key Seat Alhambra 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2016, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2016Pages: 340, PDF Size: 7.27 MB
Page 125 of 340

Openen en sluiten
● Cont
act in
schakelen.
● Druk de startknop in van het sluit- en start-
systeem
zonder sleutel Keyless Access.
Wanneer het "Safe"-veiligheidssysteem uit-
geschakeld is, dient u met het volgende re-
kening te houden:
● De wagen kan van binnenuit ontgrendeld
en geopend worden met
de portiergreep.
● Het alarmsysteem is ingeschakeld.
● De bewaking van het interieur en de weg-
sleepbevei
liging worden uitgeschakeld. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier gebruik en
van het "Safe"-veiligheidssys-
teem kan leiden tot ernstig letsel.
● Laat nooit personen achter in de wagen als
deze met de sl
eutel vergrendeld is. Als het
"Safe"-veiligheidssysteem ingeschakeld is,
kunnen de portieren niet van binnenuit geo-
pend worden!
● Als de portieren vergrendeld zijn, wordt het
heel moeilijk om in noodg
evallen toegang te
krijgen tot het interieur van de wagen om de
inzittenden te helpen. Deze zouden ingeslo-
ten zijn en kunnen in een noodgeval niet de
portieren ontgrendelen om de wagen te verla-
ten. Alarmsysteem
Met behulp van het alarmsysteem moeten in-
braakpoging
en en dief
stal van de wagen
worden bemoeilijkt.
Het alarmsysteem wordt automatisch geacti-
veerd wanneer de wagen met de sleutel ge-
sloten wordt.
Wanneer treedt het alarmsysteem in werk-
ing?
Het alarmsysteem laat gedurende 30 secon-
den akoestische signalen horen en geduren-
de vijf minuten optische waarschuwingssig-
nalen zien wanneer, als de wagen vergren-
deld is, de volgende handelingen zonder au-
torisatie worden uitgevoerd:
● Openen van een mechanisch vergrendeld
portier met de w ag
ensleutel zonder de eerst-
volgende 15 seconden het contact in te scha-
kelen.
● Openen van een portier.
● Openen van motorkap.
● Openen van achterklep.
● Contact inschakelen met niet-geautoriseer-
de sleutel
.
● Wagenaccu loskoppelen.
● Verplaatsing in de wagen (in geval van wa-
gens met
interieurbewaking).
● Slepen van wagen (in geval van wagens
met weg
sleepbeveiliging). ●
Omhoog brengen
van wagen (in geval van
wagens met wegsleepbeveiliging).
● De wagen op een veerpont of trein trans-
porteren (in g
eval van wagens met wegsleep-
beveiliging of interieurbewaking).
● Losmaken van een op het alarmsysteem
aanges
loten aanhangwagen ››› pag. 248.
Het alarm uitschakelen
Ontgrendel de wagen met de ontgrendel-
knop op de leutel of schakel het contact met
een passende sleutel in. In de wagens met
het Keyless Access systeem kan het alarm
ook uitgeschakeld worden door de portier-
greep vast te pakken ››› pag. 120. Let op
● Het al arm w
ordt opnieuw geactiveerd wan-
neer de wagen na het deactiveren opnieuw
dezelfde beveiligde zone of een andere zone
binnentreedt. Als bijvoorbeeld na het openen
van een portier, ook de achterklep wordt geo-
pend.
● Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd
als de w
agen van binnenuit met de drukknop
voor de centrale vergrendeling vergrendeld
wordt .
● Indien het bestuurdersportier mechanisch
met de sl eut
el ontgrendeld wordt, wordt en-
kel dit portier ontgrendeld en niet de hele
wagen. Alleen na het inschakelen van het
contact blijven alle portieren onbeveiligd -
maar niet ontgrendeld - en wordt de » 123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 194 of 340

Bedienen
Informatie over de stuurkolom Stuurkolom elektronisch vergrendelen
Wagen
s
met Keyless Access: de stuurkolom
wordt vergrendeld als het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl het contact is uitge-
schakeld. Hiertoe moet de wagen zijn stilge-
zet en in geval van een automatische versnel-
lingsbak moet de keuzehendel in stand P zijn
gezet.
Als u eerst het bestuurdersportier en vervol-
gens het contact uitschakelt, wordt de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling via het
contactslot of de in de portiergreep geïnte-
greerde sensor geactiveerd.
Stuurkolom mechanisch vergrendelen
Om pogingen tot diefstal van de wagen te
voorkomen, wordt aangeraden de stuurko-
lom vóór het uitstappen, te vergrendelen.
Stuurkolom vergren-
delenStuurkolom ontgren-
delen
Inparkeren ››› pag. 197.Draai het stuurwiel licht
om de stuurkolomvergren-
deling op te heffen.
De contactsleutel uit het
contactslot trekken.Sleutel in contactslot ste-
ken.
Draai het stuurwiel licht
tot u hoort dat de stuurko-
lom vergrendeld wordt.Houd het stuurwiel in deze
stand en schakel het con-
tact in. Elektromechanische besturing
In w
ag
ens
met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
Bij geheel of gedeeltelijk uitgevallen stuurbe-
krachtiging moet u er rekening mee houden
dat u voor het sturen aanzienlijk meer kracht
nodig heeft dan gewoonlijk.
Tegensturingssysteem
Het tegensturingssysteem helpt de bestuur-
der in gevaarlijke situaties. Hiertoe helpen
extra krachten in de stuurinrichting de be-
stuurder bij het tegensturen. ATTENTIE
Het tegensturingssysteem en de ESC helpen
de best uur
der de wagen te besturen in ge-
vaarlijke situaties. In alle situaties is het de
bestuurder die de wagen moet besturen. Het
tegensturingssysteem bestuurt de wagen
niet. Motor starten en stoppen
In l
eidin g t
ot thema Indicatie wegrijblokkering
Als
u een niet
-passende sleutel gebruikt of
als er een systeemstoring optreedt, wordt
of Wegrijblokkering actief in het
instrumentenpaneel weergegeven. De motor
kan niet worden gestart.
Duwen of slepen
De wagen kan om technische redenen door
aanslepen niet worden geduwd of gestart.
Probeer in plaats hiervan de wagen met be-
hulp van startkabels te starten. ATTENTIE
Als u de motor tijdens het rijden uitzet, is de
wagen moei lijk
er te stoppen; u kunt dan de
controle over de wagen verliezen en een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● De remhulpsystemen, de stuurbekrachti-
ging, het airbag
systeem, de veiligheidsgor-
dels en bepaalde veiligheidsvoorzieningen
zijn alleen actief als de motor draait.
● Zet de motor alleen uit wanneer de wagen
stils
taat. 192
Page 196 of 340

Bedienen
●
Trek de s
leutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
inrichting kan vergrendeld raken en het
stuurwiel kan niet meer worden gedraaid. Let op
● Als de s
leutel zich in het contactslot be-
vindt en de motor langere tijd uitstaat, ont-
laadt de accu zich.
● In wagens met automatische versnellings-
bak kan de sl
eutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat. Druk in dit geval de vergrende-
lingsknop van de keuzehendel in en laat de
knop los. Startknop
Afb. 199
In de middenconsole: startknop van
het sluit
- en s
tartsysteem zonder sleutel Key-
less Access. Bij wagens met rechts stuur is de
opstelling symmetrisch. Afb. 200
Noodstarten in wagens met Keyless
Acc e
ss. De startknop mag enkel gebruikt worden als
er een p
a
ssende s
leutel in de wagen aanwe-
zig is.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld ››› pag. 191.
Het contact inschakelen of uitschakelen
● Druk de startknop ››› afb
. 199 één keer kort
in zonder daarbij het koppelings- of rempe-
daal in te trappen ››› .
Nood s
topf
unctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, wanneer de batterij van de autosleutel
bijvoorbeel
d bijna leeg is of leeg is:
● Hou de autosleutel direct na het indrukken
van de star
tknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 200.
● Het contact wordt ingeschakeld en, zo no-
dig, slaat de mot
or automatisch aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 1 seconde de startknop twee
keer in of druk de s
tartknop in en houd de
knop minimaal 2 seconden ingedrukt ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w
eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden.
194
Page 197 of 340

Rijden
ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l
etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het indrukken van de startknop niet
op het rem- of
koppelingspedaal omdat an-
ders de motor meteen gestart wordt. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el
s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier sytemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
Voor wagens met een dieselmotor en het
Keyle s
s Access-systeem kan even duren voor-
dat de motor aanslaat als hij moet voorver-
warmen. Motor starten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
g
ev en
v
olgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.Bij wagens met handgeschakelde versnellings-bak: trap het koppelingspedaal volledig in enhoud het ingetrapt totdat de motor aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Alleen in wagens met
dieselmotor: draai de
sleutel in het contact-
slot in de stand ››› afb.
198 2
voor het voor-
verwarmen. Een contro- lelampje in het instru- mentenpaneel gaat branden
.
4.
Zet de sleutel in het
contactslot in de stand ››› afb. 198 3
; trap
het gaspedaal niet in.
Druk de startknop in ››› afb. 199; trap het
gaspedaal niet in. Om de motor te kunnenstarten moet er een
passende sleutel in de wagen aanwezig zijn.
5.
Laat na het aanslaan
van de motor de sleu- tel in het contactslot los.Laat na het aanslaan
van de motor de start- knop los.
Wagens zonder
Keyless AccessWagens met
Keyless Access
6.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Indien de motor niet
begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het naongeveer 1 minuut.
Voer indien nodig een noodstop uit ››› pag.
194.
7.Schakel de elektronische parkeerrem uit wanneer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag. 197. ATTENTIE
Laat uw wagen nooit met draaiende motor
onbeheerd acht er
. De wagen kan plotseling
gaan rijden, met name als een versnelling of
rijstand ingeschakeld is, waardoor schade of
ernstig letsel kan ontstaan. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin
ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor het koud starten. VOORZICHTIG
● Als u tijden
s het rijden de motor probeert te
starten of de motor direct nadat u deze hebt
uitgezet start, kan de motor of startmotor be-
schadigd raken. » 195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 198 of 340

Bedienen
●
Vermijd hoge mot or
toerentallen als de mo-
tor nog koud is, geef niet vol gas en belast de
motor niet sterk.
● Duw of sleep de wagen niet aan om de mo-
tor te st
arten. Niet verbrande brandstof kan
de katalysator beschadigen. Milieu-aanwijzing
Verwarm de motor niet door deze stationair te
l aten dr aaien. G
a direct rijden als het zicht
goed is. Hierdoor bereikt de motor sneller
zijn bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. Let op
● Als de b
atterij van de sleutel bijvoorbeeld
bijna leeg is of leeg is, kan de motor niet met
de startknop gestart worden. In dit geval
moet u de startknop uit het contactslot halen
en in plaats hiervan de sleutel plaatsen.
● Bij het starten van de motor worden de be-
langrijks
te stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Na het starten van een koude motor kunnen
er om technis
che redenen even sterke trillin-
gen voelbaar zijn. Dit is normaal en geen re-
den om u zorgen te maken.
● Bij temperaturen onder de +5°C (+41°F)
kan er een beetje rook
onder de wagen ont-
staan wanneer de hulpverwarming ingescha-
keld is. Motor afzetten
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven
v
olgorde uit:
Wagens zonderKeyless AccessWagens met
Keyless Access
1.Breng de wagen onmiddellijk tot stilstand ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot de
wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische ver-
snellingsbak, plaatst u de keuzehendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
197.
5.Draai de sleutel in het
contactslot in de stand
››› afb. 198 1
.
Druk de startknop kort
in
››› afb. 199. Als de
motor niet stopt, voer
dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 194.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde ver-
snellingsbak de 1ste versnelling of de achteruit- versnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit als de wagen in bewe-
ging is. U z
ou de controle over de wagen kun-
nen verliezen en een ernstig ongeval veroor-
zaken.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werking a
ls het contact is uitgeschakeld. ●
De rembek r
achtiger werkt niet bij uitge-
schakelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet werkt, moet
u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wordt
de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
Als u de wagen gedurende lange tijd met een
hoog mot ortoer
ental gereden hebt, kan de
motor na het uitzetten oververhit raken. Laat
de motor ongeveer twee minuten stationair
draaien voordat u de motor uitzet om te voor-
komen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij wagen s
met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat de
ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het
contactslot gehaald is. De ventilator van de
radiateur gaat automatisch uit. 196
Page 199 of 340

Rijden
Elektronische wegrijblokkering De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met een niet-g
e
autoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 120.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ›››
pag.
115.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gewaarbor gd w
orden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
In l
eidin g t
ot thema De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sys t
eem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r emsy
steem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met een beric
ht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keert, k an dit
tot ernstig letsel leiden.
● Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
lang de wag
en nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
● Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout, bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
●
Telk en
s wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet u de el
ektronische parkeerrem in-
schakelen.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen achter in de w
agen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
alle s
leutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen ac
hter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den. VOORZICHTIG
● Wees e
xtra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen. » 197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 303 of 340

Controleren en bijvullen
● Ver
gr endel
de wagen alvorens u de accu
loskoppelt, anders gaat het alarm af.
● Koppel eerst de minkabel en daarna de
pluskabel
los ››› .
A c
c u aan
sluiten
● Alvorens de nieuwe accu aangesloten
wordt, moeten al
le stroomverbruikers en het
contact uitgeschakeld worden.
● Verbind eerst de pluskabel en dan de min-
kabel ››
› .
Na het aan
sluit
en van de accu en het inscha-
kelen van het contact, kunnen verschillende
controlelampjes gaan branden. De lampjes
gaan opnieuw uit na een kort traject met een
snelheid van ong. 15-20 km/u (10-12 mph).
Als de controlelampjes blijven branden, dient
u de wagen te laten nakijken in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
Als de accu lange tijd losgekoppeld is geble-
ven, is het mogelijk dat de datum van de vol-
gende controlebeurt niet correct aangegeven
of berekend wordt ››› pag. 105. Volg de maxi-
maal toegestane onderhoudsintervallen op
››› brochure Onderhoudsprogramma.
Wagens met Keyless Access (››› pag. 120): in-
dien na het loskoppelen van de accu het con-
tact niet ingeschakeld wordt, moet u de wa-
gen langs buiten vergrendelen en ontgrende-
len. Probeer daarna opnieuw het contact in te
schakelen. Als de band te sterk beschadigd
is, roep dan de hulp van de specialist in. Stroomverbruikers automatisch uitschakelen
Door een intelligent
e elektrische installatie
worden bij sterke belasting van de accu auto-
matisch verschillende maatregelen getroffen
om het ontladen van de accu's te voorkomen:
● het stationair toerental wordt verhoogd, zo-
dat de dyn
amo meer stroom levert.
● zo nodig wordt het vermogen van de krach-
tigste s
troomverbruikers verlaagd of zelfs
volledig afgesloten.
● Bij het starten van de motor is het mogelijk
dat de str
oomtoevoer van de 12 V stopcon-
tacten en van de sigarettenaansteker korte
tijd onderbroken wordt.
De elektrische installatie kan het ontladen
van de accu niet altijd voorkomen. Dit kan
bijvoorbeeld het geval zijn wanneer het con-
tact gedurende langere tijd ingeschakeld
blijft met uitgezette motor of wanneer de
stads- of parkeerlichten blijven branden ter-
wijl de wagen geparkeerd staat.
Waarom wordt de wagenaccu ontladen?
● Het gedurende lange tijd parkeren van de
wagen z
onder dat de motor draait, vooral
met ingeschakeld contact.
● Gebruik van stroomverbruikers met uitge-
schak
elde motor.
● Indien de interieurvoorverwarming werkt
››› p
ag. 187. ATTENTIE
Het verkeerd vastmaken of gebruiken van de
accu k an l
eiden tot kortsluiting, brand en ern-
stige verwondingen.
● Gebruik uitsluitend accu's die geen onder-
houd verei
sen, niet ontladen en waarvan de
eigenschappen, specificaties en afmetingen
overeenstemmen met de af fabriek geïnstal-
leerde accu. De specificatie wordt aangege-
ven op de accubehuizing. ATTENTIE
Als een accu wordt geladen, ontstaat een
licht ont vl
ambaar knalgas.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de ruimten.
● Laad nooit een bevr
oren of recent ontdooi-
de accu op. E
en lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest, moet hij vervangen
worden.
● Verb
indingskabels die niet correct aange-
sloten z
ijn kunnen kortsluiting veroorzaken.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. VOORZICHTIG
● Acc u's
nooit bij ingeschakeld contact of bij
draaiende motor losmaken, omdat anders de
elektrische installatie resp. elektronische on-
derdelen worden beschadigd. » 301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 327 of 340

Trefwoordenlijst
Bandenreparatieset zie
Banden
afdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306, 315
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . . 245
Bandenspanningscontrolesystemen bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
BAS zie Remhulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Batterij vervangen in de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . 116
Bedieningselementen op het stuur bediening van het audio- en telefoonsysteem 111
Bedieningselementen op het stuurwiel . . . . . . . 111
Bekerhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178 middenconsole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Bekleding van de zitplaatsen natuurlederen bekleding schoonmaken enverzorgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
Bekleding van de zittingen kunstleer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Bekleding: reinigen textielbekledingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Bekleding: schoonmaken kussens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
stoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Beladen aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
railsysteem met bevestigingselementen . . . . 166
scheidingsnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Bescherming tegen de zon . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Bescherming van bodemplaat . . . . . . . . . . . . . . . 57 Besturing
elektromech anisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
stuurkolom vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Bestuurdersruimte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Beweegbare trekhaak van stang met kogelkop fietsenrek inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Binnenaanzicht stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 dimbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Blikjeshouders achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Bochtenlicht dynamisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
statisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 rijden met brandblusser . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 281 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Brandstofmeter benzine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Brandstofverbruik waarom neemt het brandstofverbruik toe? . . 211
Brillenhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
BSD zie Dodehoekhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 6 Buitenland
langer verblijf met wagen . . . . . . . . . . . . . . . . 277
verkoop van wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Buitenspiegels buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
buitenspiegels inklappen . . . . . . . . . . . . . . . . 147
de werking controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 250
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
verzorging van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
C Capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Cd-wisselaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172, 177
Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
na activering van airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
noodslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
portieren afzonderlijk openen . . . . . . . . . . . . . 118
sleutel met afstandsbediening . . . . . . . . . . . . 119
Cetaangetal (dieselbrandstof) . . . . . . . . . . . . . . . 282
Claxon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37, 182
Code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46, 85
Comfortfuncties herprogrammeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Comfortfunctie van de knipperlichten . . . . . . . . 136
Comfortopenen ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Comfortsluiten ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
325
Page 330 of 340

Trefwoordenlijst
dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . 244
El ektr
onis
ch beheer van het aandrijfkoppel
(XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
launch-control-programma . . . . . . . . . . . . . . . 207
optisch parkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
park Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
rear View Camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
remkrachtassistent (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
sign Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240
snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
starthulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
uitparkeerhulp (RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
verkeerstekenherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 240
vermoeidheidsherkenning . . . . . . . . . . . . . . . . 243
I Inbouwen trekhaak voor aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 256
Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Informatieoproep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Informatiesysteem SEAT structuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Ingang USB/AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 172
In geval van nood . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Inparkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223 automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 227
in- of uitschakelen (parkeerplaats verlaten) . . 226
in- of uitschakelen (parkeren) . . . . . . . . . . . . . 225
ingrijpen van remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
parkeerplaats verlaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225 storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
voorbereiding
en voor parkeren . . . . . . . . . . . . 225
Inrijden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Instellingen rugleuning van de bijrijdersstoel naar vorenklappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Instelling van de stoelen stoelen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 105 controle- en waarschuwingslampjes . . . . 33, 110
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 106
instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33, 110
weergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Interieurbewaking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Interieurverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187 afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
afstandsbediening: de batterij vervangen . . . 188
automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 280
bereik van de afstandsbediening . . . . . . . . . . 189
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187, 190
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
ISOFIX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
J Jerrycan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279 Juiste houding
bestuur der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
K
Kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 249, 253
Katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212 controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 211
Storing in de werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Keyless Access bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
de wagen ontgrendelen en vergrendelen . . . . 120
keyless-Entry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
keyless-Exit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Kilometerteller dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Kinderstoel Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 bevestigingssystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
geïntegreerd kinderzitje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
gewichtscategorieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
ISOFIX-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22, 80
met veiligheidsgordel bevestigen . . . . . . . . . . . 22
op de achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
op de bijrijdersstoel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
regelgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
uitschakelen van de voorairbag van de bijrijder . . .75
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . 20, 77
vervoer van kinderen in de wagen . . . . . . . . . . 78
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 voorairbag van de bijrijder buiten werkingstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Kledinghaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Klep van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
328
Page 331 of 340

Trefwoordenlijst
Knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 136
K oel
sys
teem
koelvloeistof bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
koelvloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . 292
Koelvloeistof van de motor G12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 294
G13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 294
specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41, 294
Kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Koplampen koplampsproeiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Krik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46, 84, 86 steunpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
L Lak code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Lampen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
voorbumper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
zie "Lampen vervangen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Lekke band wat te doen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Lendensteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
Lichtbundelhoogteverstelling . . . . . . . . . . . . . . . 140
Lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24, 135 alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
antimistlamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
automatische rijlichtregeling . . . . . . . . . . . . . . 136
bediening van de lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
bochtenlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 coming home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
control
e- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 135
dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
draailicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25, 135, 137
grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
knipperlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
leaving home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
parkeerlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
rijden in het buitenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
stadslicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Lichten aanzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Lichten uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Looprichtinggebonden banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Luchtcirculatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
M
Make-upspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Massage van lendensteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Middenarmsteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Milieu milieuvriendelijkheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Milieu-advies tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Milieubewust zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Mobiele telefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 262 gebruiken zonder buitenantenne . . . . . . . . . . 263 Motor
geluiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
hu
lp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Motorcode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Motor en contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192 12 V stopcontacten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
motor afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193, 195
motor starten met Keyless Access . . . . . . . . . . 194
niet-geautoriseerde autosleutel . . . . . . . . . . . 193
voorverwarmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11, 286 openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 293
G12 plus-plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
G13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
peil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292, 294
temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
vulopening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Motormanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40, 289 bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 289
eigenschappen van de olie . . . . . . . . . . . . . . . . 41
motoroliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 290
oliepeilstok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
verbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 291
Motorregeling controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
329