display Peugeot iOn 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: iOn, Model: Peugeot iOn 2018Pages: 136, PDF Size: 5.83 MB
Page 9 of 136
7
Instrumentenpaneel
Meters
1.Indicator laadtoestand tractiebatterij.
Weergave selectiehendelstand.
2. Energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator.
3. Snelheidsmeter.
Verklikkerlampje tijdelijk verminderde
werking motorrem.
4. Display.
Display
A.Kilometerteller.
B. Dagteller (traject A of B).
C. Dimmer dashboardverlichting.
D. Resterende afstand tot onderhoud.
E. Resterende tijd tot onderhoud.
F. Bandenspanningscontrolesysteem.
G. Actieradiusindicator.
Waarschuwings- en verklikkerlampjes
Deze lampjes geven de bestuurder
informatie over de werking van een
systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of
waarschuwen de bestuurder in het geval van
een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes enkele seconden branden.
Bij het starten moeten deze lampjes weer
uitgaan.
Als ze blijven branden, controleer dan voordat
u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes kunnen gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal.
Lampjes kunnen permanent branden of
knipperen.
Een aantal lampjes heeft beide
mogelijkheden. Of het permanent branden
of knipperen van een lampje duidt op een
storing, is afhankelijk van de werkingsfase
van de auto.
5.
Regelknop weergave display.
Geeft de verschillende functies
achtereenvolgens weer.
Op 0 zetten van de geselecteerde functie
(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de lichtsterkte van de
verlichting.
Paneel waarin de verschillende instrumenten
en verklikkerlampjes van de auto zijn
ondergebracht.
1
Instrumentenpaneel
Page 17 of 136
15
Bij koud weer wordt er minder energie
teruggewonnen tijdens het vaart minderen.
Kilometerteller Charge-zone
De wijzer slaat naar links uit. Hoe meer de
tractiebatterij tijdens het vaart minderen en
remmen wordt opgeladen, hoe meer de wijzer
naar links uitslaat.
Display op het
instrumentenpaneel
Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u,
door een paar keer achter elkaar op de knop
A te drukken, verschillende gegevens op het
display weergeven.
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan. Druk op de toets A
.
De totale kilometerstand wordt weergegeven
op het display.
Eenheid boordcomputer wijzigen
Houd wanneer de kilometerteller wordt
weergegeven toets A enkele seconden
ingedrukt om de eenheid van de
boordcomputer (km/h of mph) te wijzigen.
De actieradiusindicator wordt weergegeven in
de eenheid (km of mijl) die overeenkomt met
die van de boordcomputer (km/h of mph).
Dagteller (traject A of B)
Deze twee waarden geven de afgelegde
afstand aan voor de trajecten A en B sinds de
laatste nulstelling van de teller. Druk op de knop A om het gewenste traject
weer te geven.
Resetten
Houd wanneer bij aangezet contact een van de
trajecten A of B wordt weergegeven de knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
1
Instrumentenpaneel
Page 18 of 136
16
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Druk bij in- of uitgeschakelde koplampen
op de knop A om de functie te selecteren.
Houd de knop ver volgens ingedrukt om de
lichtsterkte van de dashboardverlichting en de
sfeer verlichting in te stellen op "dag" of "nacht".
Elke keer dat u op de knop A drukt, neemt de
lichtsterkte toe.
Wanneer de maximale lichtsterkte is bereikt
en u nogmaals op de knop drukt, gaat de
dashboardverlichting over op de minimale
lichtsterkte.
Laat de knop A los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Zodra u de knop A loslaat wordt de instelling
geregistreerd en opgeslagen wanneer het
contact wordt afgezet.
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan
hoever u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator.
Deze informatie kan op twee manieren worden
aangegeven:
-
d
e resterende afstand (in kilometers of
mijlen),
-
d
e resterende tijd (in maanden) tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Druk na het aanzetten van het contact een
paar keer achter elkaar op de knop A tot de
onderhoudsindicator in de gewenste eenheden
wordt aangegeven.
Werking
1. Het display geeft de resterende afstand
of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt
w e e r.
2. Het display geeft aan dat de
auto binnenkort toe is aan een
onderhoudsbeurt.
Elke keer dat het contact wordt aangezet,
wordt gedurende enkele seconden de
onderhoudssleutel weergegeven om
u eraan te herinneren dat u op korte
termijn een onderhoudsbeurt moet laten
uitvoeren.
3. Na het uitvoeren van de onderhoudsbeurt
is de indicator gereset en wordt de
resterende afstand/tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt weer aangegeven.
Instrumentenpaneel
Page 19 of 136
17
Onderhoudsindicator op nul
zetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Doe dit als volgt:
F
Z
et het contact af (contact in de stand
LOCK of ACC).
F
D
ruk herhaaldelijk op de knop voor het
resetten A tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
F
H
oud de knop voor het resetten enkele
seconden ingedrukt tot de sleutel
knippert .
F
D
ruk ter wijl de sleutel knippert op de knop
voor het resetten waarna " CLEAR" wordt
weergegeven in plaats van " ---".
De afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt wordt weergegeven. De weergave "
---" die aangeeft dat de
auto toe is aan een onderhoudsbeurt
wordt automatisch gereset nadat er
een bepaalde tijd is verstreken of een
bepaalde afstand is afgelegd. Het display
toont dan de reseterende tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Bandenspanningscontrole
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F
h
oud de knop A gedurende ten minste
3
seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje
van de bandenspanningscontrole knippert
langzaam tot het systeem is gereset.
1
Instrumentenpaneel
Page 20 of 136
18
Selecteren van de gemonteerde
set banden
Als u een tweede bandenset met sensor hebt
geregistreerd, selecteer dan elke keer dat de
banden gewisseld worden de desbetreffende
set op het display van het instrumentenpaneel.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F
h
oud knop A meer dan 10 seconden
ingedrukt om achtereenvolgens te wisselen
van bandenset 1 naar bandenset 2 of vice
versa.
Actieradiusindicator
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot de
tractiebatterij leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er " ---" op het display aangegeven.
De actieradius kan in kilometers of mijlen
worden weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kilometerteller
en het wijzigen van de eenheden.
Instrumentenpaneel
Page 30 of 136
28
Matten
Om de mat aan de bestuurderszijde te
verwijderen: schuif de bestuurdersstoel
zo ver mogelijk naar achteren en neem de
bevestigingen los.
Leg de mat om deze weer aan te brengen weer
terug op de pennen en klem de bevestigingen
vast. Controleer of de mat goed vastzit.Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
G
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
L
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
12V-accessoireaansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Zonneklep
Dashboardkastje
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje
als er iemand op de voorpassagiersstoel zit
– bij een noodstop of een aanrijding kan dit
leiden tot ernstig letsel!
De zonnekleppen kunnen worden gebruikt door
ze naar voren te klappen of, nadat ze uit de
haak zijn ver wijderd, opzij te klappen.
Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en
een houder voor pasjes. 4. Open opbergvak
5. Peugeot Connect USB – USB-speler
6. Portiervak
Ergonomie en comfort
Page 37 of 136
35
Toetsen
1.AAN/UIT, gegevensoverdracht.
2. MODE: hiermee kan een keuze worden
gemaakt uit de beschikbare functies
(begin laden, laadduur, thermisch
comfor t).
3. Direct beginnen met laden van de auto
(de geprogrammeerde waarden worden
gereset).
4. Instellingen.
Display
1.Indicator status gegevensoverdracht.
2. Laadindicator.
3. Storingsindicator.
4. Indicator laadtoestand tractiebatterij.
5. Indicator status te programmeren
laadfuncties.
6. Indicator resterende laadtijd.
7. Indicator status thermische
comfortfunctie.
Aan/uit
Schuif de antenne uit.
Houd deze knop enige tijd ingedrukt
om de afstandsbediening in of uit te
schakelen.
Als de afstandsbediening niet binnen
30 seconden wordt gebruikt, wordt hij
automatisch weer uitgeschakeld.
Programmeren van het
begintijdstip van het laden
Deze functie wordt gebruikt om de starttijd voor
het laden van uw auto in te stellen.
(Voorbeeld: Als het 19.00 uur is op het moment
van programmeren en de tijd wordt ingesteld
op 2 uur, begint het laden om 21.00 uur.)
Schakel de afstandsbediening in.
Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de starttijd voor het laden in door de
pijltoetsen in te drukken: dit gaat in stappen van
0,5 uur per keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
3
Ergonomie en comfort
Page 38 of 136
36
Als de starttijd wordt geprogrammeerd
zonder de laadduur te programmeren,
wordt de tractiebatterij volledig opgeladen.
Programmeren van de
laadduur
Deze functie wordt gebruikt om de laadduur
voor uw auto in te stellen.
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van de laadduur te selecteren.Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de laadduur in door de pijltoetsen in te
drukken: dit gaat in stappen van 0,5 uur per
keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
U kunt een laadduur van 0,5 tot 19,5 uur
instellen. U kunt echter ook de duur "-h"
selecteren: in dit geval stopt het laden,
zodra de tractiebatterij volledig opgeladen
is. Deze duur is standaard ingesteld. Als de laadduur wordt geprogrammeerd
zonder de starttijd voor het laden te
programmeren, begint het laden van de
tractiebatterij onmiddellijk en duurt het
laden voort tot de geprogrammeerde
laadduur is verstreken.
Annuleren van de
geprogrammeerde waarden
Met de afstandsbediening
Druk op de toets voor het direct
beginnen met laden en druk
ver volgens kort op de A AN/UIT-
toets om de gegevens naar de auto
te versturen.
Met het contactslot
Zet het contact in de stand ON
en ver volgens in
de stand LOCK .
De met de afstandsbediening
geprogrammeerde waarden, worden
elke keer dat de auto wordt gestart
automatisch geannuleerd.
Programmeren van het
thermische comfort
Deze functie wordt gebruikt voor het
programmeren van de werking van de:
-
verwarming,
-
airconditioning,
-
ontwaseming.Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om de werking van
de verwarming, airconditioning en
ontwaseming te programmeren.
-
D
e selectiehendel staat in de stand P .
-
H
et contact staat in de stand LOCK .
-
D
e kabel voor normaal laden is
aangesloten op de auto.
-
A
lle portieren zijn goed gesloten.
-
D
e laadtoestand van de tractiebatterij
is voldoende (minimaal 1 streepje).
Voor maximale efficiëntie van de
programmering van het thermische
comfort moeten alle ruiten van de auto
gesloten zijn.
Ergonomie en comfort
Page 39 of 136
37
Een van deze symbolen verschijnt op het
display. Hiermee wordt de huidige status van
het thermische comfort aangegeven.
Selecteer met de pijltoetsen de gewenste
functie.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
Beschikbare functies Activeren van de functies
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van het thermische comfort te selecteren.Koelen: inschakelen van de
airconditioning en ventilatie in
het interieur via de middelste
ventilatieroosters.
Verwarmen: inschakelen
van de ver warming in het
interieur en de ventilatie via
de onderste ventilatieroosters.
De stoelver warming van de
bestuurdersstoel wordt ook
geactiveerd, mits deze functie is
ingeschakeld. Ontwasemen: inschakelen
van de achterruitverwarming,
de buitenspiegelverwarming
(afhankelijk van de
uitvoering), de ventilatie en de
ver warming in het interieur,
via de zijventilatieroosters
en de ver warming van de
bestuurdersstoel mits deze
functie is ingeschakeld.
Uitschakelen van de functie
voor het programmeren van het
thermische comfort en annuleren
van de geprogrammeerde
waarden.
Indicator van de laadtoestand
van de tractiebatterij
U kunt op de afstandsbediening de
laadtoestand van de tractiebatterij controleren.
Tractiebatterij volledig geladen.
Tractiebatterij voor de helft geladen.
Tractiebatterij bijna ontladen.
Tractiebatterij ontladen.
Vervangen van de batterijen
Batterijtype: CR2032
Maak het kapje los en ver vang de twee
batterijen.Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in als klein chemisch afval.
3
Ergonomie en comfort
Page 72 of 136
70
Starten van de auto
Bij ingeschakelde elektromotor wordt P
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt om de
selectiehendel uit de stand P te halen.
F Selecteer de stand voorruit ( D) of achteruit ( R).F Zet de parkeerrem vrij.
Stilzetten van de auto
Uitzetten van de motor: selecteer de stand P .
Trek altijd de parkeerrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Om de sleutel uit het contact te halen, moet de
selectiehendel in de stand P staan.
Voor het slepen van uw auto moet de
selectiehendel in de stand N staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de
auto .
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en
permanent de spanning van de vier banden
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gedetecteerd dat de spanning van een
of meer banden te laag is ten opzichte van de
in het systeem opgeslagen referentiespanning.
Deze referentiespanning moet worden gereset
als de spanning van een band is aangepast of
een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de
identificatiecodes van de sensoren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
U kunt twee sets banden in het geheugen
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld:
wielen met zomerbanden en wielen met
winterbanden).
Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
waakzaam blijven.
F
L
aat het rempedaal los, de auto zet
zich met lage snelheid in beweging om
manoeuvreren te vereenvoudigen.
F
G
eef gas om naar voren of naar achteren te
rijden.
F
" D " of " R" verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel.
Rijden