Seat Alhambra 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2017Pages: 340, PDF Size: 6.99 MB
Page 41 of 340

De essentie
Controle van niveaus V u
lc
apaciteiten
Tankinhoud
70 liter. Reserve 8 liter
Inhoud van het ruitensproeiervloeistofreservoir
Versies zonder ko-
plampsproeiers3.5 liter
Versies met koplamps-
proeiers6 liter Brandstof
Afb. 53
Tankklep met erop geplaatste tank-
dop . Vóór het
tanken moet u de motor, het con-
t act, u
w mobiele telefoon en de onafhankelij- ke verwarming uitzetten. Niets inschakelen
zol
ang u tankt.
Tankdop openen ● De tankklep zit rechtsachter in het zijpa-
neel v
an de wagen.
● Druk het achterste gedeelte van de tank-
klep in en open de t
ankklep.
● Schroef de tankdop linksom los en plaats
de tankdop in de hier
voor bedoelde schar-
nieropening van de tankklep ›››
afb. 235.
Tankdop sluiten
● Tankdop op de vulopening rechtsom draai-
en, tot de dop hoorb
aar vastklikt.
● Klep al drukkend sluiten tot deze goed
vas
tklikt. De tankklep moet gelijk liggen met
het oppervlak van de carrosserie.
››› pag. 276
››› pag. 278 Olie
Afb. 54
Oliepeilstok. Afb. 55
In de motorruimte: dop van de motor-
o lie-
v
ulopening. Het oliepeil wordt gemeten met de peilstok in
de mot
orruimt
e ›
›› pag. 287.
De olie moet een spoor achterlaten tussen de
gebieden A en
C . Ze mag niet voorbij het
g e
b
ied A komen.
● Gebied A : geen olie bijvullen.
» 39
Page 42 of 340

De essentie
● Ge b
ied B : er kan olie worden bijgevuld,
m aar het
pei
l moet in dit gebied blijven.
● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied
B .
O lie b
ij
vullen
● Dop van de motorolie-vulopening los-
schr
oeven.
● Voeg olie langzaam bij.
● Controleer tegelijk het peil om niet te veel
bij te
vullen.
● Wanneer het oliepeil minimaal het gebied
B bereikt heeft, draait u de dop van de vul-
mond v
oor
zichtig vast.
Specificaties van de motorolie
Benzinemotoren
Met LongLife ServiceVW 504 00
Zonder LongLife ServiceVW 504 00, VW 502 00
Dieselmotoren
Met LongLife ServiceVW 507 00
Zonder LongLife ServiceVW 507 00 Toevoegingen aan de motorolie
Aan de mot
or
o
lie mag geen enkele soort ad-
ditief worden toegevoegd. De door dergelijke
toevoegingen veroorzaakte schade wordt
niet door de garantie gedekt.
››› in Motorolie verversen op pag. 290
›››
pag. 287 Koelvloeistof
Afb. 56
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
t
ofexpansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ›
›› pag. 287.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan .
Specificatie van de koelvloeistof
Het koelsysteem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries- temperaturen tot -25 °C (-13 °F), maar be-
schermt
ook de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Specificatie van de koel-
vloei s
t
of op pag. 292. Het mengen van G13
met de koelvloeistoffen van de motor G12
plus (TL-VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groen-
blauwe kleur) zal ervoor zorgen dat er een
aanzienlijk lagere bescherming tegen corro-
sie is, hetgeen vermeden dient te worden
››› in Specificatie van de koelvloeistof op
p ag. 292
.40
Page 43 of 340

De essentie
››› in Specificatie van de koelvloeistof
op pag. 292
››› pag. 290 Remvloeistof
Afb. 57
Motorruimte: dop van het remvloei-
s t
ofr
eservoir. Het reservoir van remvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ›
›› pag. 287.
Het peil moet tussen de markeringen en
liggen. Als het lager is dan , wendt u
zich tot een technische dienst.
››› in Remvloeistofpeil controleren op
pag. 295
››› pag. 294 Ruitensproeier
Afb. 58
In de motorruimte: dop van het ruiten-
s pr
oeier
vloeistofreservoir. Het reservoir van de ruitensproeiervloeistof
bev
indt
zich in de motorruimte ›››
pag.
287.
Om bij te vullen, mengt u water met een pro-
duct aanbevolen door SEAT.
Bij koude temperaturen dient u antivries toe
te voegen.
››› in Ruitensproeiervloeistofpeil con-
troleren en vloeistof bijvullen op
pag. 296
››› pag. 295 Accu
De accu zit in de motorruimte
›››
pag.
287. Er is geen onderhoud voor vereist. De
staat ervan wordt gecontroleerd wanneer de
inspectiebeurt plaatsvindt.
››› in Accuvloeistofpeil controleren op
pag. 298
››› pag. 296 41
Page 44 of 340

De essentie
Noodgevallen Z ek
erin
gen
Plaats van de zekeringen Afb. 59
In het dashboard aan bestuurderszij-
de: dek sel
van de zekeringenhouder. Afb. 60
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin g
enhouder. Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
g
en
v
oor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte.
Onderscheid van de zekeringen op kleur
KleurStroomsterkte
Lila3
Lichtbruin5
Bruin7,5
Rood10
Blauw15
Geel20
Wit of transparant25
Groen30
Oranje40 De zekeringenhouder openen in het instru-
ment
enp
aneel
● Sc
huif de hendel onderaan het deksel naar
rechts
om het deksel los te maken ››› afb. 59.
● Schuif de hendel naar links in auto's met
stuur r
echts.
De zekeringenhouder in de motorruimte ope-
nen
● Open de motorkap ›››
pag. 284. ●
Verpl
aats de vergrendelingslipjes naar vo-
ren, in de richting aangeduid door de pijl
voor het ontgrendelen van de zekeringenhou-
der ››› afb. 60.
● Verwijder het deksel naar boven toe.
● Om het deksel te monteren
, plaats het op
de zekeringenhouder. Duw de lipjes weer in
de tegenovergestelde richting van de pijl, tot-
dat deze hoorbaar vastklikken.
Het is mogelijk dat er meer zekeringen zijn
achter een deksel aan de linkerbinnenzijde
van de bagageruimte.
››› pag. 92 42
Page 45 of 340

De essentie
Een doorgebrande zekering vervangen Afb. 61
Voorbeeld van een doorgebrande ze-
k erin
g. Afb. 62
Een zekering plaatsen of verwijderen. Voorbereidingen
● Schakel het contact, de lichten en alle elek-
tri s
c
he apparatuur uit.
● Open de desbetreffende zekeringenhouder
›› ›
pag. 42 Een doorgebrande zekering herkennen
U ku
nt
een doorgebrande zekering herken-
nen aan de gesmolten metalen draad ››› afb.
61.
● Verlicht de zekering met een zaklamp om te
kijken of
ze doorgebrand is.
Een zekering vervangen
● Verwijder indien nodig de plastic tang van
het deksel
van de zekeringenhouder.
● Kleine zekeringen : plaats
de klem van bo-
venaf ››› afb. 62 A.
● Grotere zekeringen : schuif
de klem zijde-
lings op de zekering ››› afb. 62 B.
● Betreffende zekering eruit trekken.
● Vervang de doorgebrande zekering door
een nieuwe
zekering met dezelfde stroom-
sterkte (gelijke kleur en opschrift) en dezelfde
grootte.
● Plaats het deksel terug.
Lampen Gloeilamp
je (12 V) De full-led koplampen zijn ontworpen om de
g
ehel e l
evenscyclus van de wagen mee te
kunnen en de lichtbronnen kunnen niet wor-
den vervangen. Bij schade aan een koplamp moet u naar de werkplaats van een officiële
dealer g
aan voor vervanging.
Lichtbron gebruikt voor elke functie
HalogeenkoplampType
DimlichtH7 LL
Grootlicht/dagrijverlichting
(DRL)H15 (dubbele gloei-
draad)
StadslichtW5W
KnipperlichtPY21W NA LL
Koplamp bixenon AFSType
Dagrijverlichting (DRL)P21W SLL
StadslichtW5W
KnipperlichtPY21W NA LL
Dimlicht/grootlicht
Xenonlicht. Ga naar
een erkende werk-
plaats voor de vervan-
ging.
MistlampType
MistlichtHB4
Led-achterlichtType
Stadslicht/remlichtLED
KnipperlichtWY21W
AchteruitrijlichtW16W 43
Page 46 of 340

De essentie
Wat te doen bij lekke band V oor
af
gaande stappen ●
Stop de wagen op een horizontaal opper-
vlak, op een v
eilige plaats zo ver mogelijk
buiten de verkeersstroom.
● Handrem aantrekken.
● Schakel de alarmlichten in.
● Handgeschakelde versnellingsbak: sch
akel
de 1e versnelling in.
● Automatische versnellingsbak: zet de k
eu-
zehendel in stand P.
● Indien u met aanhangwagen rijdt, deze af-
koppel
en.
● Leg het wagengereedschap* klaar
›››
pag. 83.
● Volg de wettelijke richtlijnen van elk land
op (reflect
erend vest, gevarendriehoek enz.).
● Laat alle passagiers uitstappen en op een
veilig
e plaats gaan staan (bijv. achter de van-
grail). ATTENTIE
● Vo l
g de beschreven richtlijnen op voor uw
eigen veiligheid en die van andere wegge-
bruikers.
● Als u het verwisselen van het wiel op een
helling uit
voert, blokkeert u het tegenoverlig-
gende wiel met een steen of iets dergelijks om ervoor te zorgen dat de wagen niet weg-
ro
lt
. Een band repareren met de bandenaf-
dicht
set Afb. 63
Standaardweergave: inhoud van de
b anden
af
dichtset. De bandenafdichtset zit in de bagageruimte
onder de l
aa
dvloer
afdekking.
De band afdichten
● Draai het dopje en het inzetstuk van het
ventiel lo
s. Gebruik het apparaat ›››
afb. 63
1 om het inzetstuk te verwijderen. Leg het
op een s c
hoon op
pervlak.
● Schud de fles met afdichtmiddel ›››
afb. 63
10 goed.●
Dr aai de pomp
s
lang ››› afb. 63 3 vast op
de fl e
s
met afdichtmiddel. De verzegeling
van de fles wordt automatisch gebroken.
● Verwijder de dop van de vulslang ›››
afb. 63
3 en draai het open einde van de fles op het
b andv
entiel
.
● Houd de fles met de bodem omhoog en vul
de band met de inhoud
van de fles.
● Haal de fles van het ventiel.
● Breng het inzetstuk opnieuw aan op het
bandventiel
met het apparaat ››› afb. 63 1 .
D e b
and op
pompen
● Draai de vulslang van de compressor
›››
afb. 63 5 vast op het bandventiel.
● Controleer of de ontluchtingsbout gesloten
i s
›
›› afb. 63 7 .
● Start de motor en laat hem draaien.
● Sluit de steker ››
›
afb. 63 9 aan op het 12
v o
lt
-stopcontact van de wagen ›››
pag.
178.
● Zet de luchtcompressor aan met de
ON/OFF-sc
hakelaar ››› afb. 63 8 .
● Laat de luchtcompressor draaien tot een
druk
v
an 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten .
● Sluit de luchtcompressor af.
● Indien de aangegeven druk niet wordt be-
reikt, dr aait
u de vulslang los van het ventiel.44
Page 47 of 340

De essentie
● Bew
ee
g de wagen 10 m zodat het afdicht-
middel wordt verdeeld in de band.
● Draai de vulslang van de compressor op-
nieuw op het
ventiel.
● Herhaal het proces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert
de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slan
g los van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt
u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ››
› pag. 88.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 86
››› pag. 86 Een wiel verwisselen
W ag
en
gereedschap Afb. 64
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
ag
ageruimte: wagengereedschap. Adapter voor antidiefstalbouten
Sl
eepoog, k
an
vastgeschroefd worden
Wielsleutel
Krikhendel
Krik
Schroevendraaier met binnenzeskant in
de greep
Draadbeugel voor het lostrekken van de
naafdoppen of de doppen van de wiel-
bouten.
1 2
3
4
5
6
7
››› in Plaats op pag. 84
›››
pag. 83 Integrale wieldop*
Afb. 65
De integrale wieldop uitbouwen. De integrale wieldop uitbouwen
● Neem de wielsleutel en de draadhaak van
het w
ag
engereedschap ›››
pag. 83.
● Haak de draad in in een van de uitsparin-
gen v
an de wieldop.
● Steek de wielsleutel in de draadhaak
›››
afb. 65 en trek de wieldop in de pijlrich-
ting. » 45
Page 48 of 340

De essentie
De wieldop monteren
V oor
d
at u de integrale wieldop aanbrengt,
moet de antidiefstalbout van het wiel in
stand ››› afb. 68 2 of
3 worden gedraaid.
Ander s
k
an de integrale wieldop niet worden
gemonteerd.
● Druk de integrale wieldop tegen de velg zo-
dat het
gat voor het ventiel samenvalt met
het ventiel van de band ››› afb. 68 1 . Let er-
op d at
de w
ieldop over de hele omtrek goed
vast zit.
Doppen van de wielbouten Afb. 66
Klem om de doppen van de wielbou-
t en lo
s
te trekken. Verwijderen
● Plaats de kunststof klem (boordgereed-
s c
h
ap) op de dop totdat deze vastklikt ››› afb.
66. ●
Verw
ijder de dop met de kunststof klem.
De doppen dienen als bescherming voor de
wielbouten en moeten na het wielverwisse-
len weer worden aangebracht.
De antidiefstalbout heeft een speciale dop.
Deze is alleen verenigbaar met antidiefstal-
bouten en dient niet voor normale wielbou-
ten.
Wielbouten losdraaien Afb. 67
Wiel verwisselen: de wielbouten los-
dr aaien. Afb. 68
Wiel verwisselen: ventiel van de band
1 en plaats van de antidiefstalwielbout
2 of
3 .
Alleen de bij de wagen geleverde sleutel ge-
bruik
en om de w
iel
bouten los te draaien.
Wielbouten ongeveer één slag losdraaien
voordat de wagen wordt opgekrikt.
Als een wielbout niet kan worden losge-
draaid, dan u kunt voorzichtig met een voet
op het uiteinde van de wielsleutel drukken.
Houd u aan de wagen vast en zorg ervoor dat
u stevig staat.
Wielbouten losdraaien
● De wielsleutel tot aan de aanslag op de
wielbout
schuiven ››› afb. 67.
● Pak de wielsleutel bij een uiteinde vast en
draai de bout c
irca één slag linksom ››› .
46
Page 49 of 340

De essentie
Antidiefstalbouten losdraaien
Bij w iel
en met
integrale wieldop moet de an-
tidiefstalbout van het wiel in stand ››› afb. 68
2 of
3 zijn gedraaid. Anders kan de inte-
gr al
e w
ieldop niet worden gemonteerd.
● De adapter voor de antidiefstalbouten uit
het wag
engereedschap nemen.
● De adapter tot de aanslag op de antidief-
stal
bout schuiven.
● Zet de wielsleutel helemaal in de adapter.
● Pak de wielsleutel bij een uiteinde vast en
draai de bout c
irca één slag linksom ››› .
B el
an
grijke informatie over wielbouten
De velgen en wielbouten zijn ontworpen om
in de door de fabriek bepaalde combinatie te
worden gemonteerd. Bij elke aanpassing aan
andere velgen de erbij behorende wielbouten
met de juiste lengte en vorm gebruiken. De
bevestiging van de wielen en de werking van
het remsysteem hangt daarvan af.
In bepaalde omstandigheden dient u niet de
wielbouten van hetzelfde model te gebrui-
ken.
Aanhaalmoment van de wielbouten
Het voorgeschreven aanhaalmoment van de
wielbouten voor stalen en lichtmetalen vel-
gen is 140 Nm. Nadat u een band hebt ver-
vangen, controleer onmiddellijk het aanhaal- moment van de wielbouten met een betrouw-
bare moments
leutel.
Als de wielbouten verroest zijn en het kost
moeite om ze erin te draaien, de bouten ver-
vangen en de schroefdraad schoonmaken al-
vorens het aanhaalmoment te controleren .
Nooit de wielbouten of steken van de
schroefdraad op de wielnaaf smeren of er
olie op aanbrengen. Hoewel ze met het voor-
geschreven aanhaalmoment zijn aangetrok-
ken, kunnen ze onder het rijden losdraaien. ATTENTIE
Als de wielbouten niet goed zijn aangebracht,
ku nnen
ze onder het rijden losdraaien waar-
door u de controle over de wagen verliest; dit
kan aanzienlijke schade of letsel tot gevolg
hebben.
● Uitsluitend de bouten van de overeenkom-
stige
velg gebruiken.
● Nooit verschillende wielbouten gebruiken.
● De bouten en schroefdraden moeten
schoon
zijn, vrij van olie en vet, en de bouten
moeten er gemakkelijk in te draaien zijn.
● Voor het los- of aandraaien van de wielbou-
ten altijd en uit
sluitend de wielsleutel gebrui-
ken die standaard bij de wagen is meegele-
verd.
● Wielbouten ongeveer één slag losdraaien
voord
at de wagen wordt opgekrikt.
● Nooit de wielbouten of steken van de
schr
oefdraad op de wielnaaf smeren of er olie op aanbrengen. Hoewel ze met het voorge-
sc
hr
even aanhaalmoment zijn aangetrokken,
kunnen ze onder het rijden losdraaien.
● De schroefverbindingen van velgen met ge-
schr
oefde velgring nooit losdraaien.
● Als wielbouten met een lager aanhaalmo-
ment wor
den vastgezet, kunnen ze onder het
rijden losdraaien; de bouten en velgen kun-
nen zelfs loskomen. Door een te groot aan-
haalmoment kan de wielbout resp. de
schroefdraad worden beschadigd. 47
Page 50 of 340

De essentie
Wagen opkrikken Afb. 69
Steunpunten voor de krik. Afb. 70
Krik aan de achterkant links van de
w ag
en g
eplaatst. De wagenkrik alleen onder de aangegeven
s
t
eu
npunten (markeringen op de carrosserie)
plaatsen ››› afb. 69. De markering geeft de
positie van de steunpunten onder de wagen
aan. De steunpunten bevinden zich in de ner-
ven achter de voorrand ››› afb. 70. Steeds het steunpunt gebruiken dat met het te verwisse-
len wiel
overeenkomt ››› .
D e w
ag
en alleen bij de steunpunten voor de
krik opkrikken.
Houd voor uw eigen veiligheid en die van de
inzittenden rekening met de volgende pun-
ten in de aangegeven volgorde:
Kies een vlakke en stevige ondergrond
om de wagen op te krikken.
Schakel de motor uit, schakel een ver-
snelling in (bij schakelbakken) of zet de
keuzehendel in stand P ›››
pag. 200
en schakel de elektronische parkeerrem
in ›››
pag. 194.
Het ertegenover liggende wiel met op-
vouwbare wiggen* of andere geschikte
voorwerpen.
Bij het rijden met een aanhangwagen:
de aanhangwagen van de trekkende wa-
gen afkoppelen en deze correct parke-
ren.
Draai de wielbouten van het wiel dat ver-
wisseld moet worden los ››› pag. 46.
Zoek onder de wagen het steunpunt
voor de krik ››› afb. 69 dat het dichtst bij
het wiel ligt dat verwisseld moet wor-
den.
Draai de krik met de slinger totdat u
hem onder het steunpunt van de wagen
kunt plaatsen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7. Let erop dat de voet van de krik in zijn
geheel s
tevig op de grond steunt en dat
deze precies onder het steunpunt staat
››› afb. 70.
Centreer de krik en draai hem met de
slinger verder omhoog totdat de klauw
de rand onder de wagen omvat ››› afb.
70.
Draai de krik verder omhoog totdat het
wiel iets van de grond loskomt. ATTENTIE
Als de wagen niet goed wordt opgekrikt, kan
hij we g
schuiven en de krik eronderuit vallen,
wat ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Neem het volgende in acht om het gevaar
voor verwondingen te beperken:
● Alleen een krik gebruiken die door SEAT
voor uw w
agen is goedgekeurd. Andere krik-
ken, zelfs die voor andere SEAT modellen zijn
goedgekeurd, kunnen wegschuiven.
● De ondergrond moet vlak en stevig zijn. Als
het terr
ein schuin afloopt of zacht is, kan de
wagen wegschuiven en de krik vallen. Ge-
bruik, indien nodig, een brede en stevige voet
om de krik te ondersteunen.
● Als de ondergrond glad is (bijvoorbeeld een
teg
elvloer), een antislipprofiel (zoals een rub-
ber matje) onder de krik plaatsen om te voor-
komen dat de wagen wegschuift.
● De krik alleen bij de aangegeven plaatsen
onder de wagen
zetten. De klauw van de krik 8.
9.
10.
48