth (handsfree set)
253, 266–267, 289–290
Bluetooth (telefoon)
266–267, 289–291
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
255
Bluetooth-verbinding
253, 266–267, 285, 289–291
Boordcomputer
23–24
Boordgereedschap
213
Brandstof
7, 184
Brandstofadditief
203–204
Brandstofniveaumeter
184–185
Brandstoftank
184, 184–185
Brandstof tanken
184–185
Brandstoftank leeg (diesel)
212
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
184–185
Page 304 of 324

302
Trefwoordenregister
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 184–185
Buitenspiegels
53–54, 84, 177–178
C
Carrosserie 210
Carrosserie-onderhoud
210
CD
251
CD MP3
251
CD-/MP3 -speler
251
Centrale vergrendeling
28, 33, 37
Claxon
103
Configuratie van de auto
25
Connectiviteit
284
Contact
143–144, 291
Contact aangezet
144
Controlelampjes
11
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
controle
18
Controlepaneel
189–190
Controles
201, 204–206
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
249–250, 263, 287–288
Dagteller
22
Dashboardkastje
70
Datum (instellen)
27, 269, 293
Datum instellen
27, 269, 293
Derde remlicht
225
Detectie obstakels 178
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
156–157, 216, 221
De tractiebatterij laden
190
Dieselmotor
184, 201, 212, 234
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting)
249, 263, 287–288
Dimlicht
91, 222–223
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
22
Display instrumentenpaneel
23
Dodehoekbewaking
177, 178
Dubbele cabine met vaste achterbank
67–69
Dubbele cabine met wegklapbare bank
69
Dynamische noodrem
146–148
E
Eco-mode ~ Eco-modus 197
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand
154
Eendelige vaste bank
59–60
Een lamp vervangen (achterdeuren)
224
Electronic Stability Program (ESC)
104, 106
Elektrisch bedienbare schuifdeur
33–34, 39–42
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend
145–148, 205
Elektrische ruitbediening
48
Elektrisch verstelbare stoelen
50–51
Elektromotor
5, 8, 25–26, 143, 186,
199, 201, 227, 231, 240
Elektronische remdrukregelaar (REF)
103
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic
Brake Force Distribution (EBD)
103–104
Elektronische sleutel
28, 144
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,
elektronische
141
Elektronisch Stabiliteits Programma
(ESP)
103–106
Energiestromen
26
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
103
Etiketten
5, 58–59
Extra verwarming
46, 85–87
F
Flacon AdBlue® 207
Follow me home-verlichting
29
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-
verlichting
93
Frequentie (radio)
287
G
Gekoppeld navigatiesysteem 281–283
Geluidssignaal stil voertuig
(elektrische auto)
103, 140
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrische auto)
103, 140
Geprogrammeerd laden
26
Geprogrammeerd laden
(elektrische auto)
25–26, 188, 193, 196
Gereedschap
214, 217
Page 306 of 324

304
Trefwoordenregister
L
Laadkabel 190
Laadkabel (elektrische auto)
189
Laadniveaumeter (elektrische auto)
21
Laadschot
74
Laadstekker (elektrische auto)
188, 193, 195–196
Laadsysteem (elektrische auto)
5, 8, 25, 186, 201
Laadzone
30–31, 38, 74
Laden accu ~ Accu laden
228–229
Laden tractiebatterij
190
Laden via een normaal stopcontact
190
Lader voor versneld laden (wallbox)
189
Lak
210, 244
Lampen
222
Lampen (vervangen)
221, 224
Lampen vervangen
221, 221–222, 224–226
Lane Departure Warning System (LDWS)
175
Leder (onderhoud)
2 11
Lekke band
214–215, 217
Lendensteun
49, 53
Lendensteun, verstelling
49
Lichtschakelaar
91
Lokaliseren van de auto
29
Luchtfilter
204
Luchtfilter (vervangen)
204
Luchtrecirculatie
82–83
M
Massagefunctie 53
Matte lak
210
Matten 70, 159
Mat verwijderen
70
Meldingen
292
Menu
265
Menu's (audio)
260–261, 273–274
Menustructuren display
265
Milieu
7, 36, 87, 140
Minimaal laadniveau tractiebatterij
(elektrische auto)
21
Mistachterlicht
91, 224, 226
Mistlampen vóór
91, 224
Mobiele app
26, 88, 196
Moduwork
55–57
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
199
Motor
206
Motoren
233
Motorkap
200–201
Motorkapsteun
200–201
Motorolie
202
Motorolieniveaumeter
18
MP3 (CD)
251
Multifunctioneel display (met autoradio)
247
N
Navigatiesysteem 279–281
Netaansluiting (standaardstekker)
189
Niveau AdBlue®
203
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
203–204
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
18, 203
Niveau koplampsproeiervloeistof ~
Koplampsproeiervloeistofniveau
97
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
203
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
97, 203
Niveaus controleren
201–203
Niveaus en controles
201–203
Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
203
Noodbediening achterklep
36
Noodbediening portieren
28, 35–36
Noodoproep ~ Urgence-oproep
101
Noodprocedure starten
144, 227
Noodremassistentie ~ Brake Assist
System (BAS)
104, 173
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake
Assist System (BAS)
104
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
22
O
Oliefilter 204
Oliefilter (vervangen)
204
Olieniveau
18, 202
Oliepeilstok
18, 202
Olieverbruik
202
Onder de motorkap ~ Motorruimte
201
Onderhoud (adviezen)
187, 209
Onderhoudsadviezen
187, 209
Onderhoudscontroles
17, 204, 206