Peugeot Partner 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2013, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2013Pages: 236, PDF Size: 9.36 MB
Page 121 of 236

   
 
Wiel verwisselen  
 
11 9
7
 
 
4. WERKWIJZE 
 
 
-   Plaats de kop van de krik in het 
steunpunt bij het te verwisselen 
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk 
van de krik op een stevige 
ondergrond staat en zich loodrecht 
onder het steunpunt bevindt 
   
-   Draai de krik uit tot het wiel loskomt 
van de grond. 
   
-   Draai alle wielbouten geheel los. 
   
-   Verwijder de wielbouten en het 
wiel.      
 
-   Verwijder de wieldop door deze 
los te trekken met behulp van het 
hiervoor bestemde gereedschap. 
   
-   Draai de wielbouten iets los.   Draai de krik niet uit voordat de 
wielbouten van het te verwisselen 
wiel iets zijn losgedraaid en het 
wiel dat zich schuin tegenover 
het te verwisselen wiel bevindt, is 
geblokkeerd met een wielblok.  
 
  
Page 122 of 236

   
 
Wiel verwisselen  
 
120
 
 
-   Laat de auto volledig zakken 
door de krik omlaag te draaien en 
verwijder de krik vervolgens. 
   
-   Draai de wielbouten met de 
wielsleutel volledig vast, zonder te 
forceren. 
   
-   Berg het wiel met de lekke band op 
in de reservewielhouder.    
-   Hang de reservewielhouder op aan 
de haak en draai deze omhoog met 
behulp van de bout en de wielsleutel.  
  Ga nooit onder een auto liggen die 
alleen op de krik steunt (gebruik 
bokken). Gebruik nooit ander 
gereedschap dan de wielsleutel.  
 
 
5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL 
 
 
 
-   Plaats het wiel op de naaf en draai 
de wielbouten met de hand vast. 
   
-   Draai de wielbouten met de 
wielsleutel enigszins vast.  
Page 123 of 236

   
 
Sneeuwscherm  
 
121
SNEL WEER OP WE
G
7
AFNEEMBAAR
SNEEUWSCHERM 
 
Afhankelijk van het land van 
bestemming wordt het afneembare 
sneeuwscherm op het onderste 
gedeelte van de voorbumper geplaatst 
om een opeenhoping van sneeuw bij 
de koelventilateur van de radiateur te 
voorkomen. 
  Vergeet niet het sneeuwscherm te 
verwijderen als de buitentemperatuur 
hoger is dan 10°C (en er geen kans 
op sneeuw meer is) of als de auto een 
aanhanger trekt. 
   
PLAATSEN 
   
VERWIJDEREN 
 
 
 
-   Steek een schroevendraaier in de 
opening ter hoogte van de clips. 
   
-   Wip de vier clips  B 
 één voor één 
los.  
     
 
-   Breng het afneembare 
sneeuwscherm aan in de richting 
van de centreerstift  A 
 op de 
voorbumper. 
   
-   Zet het scherm vast door de vier 
hoeken aan te drukken ter hoogte 
van de clips  B 
.  
 
 
 
6.  MONTEREN VAN HET 
GEREPAREERDE WIEL 
  Het wiel dient op dezelfde manier te 
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet 
bovendien niet de sierdop te monteren. 
  Zie in de rubriek 8 het gedeelte 
"Identificatie" voor de plaats van de 
sticker met informatie over de banden. 
  Zie in de rubriek 2 het 
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk 
"Bandenspanningsdetectie" voor 
aanbevelingen na het vervangen van 
een wiel met bandenspanningssensor. 
  Het noodreservewiel is niet 
geschikt voor het afleggen van 
lange afstanden. Laat zo snel 
mogelijk het aanhaalmoment van de 
wielbouten en de bandenspanning 
van het noodreservewiel controleren 
door het PEUGEOT-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
Laat bovendien de lekke band zo 
spoedig mogelijk repareren en het 
oorspronkelijke wiel in de plaats 
van het reservewiel monteren door 
het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.   
Page 124 of 236

   
 
Sneeuwkettingen  
 
122
 
 
 
 
 
SNEEUWKETTINGEN
 
 
Onder winterse omstandigheden 
verbeteren sneeuwkettingen de tractie 
en het remgedrag van de auto. 
   
Uitsluitend de aangedreven wielen 
mogen van sneeuwkettingen 
worden voorzien. Een 
noodreservewiel mag niet worden 
voorzien van een sneeuwketting.  
   
Houd u altijd aan de ter plekke 
geldende regelgeving over het 
gebruik van sneeuwkettingen en 
de maximaal toegestane snelheid.     
Montagetips 
   
 
 ) 
  Als u onderweg sneeuwkettingen 
moet monteren, zet de auto dan 
langs de kant van de weg stil op 
een vlakke ondergrond. 
   
 ) 
  Trek de handrem aan en plaats 
eventueel wielblokken voor of 
achter de wielen om te voorkomen 
dat de auto wegglijdt. 
   
 ) 
  Monteer de sneeuwkettingen, volg 
daarbij de aanwijzingen van de 
fabrikant. 
   
 ) 
  Rijd langzaam weg en rijd een 
klein stukje met een snelheid van 
maximaal 50 km/h. 
   
 ) 
  Zet de auto stil en controleer of de 
kettingen correct gespannen zijn.  
 
   
Rijd niet met sneeuwkettingen 
op een sneeuwvrij gemaakte 
weg om schade aan de banden 
en het wegdek te voorkomen. Het is 
raadzaam voor vertrek het monteren 
van de sneeuwkettingen te oefenen; 
doe dit op een vlakke en droge 
ondergrond. Als uw auto is voorzien 
van lichtmetalen velgen, controleer dan 
of de ketting en de bevestigingen de 
velg niet raken.  
     
 
Gebruik uitsluitend kettingen die 
geschikt zijn voor het type velg van uw 
auto: 
   
Maat van de af 
fabriek gemonteerde 
banden   
 
Maximale 
afmeting van de 
schakels  
   
195/65 R15  
   
9 mm      
195/70 R15  
   
205/65 R15  
   
215/55 R16  
   
215/50 R17  
  Neem voor meer informatie over 
sneeuwkettingen contact op met 
het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.  
  
Page 125 of 236

   
 
Lamp vervangen  
 
123
SNEL WEER OP WE
G
7
 
LAMPEN VERVANGEN 
 
 
Type B 
 
  Lamp met bajonetsluiting: 
druk de lamp iets in en 
draai hem linksom. 
      
Type A 
 
 
Volledig glazen lamp: de 
lamp is gemonteerd met een 
drukbevestiging. Trek de 
lamp daarom voorzichtig los. 
   
Open de motorkap. Steek uw hand 
achter de reflector voor toegang tot de 
lampen. 
  Ga in omgekeerde volgorde te werk 
voor het vervangen van een lamp en 
controleer altijd of de beschermkap 
weer goed is gesloten.  Type C 
 
  Halogeenlamp: duw 
de borgveer open en 
verwijder de lamp uit de 
lamphouder.     
Het vervangen van een 
halogeenlamp moet altijd met 
uitgeschakelde verlichting 
plaatsvinden. Wacht enkele minuten tot 
de lamp afgekoeld is (risico van ernstige 
brandwonden). Raak de lamp nooit met 
uw vingers aan, gebruik hiervoor een 
zachte, niet-pluizende doek. 
  Het is normaal dat aan de binnenzijde 
van de koplampen enige condensvorming 
optreedt. Bij regelmatig gebruik van de 
auto zal deze vanzelf verdwijnen.   Het vervangen van een lamp dient 
plaats te vinden met afgezet contact 
of losgekoppelde accu. Wacht na het 
vervangen van een lamp 3 minuten 
met het aansluiten van de accu. 
  Controleer telkens als u een lamp 
vervangt of deze goed werkt.  
 
 
Hogedrukreiniging 
   
Lampen 
 
Uw auto is voorzien van verschillende 
typen lampen. Verwijder ze als volgt:   Probeer hardnekkig vuil niet van 
de koplampen, achterlichten en 
omgeving te verwijderen met een 
hogedrukreiniger, om te voorkomen 
dat de vernislaag en de afdichtrubbers 
beschadigd raken.  
   
Type D   
  Lichtdiode (LED): raadpleeg 
voor het vervangen van 
de dagrijverlichting het 
PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.   
Page 126 of 236

   
 
Lamp vervangen  
 
124
 
 
3. 
  Richtingaanwijzers 
   
   Type B 
, PY21W - 21W 
(amberkleurig) 
   
 
-   Verwijder het deksel door aan de 
flexibele rubber lip te trekken. 
   
-   Draai de lamphouder een kwart 
omwenteling linksom. 
   
-   Druk de lamp iets in en draai 
hem linksom. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Plaats het deksel terug en 
controleer of het rondom 
goed aansluit voor een goede 
afdichting.   2. 
  Parkeerlicht 
   
   Ty p e  A 
, W5W - 5W 
   
 
-   Trek aan de rubber borglip en 
verwijder het deksel. 
   
-   Trek aan de stekker om de 
met een drukbevestiging 
gemonteerde lamphouder los te 
nemen. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Plaats het deksel terug en 
controleer of het rondom 
goed aansluit voor een goede 
afdichting.  
 
 
KOPLAMPEN 
 
 
 
1. 
  Dimlicht/Grootlicht 
   
   Type C 
, H4 - 55W 
   
 
-   Trek aan de rubber borglip en 
verwijder het middelste deksel. 
   
-   Neem de stekker los. 
   
-   Maak de borglip los. 
   
-   Vervang de lamp en let erop 
dat het metalen gedeelte goed 
aansluit op de groeven van de 
lampunit. 
   
-   Maak de borglip weer vast. 
   
-   Plaats het deksel terug en 
controleer of het rondom 
goed aansluit voor een goede 
afdichting.  
    
Page 127 of 236

   
 
Lamp vervangen  
 
125
7
 
 
4. 
  Mistlampen vóór 
   
  Type C 
, H1 - 55W  
   
 
-   Verwijder de drie 
bevestigingsklemmen en de bout 
uit de spatplaat onder de bumper. 
   
-   Beweeg de spatplaat omhoog. 
   
-   Verwijder de mistlamp door de bout 
los te draaien met behulp van een 
Torx© 30 schroevendraaier. De 
bout is toegankelijk via de hiervoor 
bestemde opening in de bumper. 
   
-   Maak de mistlamp los door de klem 
in te drukken. 
   
-   Verwijder de mistlamp via de 
buitenzijde. 
   
-   Draai de gele kap een kwart 
omwenteling om deze te openen. 
   
-   Buig de klemmen van de 
lamphouder uit elkaar. 
   
-   Verwijder de lamp door deze recht 
naar achteren te trekken. 
   
-   Plaats de nieuwe lamp en zet 
de klemmen weer vast. Ga in 
omgekeerde volgorde te werk om 
het lampglas en de bumper terug te 
plaatsen.  
 
 
 
ZIJKNIPPERLICHT 
 
 
Ty p e  A 
, WY5W - 5W (amberkleurig) 
   
 
-   Druk het zijknipperlicht naar 
achteren en maak het los door het 
naar voren te trekken. 
   
-   Een nieuw zijknipperlicht is 
verkrijgbaar via het PEUGEOT-
netwerk. Het zijknipperlicht vormt 
een onlosmakelijk geheel. 
   
-   Schuif het nieuwe zijknipperlicht 
achterwaarts in de opening en duw 
het vervolgens naar de voorzijde.  
   Voor/achter 
 
 
 
 
PLAFONNIERS 
 
 
Type A 
, 12V5W - 5W 
   
 
-   Maak de plafonnier los door aan 
weerszijden een schroevendraaier 
in de gleuf te steken. 
   
-   Trek de lamp los en vervang hem. 
   
-   Bevestig het lampglas en controleer 
of het goed vastzit.  
  
Page 128 of 236

   
 
Lamp vervangen  
 
126
 
 
Zie voor meer informatie "Lampen". 
   
 
1. 
  Remlichten/achterlichten 
 
 
   Type B 
, P21/5W - 21/5W 
   
2. 
  Richtingaanwijzers 
 
 
   Type B 
, PY21W - 21W 
(amberkleurig) 
   
3. 
  Achteruitrijlichten 
 
 
   Type B 
, P21W - 21W 
   
4. 
  Mistachterlicht 
 
 
   Type B 
, P21W - 21W     
 
 
-   Bepaal de plaats van de defecte 
lamp en open de achterdeuren in 
een hoek van 180°.  
  Raadpleeg in rubriek 2 het gedeelte 
"Toegang tot de auto". 
   
-   Verwijder de twee schroeven met 
behulp van de schroevendraaier 
uit de gereedschapsset onder de 
rechter voorstoel. 
   
-   Trek aan de buitenzijde de lampunit los. 
 
 
-   Houd de lampunit vast en neem de 
stekker los. 
   -   Maak de 4 borglippen los en 
verwijder de lamphouder uit de 
lampunit. 
   
-   Druk de defecte lamp iets in en 
draai hem linksom om hem te 
verwijderen. 
   
-   Vervang de lamp.  
   
 
Voor het verwijderen van de lampunit: 
   
 
-   auto's met achterklep: beweeg de 
lampunit richting het midden van de 
auto, 
   
-   auto's met achterdeuren: trek de 
lampunit naar u toe.  
   
Let er bij het terugplaatsen van 
de lampunit op dat de borglippen 
juist geplaatst worden en dat de 
bedrading niet bekneld raakt. 
  Na het vervangen van een 
richtingaanwijzer achter duurt het meer 
dan ongeveer 2 minuten voordat deze 
opnieuw geïnitialiseerd is.  
 
 
ACHTERLICHTEN
 
 
Hogedrukreiniging 
  Probeer hardnekkig vuil niet van 
de koplampen, achterlichten en 
omgeving te verwijderen met een 
hogedrukreiniger, om te voorkomen 
dat de vernislaag en de afdichtrubbers 
beschadigd raken.  
  
Page 129 of 236

   
 
Lamp vervangen  
 
127
7
 
KENTEKENPLAATVERLICHTING 
 
 
 
 
-   Draai de twee moeren los. 
   
-   Druk de pennen in. 
   
-   Neem indien nodig de stekker los 
om de het remlicht te verwijderen. 
   
-   Vervang de lamp.  
 
     
Met achterklep 
   
 
-   Wip het lampglas met behulp van 
een schroevendraaier los. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Breng het lampglas aan en druk het 
aan de bovenzijde vast.  
 
 
DERDE REMLICHT
 
 
Ty p e  A 
, W16W - 16 W  
   
Met achterdeuren 
   
 
-   Maak de bekleding aan de 
binnenzijde los. 
   
-   Druk de borglip opzij en neem de 
stekker los. 
   
-   Draai de lamphouder een kwart 
omwenteling linksom. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Plaats de lamphouder terug en sluit 
de stekker weer aan. 
   
-   Plaats de bekleding terug.  
 
     
 
Type A 
, W5W - 5W  
Page 130 of 236

   
 
Zekering vervangen  
 
128 
De zekeringenkasten bevinden zich: 
   
 
-   in het onderste gedeelte van de 
linkerzijde van het dashboard 
(achter het deksel), 
   
-   in de motorruimte (vlakbij de accu).  
  Als uw auto is voorzien van 
een trekhaak of aansluitingen 
voor carrosserie- en plancher 
cabine-ombouw wordt een extra 
zekeringenkast gemonteerd rechts 
achter de scheidingswand. 
  In de tabellen staan alleen de 
nummers van de zekeringen vermeld 
die de gebruiker met behulp van de 
tang die zich achter het opbergvakje 
in de rechterzijde van het dashboard 
bevindt, kan vervangen. Raadpleeg 
voor alle andere werkzaamheden 
het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. 
   
Vervangen van een zekering 
 
 
Vervang een defecte zekering altijd 
door een zekering met dezelfde 
stroomsterkte. 
 
  PEUGEOT is niet aansprakelijk voor 
kosten van herstel van uw auto of 
storingen die worden veroorzaakt door 
het monteren van extra accessoires 
die niet door het PEUGEOT-netwerk 
aanbevolen en geleverd worden en 
niet volgens de voorschriften zijn 
gemonteerd. Dit geldt met name voor 
apparatuur met een gezamenlijk 
stroomverbruik van meer dan 
10 milliampère.     Informatie voor monteurs: 
raadpleeg via het netwerk de 
schema's van de "Methoden" voor 
volledige informatie over de zekeringen 
en relais.   Voordat een zekering wordt vervangen, 
moet eerst de oorzaak van de storing 
opgespoord en verholpen zijn. 
   
 
-   Gebruik de tang.