Peugeot Partner Tepee 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2011Pages: 232, PDF Size: 7.47 MB
Page 61 of 232

59
ERGONOMIE EN COMFOR
T
3
Ventilatie
VENTILATIE
de zijventilatieroosters en
middelste ventilatieroosters,
Luchtopbrengst
de beenruimte,
de voorruit en de beenruimte,
de voorruit.
De luchtverdeling kan worden
gevarieerd door de knop in
een tussenstand te zetten,
aangegeven door "●".
Handmatige bediening:
Luchtverdeling
De bediening van de luchtverdeling
wordt aangegeven door middel van de
volgende pictogrammen: naar rood, toevoer van
warme lucht. van blauw, toevoer van koude
lucht, De kracht van de luchttoevoer
via de uitstroomopeningen
varieert van 1 tot 4. In de stand
0 is er geen luchttoevoer.
Zet de knop in de gewenste
stand voor een optimaal
comfort.
Bedieningspaneel verwarming
Bedieningspaneel airconditioning
Temperatuur
Zet de knop in de gewenste stand:
Page 62 of 232

60
Ventilatie
Toevoer van buitenlucht
Luchtrecirculatie in het interieur
Airconditioning A/C
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk.
Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen;
het lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de knop
van de aanjager in de stand 0 staat. De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt en de
aanjager (stand 1 t/m 4) is ingeschakeld,
wordt de capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw) sneller
vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is. Schakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk.
Page 63 of 232

61
ERGONOMIE EN COMFOR
T
3
Ventilatie
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld door de
knop naar links te draaien tot LO wordt
weergegeven of hoger dan 27 worden
ingesteld door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO
verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling,
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U
hoeft het systeem niet meer zelf bij te
regelen. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten
opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
BESTUURDER EN PASSAGIER
Page 64 of 232

62
Ventilatie
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO
zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind worden
door respectievelijk de toets
"kleine propeller"
of "grote
propeller"
in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het
display, de propeller, wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C
wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine
propeller"
van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). De ingestelde waarde
wordt niet meer geregeld en verdwijnt
van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Het symbool van de
luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Druk op de toets "grote
propeller"
of op de toets
AUTO
om het systeem weer
met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie
alleen als dit echt nodig is (om te
voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Page 65 of 232

63
ERGONOMIE EN COMFOR
T
3
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening
Zet de knop van de
temperatuurregeling in deze
stand.
Zet de aanjager in de hoogste
stand. Schakel de airconditioning in.
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in
om de lucht in het interieur te
verversen (lampje uit). Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Achterruitverwarming en/of
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor
op deze toets om de
achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch
verstelbare buitenspiegels in
te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Page 66 of 232

64
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over 4 ventilatieroosters
in het midden en opzij, die gekanteld
en naar links of rechts en omhoog of
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit
de ventilatieroosters niet, maar richt de
luchtstroom voor een optimaal comfort
tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen in de beenruimte
en bij de voorruit completeren het
geheel.
Dek de uitstroomopeningen bij de
voorruit en de openingen van de
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.
Stoffilter/geurfilter (actieve kool)
Dit fi lter beperkt het binnendringen van
stof en stank in het interieur.
Zorg ervoor dat dit fi lter in goede staat
verkeert en laat de fi lterelementen
regelmatig vervangen.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder
alle weersomstandigheden gesloten
zijn. Als de auto echter langdurig in de
zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen
de ruiten wel even geopend worden
om de ventilatie te bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur, de
luchtverdeling, de luchttoevoer
of -recirculatie automatisch en
optimaal.
Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in
perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de stilstaande auto
vormt, dit is een normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door het PEUGEOT-netwerk
controleren.
Automatische stand: programma
"zicht"
Voor het snel ontwasemen of
ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel
inzittenden, vorst) kan het programma
"comfort" (AUTO) niet toereikend
blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma
"zicht" gaat branden.
Het systeem schakelt de airconditioning
in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de
optimale luchtstroom naar de voorruit
en de zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt
uitgeschakeld.
Page 67 of 232

65
ERGONOMIE EN COMFOR
T
3
Stoelen
VOORSTOELEN
De volgende verstellingen zijn
mogelijk:
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel naar
voren of naar achteren tot de gewenste
stand is bereikt.
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Omhoog: trek de hendel omhoog en
verlicht de druk op de stoel.
Omlaag: trek de hendel omhoog en
laat uw gewicht op de stoel rusten.
2 - Rugleuningverstelling
Trek de hendel naar voren en zet
de rugleuning in de gewenste stand
door met uw rug tegen de leuning te
drukken.
Page 68 of 232

66
Stoelen
Rijd nooit zonder hoofdsteunen,
deze dienen te zijn geplaatst en
correct afgesteld.
Verstelbare armsteun
Omhoogklappen van de armsteun:
beweeg de armsteun omhoog tot deze
wordt vergrendeld.
Klap de armsteun omlaag om hem in
de gebruiksstand te zetten.
Verwijderen: zet de armsteun
in verticale positie, druk op de
ontgrendelingsknop en verwijder de
armsteun.
Terugplaatsen: klik de armsteun vast in
verticale positie.
Om de passagiersstoel neer te kunnen
klappen in de tafelstand, moet de
extra console of de armsteun worden
verwijderd.
Schakelaars stoelverwarming
vóór
Elke voorstoel kan worden uitgerust
met een schakelaar aan de zijkant van
de zitting.
Druk op de schakelaar om de
stoelverwarming in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun
Omhoog: schuif de hoofdsteun
omhoog in verticale richting.
Omlaag: druk de knop in en schuif de
hoofdsteun omlaag in verticale richting.
De hoofdsteun is correct afgesteld als
de bovenzijde van het hoofd en de
bovenzijde van de hoofdsteun zich op
dezelfde hoogte bevinden.
Verwijderen: druk op de knop en trek
de hoofdsteun omhoog.
Terugplaatsen: steek de stangen van
de hoofdsteunen in de desbetreffende
openingen, onder dezelfde hoek als de
rugleuning.
Page 69 of 232

67
ERGONOMIE EN COMFOR
T
3
Stoelen
ACHTERBANK
Elk deel 1/3 - 2/3 is neerklapbaar, en
vervolgens los te verwijderen.
Hoofdsteun
Hoogste stand: optillen en omhoog
trekken.
Laagste stand: druk op de bovenkant
om hem lager te zetten.
Om hem te verwijderen, na hem
omhoog te hebben gebracht, op de lip
drukken en de hoofdsteun optillen.
Om hem weer te plaatsen, de stangen
van de hoofdsteun in de openingen
plaatsen, loodrecht ten opzichte van de
rugleuning
.
De achterbank 1/3 - 2/3 is voorzien van
hoofdsteunen.
Page 70 of 232

68
Stoelen
Neergeklapte stand
Voorbeeld van handelingen voor het
deel 1/3. Deze zijn identiek voor het
deel 2/3.
- Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
- Schuif, indien nodig, de voorstoelen
naar voren.
- Druk de grijze knop aan de
bovenzijde van de rugleuning in.
- Klap de rugleuning op de zitting.
- Til de grijze bedieningsstang aan
de achterzijde van de zitting op.
- Kantel het geheel naar voren.
Terugplaatsen
Druk de rode knop in en kantel het geheel
naar achteren tot in de vergrendeling.
Zet de rugleuning rechtop.
De vergrendeling van de stoel is correct
als de rode knop (aan de bovenzijde van
de rugleuning) niet meer zichtbaar is.
Controleer de correcte
vergrendeling op de vloer van de
stoel als hij is teruggeklapt.