Peugeot Partner Tepee 2012 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2012Pages: 240, PDF Size: 7.44 MB
Page 101 of 240

99
ERGONOMI
E en
COMFOR
T
3
Praktische voorzieningen
BAGAGESCHERM
Het bagagescherm is een fl exibel
scherm met oprolmechanisme. Let
erop geen zware voorwerpen te
plaatsen op het scherm in uitgerolde
positie.
Plaats het bagagescherm zo dat de
afdekfl appen aan de achterzijde van
het bagagescherm naar u toe wijzen.
Plaats de linker nok van het
oprolmechanisme in steun A .
Plaatsen
Zet de stoelen op de derde zitrij in de
portefeuillestand.
Til het deksel van de opbergruimte in
de dorpel van de bagageruimte op.
Neem het oprolmechanisme in het
midden vast en duw het in de richting
van de linker stijl.
Til het geheel op. Druk de rechter nok in en plaats deze
recht voor steun B .
Laat het oprolmechanisme los zodat
het in de steun valt.
Rol het bagagescherm uit tot aan de
achterste zijstijlen.
Plaats de uiteinden in de hiervoor
bestemde achterste openingen om het
bagagescherm te spannen.
Page 102 of 240

100
Praktische voorzieningen
Verwijderen
Trek het bagagescherm vanuit de
bagageruimte naar u toe om het uit de
steunen te verwijderen.
Geleid het bagagescherm tijdens het
oprollen.
Neem de klemmen van de drie schermen
los van de hoofdsteunen op de tweede zitrij.
Druk het oprolmechanisme aan de
linkerzijde in om het uit de steun B te
kunnen verwijderen.
Til het scherm op en kantel het naar voren.
Opbergen
Berg het bagagescherm op in de
hiervoor bestemde ruimte in de dorpel
van de bagageruimte, met de
twee achterste fl appen naar boven.
Druk het bagagescherm eerst naar links.
Laat het los.
Berg de twee fl appen op en sluit het
deksel.
Het oprolmechanisme is
voorzien van drie schermen om
de bagageruimte af te dekken,
onafhankelijk van of de stoelen op
de tweede zitrij in de normale of
de comfortstand staan.
Elk scherm beschikt over twee
klemmen waarmee het kan worden
bevestigd aan de hoofdsteunen.
Page 103 of 240

101
ERGONOMI
E en
COMFOR
T
3
Spiegels en ruiten
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
- Zet de knop naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
- Duw de knop in de 4 richtingen om
de spiegel af te stellen.
- Zet de knop weer in het midden.
Elektrisch inklappen/uitklappen
Bij stilstaande auto en aangezet
contact kunnen de buitenspiegels
van binnenuit elektrisch worden in- of
uitgeklapt:
- Zet de knop in de middelste
stand.
- Draai de knop naar beneden.
SPIEGELS
Buitenspiegels met verwarming
De elektrisch verstelbare buitenspiegels
kunnen worden verwarmd.
Handmatig verstelbare
buitenspiegels
Stel de spiegel met behulp van de
hendel in de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de
buitenspiegels handmatig ingeklapt
worden.
Deze buitenspiegels worden niet
verwarmd.
Handmatig terugzetten
Als de buitenspiegel uit zijn
oorspronkelijke positie is geraakt,
zet dan bij stilstaande auto de
buitenspiegel met de hand terug
of gebruik de schakelaar om de
buitenspiegel terug te zetten. Druk op de toets van de
achterruitverwarming.
Page 104 of 240

102
Spiegels en ruiten
SPIEGEL NAARACHTERPASSAGIERS
Deze spiegel, die boven de
binnenspiegel is geplaatst, biedt
de bestuurder of voorpassagier
de mogelijkheid om de zitplaatsen
achterin in de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden
gedraaid, kan deze eenvoudig
handmatig worden afgesteld en is het
mogelijk een goed zicht te krijgen op
de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden
afgesteld dat deze een beter overzicht
geeft bij parkeren of inhalen.
Vensters voor tol-/
parkeerkaarten
De athermische voorruit bevat twee
niet-refl ecterende gedeelten aan
weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of
parkeerkaarten worden bevestigd.
ZIJRUITEN ACHTER
Kantel de hendel en druk deze
helemaal naar buiten om de geopende
ruit vast te zetten.
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en
nachtstand gezet worden met behulp
van het hendeltje aan de onderzijde.
Page 105 of 240

103
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen: Telkens als de schakelaar omhoog
wordt getrokken, sluit de ruit enkele
centimeters. Open de ruit volledig en
sluit de ruit.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig
is gesloten.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat direct
gedeeltelijk weer open.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het
zware punt. Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het
afzetten van het contact.
- als bij afgezet contact een
voorportier wordt geopend.
Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als een van de elektrisch bedienbare
ruiten te vaak achter elkaar geopend
en gesloten wordt, treedt een
beveiliging in werking en kan de ruit
alleen nog worden gesloten. Wacht
na het sluiten ongeveer 40 minuten.
Na deze tijd kan de ruit weer worden
bediend.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan
het zware punt om de ruit te openen
of te sluiten. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of in het geval van een storing, moet
de ruitbediening gereset worden.
Page 106 of 240

104
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
CLAXON
Druk in het midden van het stuurwiel.
HANDREM
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de
handrem goed is aangetrokken.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem
en druk op de knop om de handrem los
t
e zetten.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is a
fgezet.
Gebruik de alarmkni
pperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Als de auto stilstaat op een helling,draai dan de wielen richting trottoir en
trek de handrem aan.
Het is zeker bij een beladen auto
niet voldoende een versnelling in teschakelen bij het parkeren van de auto. Als de handrem nog (iets)
is aangetrokken, wordt
dit aangegeven door dit
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk
van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten
blijven knipperen totdat er opnieuw gas
wordt
gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de kno
p op het
instrumentenpaneel in te drukken.
Page 107 of 240

105
Parkeerhulp
VEILIGHEI
D
4
De parkeerhulp achter met
geluidssignalen en/of een
grafi sche weergave bestaat uit vier
parkeersensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper. Het systeem
waarschuwt de bestuurder voor elk
obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich binnen het bereik van
het systeem achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten
die zich direct onder de bumper
bevinden. Paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waargenomen
bij aanvang van de aanrijmanoeuvre,
maar niet meer wanneer de auto te
dicht genaderd is.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Weergave op het display
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de
neutraalstand. Een geluiddsignaal bevestigt dat
het systeem wordt ingeschakeld
zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot
het obstakel aan. Hoe dichter de auto
bij het obstakel komt, hoe korter de tijd
tussen de geluidssignalen is. Als de
auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Page 108 of 240

106
Parkeerhulp
Activeren/Deactiveren
Storing
Als het systeem bij het inschakelen van
de achteruitversnelling niet werkt, gaat
het lampje van de schakelaar branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van
een aanhanger of de montage van
een fi etsdrager (auto met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fi etsdrager).
De parkeerhulp is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is. Druk op deze schakelaar om
het systeem te activeren of te
deactiveren.
De geactiveerde of
gedeactiveerde toestand
van het systeem wordt
opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Page 109 of 240

ABS
ABS
107
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
4
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS - EBD)
Het ABS zorgt samen met de
elektronische remdrukregelaar (EBD)
tijdens het remmen voor een betere
stabiliteit en bestuurbaarheid van uw
auto, vooral op een slecht of glad
wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen, terwijl de remdrukregelaar
de remdruk over de vier wielen
verdeelt. Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display,
duidt dit op een storing in
het antiblokkeersysteem. Door deze
storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen
verliezen.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met de verklikkerlampjes
remsysteem en STOP,
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing
zou u tijdens het remmen de controle
over uw auto kunnen verliezen.
NOODREMASSISTENTIE (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt: trap het
rempedaal volledig in zonder het
los te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht
verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van het brake assist system
voort te zetten.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking
als één van de wielen dreigt te
blokkeren. Het systeem zorgt niet voor
een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie,
enz.) kan de remweg door de werking
van het ABS langer zijn. Trap het
rempedaal bij een noodstop krachtig
en volledig in en laat het niet los, ook
niet op een glad wegdek. Het ABS
zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien
van een artikelnummer van PEUGEOT.
Stop onmiddellijk op een veilige
plaats.
Raadpleeg in beide gevallen
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 110 of 240

ESP OFF
108
Veiligheid tijdens het rijden
ANTISPINREGELING (ASR)
EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMM
A
(ESP)
Deze systemen staan in verbinding met
het ABS en zijn hier een aanvulling op.
De A
SR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest.
Het s
ysteem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
t
e voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. Het systeem zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het E
SP is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in degewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESP-s
ysteem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR/ESP uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen slippen en weer grip
kunnen krijgen.
Controle van werking
Gebruiksvoorschriften
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde dat
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en
dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden
door het PEUGEOT-netwerk worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Werking van het ASR- enESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een ingreep van de ASR of het ESP.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50 km/h, Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
- Druk op de knop of draai
het knopje in de stand
ESP OFF (afhankelijk van
de uitvoering).
- Het verklikkerlampje gaat branden:
de systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.
- ingeschakeld als u
de knop indrukt of
het draaiknopje weer
terugdraait (afhankelijk
van de uitvoering).