display Peugeot Partner VP 2002.5 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2002.5, Model line: Partner VP, Model: Peugeot Partner VP 2002.5Pages: 127, PDF Size: 1.62 MB
Page 3 of 127

23-12-2002
3UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG
1 -Schakelaar snelheidsrege-
laar.
2 - Licht-/richtingaanwijzerscha-
kelaar.
3 - Airbag bestuurder. Claxon.
4 - Instrumentenpaneel.
5 - Stuurkolomschakelaarautoradio.
6 - Schakelaarruitenwissers/-sproeiers.
7 - Middelste verstelbare roosters verwarming/ventilatie.
8 - Schakelaaralarmknipperlichten.
9 - Multifunctioneel display ofklokje.
10 - Schakelaar centralevergrendeling.
11 - Schakelaars:Ð Elektrisch bediende ruiten.
Ð Zijruitontwaseming achter.Ð Airconditioning. 12 -
Voorruitontwaseming.
13 - Luidspreker (tweeter).
14 - Zijruitontwaseming.
15 - Verstelbaar zijventilatieroos- ter verwarming/ventilatie.
16 - Uitschakeling airbag aanpassagierszijde*.
17 - Bovenste dashboardkastjeof airbag passagierszijde.
18 - Onderste dashboardkastje.
19 - Autoradio RB3 of RD3.
20 - Bediening verwarming/air-conditioning.
21 - Versnellingshendel.
22 - Opbergvak.
23 - 12 V-aansluiting.
24 - Uitneembare asbak. 25 -
Aansteker.
26 - Handrem.
27 - Schakelaar stoelverwarming.
28 - Stuur-/contactslot.
29 - Stuurwielverstelling.
30 - Hendelmotorkapontgrendeling.
31 - Zekeringenkast.
32 - Koplampverstelling.
33 - Schakelaar elektrischbediende buitenspiegelpassagierszijde.
* Volgens land van bestemming.
Page 27 of 127

23-12-2002
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN29
Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau enstoring elektronische
remdrukregelaar (REF) Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Wijst op:
Ð een (iets) aangetrokken handrem.
Ð een te laag remvloeistofniveau (als het lampje ook bij losse hand- rem blijft branden).
Ð een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF), als hetverklikkerlampje brandt in combi-natie met het verklikkerlampjeABS.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLE TIJDENS HETRIJDEN
Een verklikkerlampje dat constantblijft branden of bij draaiende motorknippert, is een teken dat het desbe-treffende onderdeel of systeem nietgoed werkt. Sommige verklikkerlam-pjes kunnen branden in combinatiemet een geluidssignaal en een mel-
ding op het multifunctionele display.Negeer een dergelijke waarschuwingniet, maar raadpleeg zo snel moge-
lijk een PEUGEOT-servicepunt.
Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden het verklikkerlampje verplicht
stoppen (STOP) gaat branden, maarzorg ervoor dat u uw auto op een zo vei-lig mogelijke plaats tot stilstand brengt.
Verklikkerlampje anti- blokkeersysteem (ABS)
Dit lampje gaat elke keer dat
het contact wordt aangezet geduren-
de 3 seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden of gaatbranden, wijst dit op een storing in hetantiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembe- krachtiging blijft echter behouden. Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampje koelvloeistofniveau
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Stop onmiddellijk.
Wacht tot de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk.Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorko-
men dat de koelvloeistof uit hetkoelsysteem spuit .
Trek, als de druk eenmaal gedaaldis, de dop los en vul het systeem bij.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampjeverplicht stoppen
(STOP)
Gekoppeld aan het verklikkerlampjemotoroliedruk, koelvloeistoftempe-
ratuur, koelvloeistofniveau, hand-rem, remvloeistofniveau en storing
elektronische remdrukregelaar. Stop als het lampje bij draaiende motor knippert onmiddellijk.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Verklikkerlampjemotoroliedruk en -temperatuur
Gekoppeld aan het verklikkerlampje
verplicht stoppen (STOP). Stop onmiddellijk.Wijst op hetzij:
Ð te lage oliedruk.
Ð te weinig olie in het smeer- systeem. Vul indien nodig olie bij.
Ð een te hoge temperatuur van de motorolie. Het verklikkerlampje brandt in combinatie met eengeluidssignaal. Matig uw snelheidom de motorolietemperatuur telaten dalen.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
Page 30 of 127

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN31
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies:
Ð Onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk).
Ð Motorolieniveaumeter (diesel).
Ð Kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:
De totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact,
bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter (diesel) Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau.
Maximum Opmerking:Te veel olie kan leiden tot motorschade.
Minimum Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens10 minuten niet heeft gedraaid. Defecte motorolieniveaumeter Als de 6 blokjes knipperen, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
23-12-2002
Page 32 of 127

23-12-2002
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY Dit display kan de volgende informa- tie weergeven:
Ð De tijd,
Ð De datum,
Ð De buitentemperatuur (knippert bijkans op gladheid),
Ð De informatie van de radio,
Ð De controle op geopende portie- ren (bijv.: "portier links voor geo- pend", ...),
Ð De waarschuwingsmeldingen (bijv.: "batterij afstandsbedieningleeg") en de status van de functies
van de auto (bijv.: "eco-modeactief"), kort weergegeven.
KLOKJE Knop
1: instellen van de uren.
Knop 2: instellen van de minuten.
Houd de knop ingedrukt om de tijd in een hoger tempo in te stellen.
UW PARTNER IN DETAIL 33
Instellen van de parameters Houd de knop
1gedurende twee
seconden ingedrukt om de gegevens in te stellen. Zodra een gegevenknippert, kan het worden gewijzigd.
Vervolgens kunnen door het indruk- ken van de knop 1in onderstaande
volgorde de verschillende gegevensgeselecteerd worden:
Ð Taal,
Ð Uren (12 of 24 uur),
Ð Minuten,
Ð Jaar,
Ð Maand,
ÐDag. Door de knop 2in te drukken kan de
waarde van het geselecteerde gege- ven aangepast worden. Houd deknop ingedrukt om de instelling in eenhoger tempo te wijzigen (terug naarhet begin na de laatste waarde). Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het dis-play het basisscherm weer en zijn degewijzigde gegevens opgeslagen.
Page 36 of 127

23-12-2002
BassenDruk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets Iof Jom de bassen in te stellen.
Ð "BASS Ð9" minimum instelling bassen,
Ð "BASS 0" normale stand,
Ð "BASS +9" maximum instelling bassen.
Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets Iof Jom de hoge tonen in te stellen.
Ð "TREB Ð9" minimum instelling bassen,
Ð "TREB 0" normale stand,
Ð "TREB +9" maximum instelling bassen.
Loudness-functieMet deze functie kunnen de bassen en hoge tonen bij een gering volume versterkt worden. Druk op de toetsen Iof Jom de functie in of uit te schakelen.
Faderregeling Druk, als er "FAD"op het display wordt weergegeven, op de toets I of J.
Met de toets Iwordt het volume v——r versterkt.
Met de toets Jwordt het volume achter versterkt.
BalansregelingDruk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets Iof J.
Met de toets Iwordt het volume rechts versterkt.
Met de toets Jwordt het volume links versterkt.
Automatische volumeregelingMet deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets Iof Jom de functie in- of uit te schakelen.
UW PARTNER IN DETAIL 39
Page 39 of 127

23-12-2002
RDS Gebruik van de RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS -functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze
zender gebruikt worden in de diverse regio's.
Druk kort op de toets "RDS"om de functie in of uit te schakelen.
Op het multifunctionele display verschijnt: Ð "RDS" als deze functie is ingeschakeld.
Ð "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Volgen van RDS-zenders
Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt.
Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen.
Op het display verschijnt: Ð "TA" als deze functie is ingeschakeld.
Ð "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of
CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie.Druk op de toets "TA"om de verkeersinformatie te onderbreken, de functie is dan uitgeschakeld.
N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
UW PARTNER IN DETAIL
42
Page 46 of 127

23-12-2002
RDS Gebruik van de RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS -functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze
zender gebruikt worden in de diverse regio's.
Druk kort op de toets "RDS"om de functie in of uit te schakelen.
Op het multifunctionele display verschijnt: Ð "RDS" als deze functie is ingeschakeld.
Ð "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Volgen van RDS-zenders
Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt.
Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen.
Op het display verschijnt: Ð "TA" als deze functie is ingeschakeld.
Ð "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is.
Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of
CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie.Druk op de toets "TA"om de verkeersinformatie te onderbreken, de functie is dan uitgeschakeld.
N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.
UW PARTNER IN DETAIL
42
Page 63 of 127

UW PARTNER IN DETAIL
62
SLEUTELS Met behulp van de sleutel kunnen de portieren en de tankdop vergrendeldof ontgrendeld worden, kan de pas-sagiersairbag worden uitgeschakelden wordt het contactslot bediend. Centrale vergrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van een van de voorportieren kun-nen de portieren en de achterklepgelijktijdig vergrendeld of ontgren-deld worden. Als ŽŽn van de portieren of de achter- klep geopend is, werkt de centralevergrendeling niet. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitge-voerd. Afstandsbediening
Vergrendelen Druk op de knop
Aom de auto te
vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer tweeseconden branden van de richting-aanwijzers. Ontgrendelen Druk op de knop Bom de auto te
ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking : Als de auto is vergrendeld
en per ongeluk wordt ontgrendeld zon- der dat binnen 30 seconden een vande portieren wordt geopend, wordt deauto automatisch weer vergrendeld. Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: druk op de knop A, de plafon-
niers gaan branden en de knip- perlichten knipperen gedurendeenkele seconden.
Batterij van afstandsbedie- ning vervangen Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt dit aangegeven door eengeluidssignaal in combinatie met demelding "Batterij afstandsbediening
leeg" op het display.
Wip om de batterij te vervangen het huismet een muntstuk bij het oog los om bijde batterij te komen (CR 2016/3 V). Als de afstandsbediening na het vervan- gen van de batterij niet werkt, moet dezeopnieuw geprogrammeerd worden. Herprogrammeren van de afstandsbediening Zet het contact uit.
Zet het contact weer aan.
Druk direct op de knop A.
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. De af-
standsbediening werkt nu weer.
23-12-2002
Page 115 of 127

23-12-2002
Zekering AmpFuncties
11 5A Ruitenwisser achter (achterdeuren) - 12 V-aansluitingen achter.
4 20 A Multifunctioneel display - instrumentenpaneel - autoradio - stuurkolomschakelaars.
5 15 A Sirene alarm.
6 10 A Diagnosestekker.
7 15 A Alarmsysteem.
9 30 A Stoelverwarming - ventilator multifunctioneel dak.
10 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
11 15 A Ruitenwisser achter (achterklep).
12 30 A Elektrisch bediende ruiten v——r - schuif-/kanteldak.
14 10 A Servicecentrale motor - stuurkolomschakelaars - regensensor.
15 15 A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - autoradio.
16 30 A Bediening centrale portiervergrendeling.
20 10 A Remlicht rechts.
21 15 A Remlicht links.
22 20 A Plafonnier v——r - kaartleeslampje - aansteker - 12 V-aansluiting voor - elektrisch bediende spiegels.
PRAKTISCHE INFORMATIE
104
Page 116 of 127

23-12-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE107
ACCU Laden met behulp van een acculader:
Ð maak de accupoolklemmen los,
Ð volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader,
Ð sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (Ð) kabel,
Ð controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn
met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
Ð sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
Ð sluit de groene of zwarte kabel op de (Ð) pool van de hulpaccu aan,
Ð sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel op een zo ver moge- lijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto aan.
Stel de startmotor in werking en start de motor.
Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
Ð Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.
Ð Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen.
Ð Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen ge•nitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er zich na deze hande-ling toch nog problemen voordoen. Als de accu ontladenis, kan de motor nietgestart worden.
Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is.
ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, als het contact in de stand accessoiresstaat, wordt een aantal elektrischevoorzieningen (ruitenwissers, ruit-bediening, plafonniers, autoradio,enz.) na een half uur automatischuitgeschakeld, om te voorkomendat de accu ontladen raakt. Op dat moment verschijnt de mel- ding "Eco-mode actief" op het mul-
tifunctionele display.