display Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Alhambra, Model: Seat Alhambra 2018Pages: 340, PDF Size: 7.15 MB
Page 30 of 340
De essentieHendel in de gewenste stand zetten
6
Intervalwissen bij de achterruit. De ach-
terruitwisser werkt ongeveer om de 6
seconden.
7
Wis/was-automaat om de achterruit
schoon te maken met ingedrukte hen-
del.
››› in Ruitenwisserhendel op pag. 142
›››
pag. 142
››› pag. 56 SEAT informatiesysteem
In l
eidin
g tot themaBij ingeschakeld contact is het mogelijk de
v
er
s
chillende functies van het display te
raadplegen door te navigeren door de me-
nu's.
In wagens met multifunctiestuurwiel verdwij-
nen de toetsen in de ruitenwisserhendel. De
multifunctie-indicatie kan dan enkel bediend
worden met de toetsen van het multifunctie-
stuurwiel*. Het aantal menu's dat weergegeven wordt op
het dis
play van het instrumentenpaneel vari-
eert naargelang de elektronica en uitvoering
van de wagen.
In een gespecialiseerde werkplaats kunnen
functies geprogrammeerd of gewijzigd wor-
den volgens de uitvoering van de wagen.
SEAT raadt u aan de Technische Dienst te
raadplegen.
Een aantal opties van het menu kan enkel ge-
raadpleegd worden wanneer het voertuig stil-
staat.
Zolang een waarschuwing met hoogste prio-
riteit 1 weergegeven wordt op het scherm,
kunnen de menu's niet getoond worden. Om
de menu's weer te geven, dient de waarschu-
wing bevestigd te worden met de toets OK .
Overzicht van de menustructuur ■
Mu ltif
unctie-indicatie (MFA) ›››
pag. 30
■ Rijtijd
■ Actueel brandstofverbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Actieradius
■ Afgelegde afstand
■ Gemiddelde snelheid
■ Digitale indicatie van de snelheid
■ Digitale olietemperatuurmeter
■ Snelheidswaarschuwing ■
Audio ›››
brochure Radio of ››› brochure Na-
vigatiesysteem
■ Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem
■ Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure
Navigatiesysteem
■ Interieurvoorverwarming ›››
pag. 187
■ Activering
■ Programma On / Off
■ Uitschakelen
■ Timer 1-3
■ Dag
■ Tijd
■ Minuut
■ Activeren
■ Tijdsduur
■ Werkwijze
■ Verwarmen
■ Ventileren
■ Dag
■ Fabrieksinstellingen
■ Status wagen ››› pag. 30
■ Configuratie ››› pag. 32
■ Gegevens van de multifunctie-indicatie
■ Rijtijd
■ Actueel brandstofverbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Afgelegde afstand
■ Actieradius
■ Gemiddelde snelheid 28
Page 32 of 340
De essentie
● Al
s
er een melding of pictogram van de wa-
gen verschijnt, op de toets OK (
›››
afb
. 44 A o bien
›››
afb
. 45
) drukken.
● In geval van bediening met de ruitenwisser-
hendel:
de lijst van het hoofdmenu zal ver-
schijnen.
● In geval van bediening met het multifunc-
ties
tuurwiel: de lijst van het hoofdmenu zal
niet verschijnen. Om te bladeren tussen de
verschillende opties van het hoofdmenu,
drukt u verschillende malen op de pijltoet-
sen of
› ››
p
ag. 30.
E
en submenu selecteren
● Duw de tuimelschakelaar ›››
afb. 44 B naar
bo v
en of
onderen, of draai aan het kartelwiel-
tje van het multifunctiestuurwiel tot de ge-
wenste optie van het menu aangeduid is.
● De aangeduide optie wordt weergegeven
tus
sen twee horizontale lijnen. Daarnaast
verschijnt aan de rechterzijde een driehoek .
● Om het submenu te selecteren, drukt u op
de toets OK .
In s
t
ellingen uitvoeren naargelang het menu
● De gewenste wijzigingen kunnen doorge-
voerd w
orden met behulp van de tuimelscha-
kelaar in de ruitenwisserhendel of het kartel-
wieltje van het multifunctiestuurwiel. Om de
waarden sneller te laten veranderen, houdt u
de tuimelschakelaar ingedrukt of draait u sneller aan het kartelwieltje (snel vooruit of
achteruit).
●
M
arkeer of bevestig de keuze met de
toets OK .
Hoofdmenu
MFA
Informatie en configuratiemogelijkhe-
den van de multifunctie-indicatie
(MFA).
››› pag. 30
Audio
Weergave van de zender, indien de ra-
dio aan staat.
Weergave van de cd die afgespeeld
wordt, in de cd-functie.
››› brochure Radio of ››› brochure navi-
gatiesysteem
Navigatie
Wanneer de navigatie naar de eindbe-
stemming actief is, worden de pijlen
voor de richtingswijziging en een balk-
je voor de nabijheid weergegeven. De
voorstelling is vergelijkbaar met de
symbolen weergegeven in het naviga-
tiesysteem.
Indien de navigatie naar de eindbe-
stemming uitgeschakeld is, worden de
rijrichting (kompas) en de naam van
de straat waardoor men rijdt weerge-
geven.
››› brochure Navigatiesysteem
Telefoon
Informatie en configuratiemogelijkhe-
den van de mobiele-telefoonvoorbe-
reiding.
››› brochure Radio of ››› brochure Navi-
gatiesysteem
Interieurvoor-
verwarming
Informatie en configuratiemogelijkhe-
den van de interieurvoorverwarming:
interieurvoorverwarming in- of uit-
schakelen. De duur en werkwijze se-
lecteren.
››› pag. 187
Status wagen
Actuele waarschuwings- of informatie-
teksten.
Deze optie verschijnt enkel indien een
van deze teksten beschikbaar is. Op
het scherm wordt het aantal beschik-
bare berichten weergegeven. Voor-
beeld 1/1 of 2/2.
››› pag. 105
Configuratie
Verschillende instellingsopties, zoals
de menu's Comfort, Licht & Zicht, als-
ook de tijd, snelheidswaarschuwing
met winterbanden, taal, meeteenhe-
den of "Indicator off".
››› pag. 32 Menu MFA
(multif
u
nctie-indicatie) De multifunctie-indicatie (MFA) is uitgerust
met
tw
ee aut
omatisch werkende geheugens:
1 - Deelgeheugen en 2 - Totaal geheugen .
Rechtsboven op het display wordt het op dat
moment weergegeven geheugen aangege-
ven. 30
Page 34 of 340
De essentie
De aanwijzingen personaliseren
In het menu
instellingen k
an g
eselec-
teerd worden welke van de mogelijke aanwij-
zingen in de multifunctie-indicatie u wenst
weer te geven op het display van het instru-
mentenpaneel. Daarnaast kunnen ook de
meeteenheden gewijzigd worden ››› pag.
32.
Menu Configuratie
Gegevens
van de mul-
tifunctie-in-
dicatieConfiguratie van de gegevens van de
multifunctie-indicatie die u wenst weer
te geven op het display van het instru-
mentenpaneel ››› pag. 30.
Kompas
Instelling van de magnetische regio en
kalibratie van het kompas. Let bij het
kalibreren op de aanwijzingen op het
display van het instrumentenpaneel.
ComfortInstellingen van de comfortfuncties van
de wagen ››› pag. 32.
Licht & zichtConfiguratie van de wagenverlichting
››› pag. 33.
Tijd
Instelling van de uren en minuten van
de klok op het instrumentenpaneel en
het navigatiesysteem. Hier kan de tijd
worden ingesteld en worden gewisseld
tussen 12- en 24-uursweergave. Daar-
naast geeft de S die verschijnt boven-
aan op het display aan dat het uur is
aangepast aan de zomertijd.
Winterban-
den
Instelling van de visuele en akoestische
snelheidswaarschuwingen. Deze functie
kan enkel gebruikt worden wanneer het
voertuig is uitgerust met winterbanden,
die niet geschikt zijn voor het rijden met
topsnelheid.
TaalInstelling van de taal voor de teksten op
het display en navigatiesysteem.
EenhedenInstelling van de meeteenheden voor de
temperatuur, het verbruik en de afstand.
Tweede
snelheidDe tweede snelheidsmeter in- en uit-
schakelen.
ServiceRaadplegen van de servicemededelin-
gen of terugzetten van de service-inter-
valindicatie.
Afstelling in
productieEen aantal functies van het menu Con-
figuratie wordt terug op hun fa-
brieksinstelling gezet.
TerugHet hoofdmenu wordt opnieuw weerge-
geven. Submenu Comfort
Centr. ver-
grendeling.
››› pag. 117
Autom. vergrendelen (Auto Lock):
automatisch vergrendelen van alle por-
tieren en de achterklep vanaf een snel-
heid van ca. 15 km/u (10 mph). Om de
wagen te ontgrendelen als hij stilstaat
moet u op de knop van de centrale ver-
grendeling drukken, de portiergreep
vastnemen of de sleutel uit het contact-
slot trekken als functie Aut. Ont-
grend. ingeschakeld is.
Aut. Ontgrend. (Auto Lock): ont-
grendelen van alle portieren en de ach-
terklep zodra de sleutel uit het contact-
slot wordt getrokken.
Ontgrendeling port. : wanneer de
wagen ontgrendeld wordt met de sleu-
tel, worden de volgende portieren ont-
grendeld naargelang de instelling:
– Alle : alle portieren worden ontgren-
deld.
– Een portier : wanneer de wagen
ontgrendeld wordt met de sleutel, zal
uitsluitend het portier van de bestuur-
der worden ontgrendeld. Door een twee-
de maal te drukken op de knop
wor-
den alle portieren en de achterklep ont-
grendeld.
– Zijde van de wagen : de portieren
aan de bestuurderszijde worden ont-
grendeld.
In wagens met Keyless Access ›››
pag.
117 systeem worden na het vastnemen
van de desbetreffende portiergreep de
portieren ontgrendeld aan de zijde waar
de sleutel zich bevindt. 32
Page 66 of 340
Veiligheid
Waarschuwingslampje Afb. 81
Waarschuwingslampje in het instru-
ment enp
aneel
. Afb. 82
Weergavevoorbeeld van de toestand
v an de g or
del voor de plaatsen achterin (hier
in een wagen met 7 plaatsen) in het instru-
mentenpaneel. boven, de tweede zitrij; on-
der, de derde zitrij.
Brandt of knippert
Veiligheidsgordel van
de bestuurder of voor-
passagier, indien
laatstgenoemde heeft
plaatsgenomen, niet
omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen!
voorwerpen op de bij-
rijdersstoel.Verwijder de voorwerpen van
de bijrijdersstoel en berg ze
veilig op.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes in het instrumentenpaneel branden
om een aantal functies te verifiëren. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit.
Wanneer de veiligheidsgordels bij het begin
van de rit en bij een snelheid van meer dan
25 km/u (15 mph) niet zijn omgegespt of ze
tijdens de rit worden losgemaakt, weerklinkt
gedurende maximaal 90 seconden een
akoestisch signaal. Daarnaast gaat het waar-
schuwingslampje van de gordel knipperen
.
Het gordellampje gaat pas uit als de be-
stuurder en voorpassagier de gordel bij inge-
schakeld contact vastgespen.
Gordelstatusindicatie voor de zitplaatsen
achterin
De gordelstatusindicatie toont de bestuurder
op het display van het instrumentenpaneel wanneer hij het contact inschakelt, of eventu-
ele in
z
ittenden van de zitplaatsen achterin
de veiligheidsgordels hebben vastgemaakt.
Het symbool geeft aan dat de inzittende
van die plaats "zijn" veiligheidsgordel draagt
››› afb. 82.
Wanneer een veiligheidsgordel achterin
wordt omgegespt of losgemaakt, wordt de
toestand van deze gordel gedurende ca. 30
seconden weergegeven. Deze indicatie kan
verborgen worden door de toets 0.0 / SET in
t e drukk
en.
Indien tijden
s het rijden achterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert de
gordelstatusindicatie maximaal 30 secon-
den. Indien de snelheid hoger is dan
25 km/u (15 mph), weerklinkt tevens een ge-
luidssignaal.
De weergave van de gordels achterin kan in-
of uitgeschakeld worden bij een Technische
Dienst.
64
Page 107 of 340
Bestuurdersgedeelte
Instrumenten Ov er
z
icht van het instrumentenpaneel Afb. 117
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Uitleg over de instrumenten
››
›
afb. 117:
Gelijkzetknop voor de klok 1)
.
– Druk op de toets om de indicatie van
het uur of de minuten te selecteren.
– Druk op 0.0 / SET
› ››
afb
. 117 7 om
door t e g
aan met
de instelling. Houd de
toets ingedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
– Druk opnieuw op de toets om de in-
stelling van het uur af te sluiten.
1 Toerenteller (v
an de dr
aaiende mot
or, in
duizend omwentelingen per minuut).
De toerenteller geeft u, samen met de
toerentalindicatie, de mogelijkheid om
de motor van uw wagen altijd te gebrui-
ken op het meest geschikte toerental. Het
begin van het rode gebied ››› afb. 117
geeft het maximale toerental voor de mo-
tor op bedrijfstemperatuur aan. Vóór het
bereiken van dit gebied moet u opscha-
kelen of de keuzehendel in stand D zet-
2 ten of de voet van het gaspedaal nemen
› ›
›
. Beter is het echter om de hoge toe-
r ent
al
len te mijden en te letten op de ver-
snellingsindicaties. Voor aanvullende in-
formatie, zie ››› pag. 206.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
››› pag. 293.
Elementen op het display ››› pag. 106.
Indicatie van de brandstofreserve ››› pag.
279. »
3 4
5
1)
Naargelang de uitvoering van de wagen kan het
uur ook aan g
epast worden via het menu instel-
lingen op het display van het instrumentenpaneel
››› pag. 32.
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 108 of 340
Bedienen
Snelheidsmeter.
T erug
s
telknop voor de dagteller-weerga-
ve (trip ).
– Druk op de knop 0.0 / SET om te reset-
t en. ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. VOORZICHTIG
Om de motor niet te beschadigen, mag de
naa l
d van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert
zowel het brandstofverbruik als het la-
waai. Elementen op het beeldscherm
Op het display van het instrumentenpaneel
› ›
›
afb. 117 4 kan uiteenlopende informatie
w eer
g
egeven worden, naargelang van de uit-
voering van de wagen:
● Waarschuwings- en informatieteksten.
6 7 ●
Af g
el
egde afstand.
● Tijd.
● Buitentemperatuur.
● Kompas.
● Keuzehendelstanden ›››
pag. 201.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
vers
nellingsbak) ››› pag. 201.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
vers
chillende instellingsopties ›››
pag.
28.
● Service-intervalindicatie. ›››
pag. 108.
● Tweede snelheidsindicatie (menu Confi-
guratie ) ›››
pag. 28.
● Statusweergave voor de Start-Stop-werking
›››
pag. 107.
Waarschuwings- en informatieteksten
Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het rijden worden enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ››› pag. 110) en, in bepaalde gevallen,
door middel van akoestische signalen. Af-
hankelijk van de uitvoering van het instru-
mentenpaneel, kan de weergave variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-
en controlelampjes op pag. 110 !
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en deze kan uitein-
delijk defect raken! ›››
in Waarschuwings- en contro-
lelampjes op pag. 110 !
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen. Afgelegde afstand
D
e
tot
ale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl weer.
106
Page 109 of 340
Bestuurdersgedeelte
Indicator buitentemperatuur
W anneer de b
uit
entemperatuur lager is dan
+4°C (+39°F), wordt samen met deze tempe-
ratuur het symbool "ijskristal" weergegeven
(waarschuwing risico op ijzel). Aanvankelijk
knippert dit symbool en dan blijft het continu
branden tot de buitentemperatuur hoger is
+6°C (+43°F) ››› .
W anneer de w
ag
en stilstaat en de interieur-
voorverwarming werkt ( ››› pag. 187), of bij
het rijden met zeer lage snelheid, is het mo-
gelijk dat de aangegeven temperatuur iets
hoger is dan de werkelijke buitentempera-
tuur, wegens de warmte die de motor afgeeft.
Het meetbereik van de temperatuur gaat van
-40°C tot +50°C (-40°F tot +122°F).
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven ››› pag. 108.
Keuzehendelstanden
De mogelijke schakelstanden van de keuze-
hendel worden getoond aan de zijkant van
de hendel en op het display van het instru-
mentenpaneel. In de posities D en S, alsook
bij de tiptronic, wordt op het display tevens
de overeenkomstige versnelling weergege-
ven. Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het
rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 201.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden. Daarvoor
selecteert u in het menu Instellingen de
optie Tweede snelheid ›››
pag. 28.
Voertuigen zonder menu-indicatie in het in-
strumentenpaneel:
● De motor van de wagen starten.
● Druk drie maal op de toets . De weer
ga-
ve van de totale kilometerstand zal knippe-
ren op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Druk een maal op de toets 0.0 / SET . In
p l
aats
van de totale kilometerstand zal kort
"mph" of "km/u" weergegeven worden.
● Hierdoor wordt de tweede snelheidsmeter
inge
schakeld. Om deze optie uit te schake-
len, gaat u op dezelfde wijze te werk.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden. Indicatie van de start/stop-werking
Op het dis
play van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 217. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 110 in
acht nemen. ATTENTIE
Zelfs als de buitentemperatuur boven het
vries p
unt ligt, kunnen wegen en bruggen
glad zijn.
● Ook bij buitentemperaturen boven +4°C
(+39°F) kunnen
zich ijsplekken vormen op de
weg, zelfs zonder dat het symbool "ijskri-
stal" weergegeven wordt.
● Vertrouw nooit blindelings op de buiten-
temperat
uurmeter! Let op
● Er z ijn
verschillende typen instrumentenpa-
nelen, dus kunnen de versies en indicaties
van het display verschillen. Bij wagens zon-
der weergave van waarschuwings- of informa-
tieteksten op het display worden storingen
uitsluitend door controlelampjes weergege-
ven. » 107
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 110 of 340
Bedienen
●
Wanneer er v
erschillende waarschuwingen
zijn, worden de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kompas*
Afb. 118
Magnetische zones. In wagens waarin het navigatiesysteem ge-
mont
eer
d i
s af fabriek, dient het kompas niet
gekalibreerd te worden. De optie kompas
verdwijnt.
Het kompas van voertuigen die niet beschik-
ken over navigatiesysteem gemonteerd af fa-
briek, wordt voortdurend en automatisch ge-
kalibreerd. Indien naderhand elektronische
of metalen accessoires geïnstalleerd worden
in het voertuig (mobiele telefoon, televisie-
toestel), moet het kompas opnieuw handma-
tig gekalibreerd worden. De magnetische zone instellen
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Zone kiezen.
● De magnetische zone selecteren naarge-
lang de po
sitie van de wagen ››› afb. 118.
● De magnetische zone instellen en bevesti-
gen (1-15 ).
K
ompas kalibreren
Om het kompas te kalibreren, moet men zich
bevinden in een van de geldige magnetische
zones en beschikken over voldoende ruimte
om een omtrek te maken met de wagen.
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Kalibreren
kiezen.
● Het bericht Een volledige omtrek
maken om het kompas te kalibreren
beves
tigen met OK en daarna in een volledi-
g e c
irk
el rijden met een snelheid van onge-
veer 10 km/u (6 mpu).
Wanneer de windstreek op het display ver-
schijnt, is de kalibratie voltooid. Service-intervalindicatie De indicatie van de servicebeurt verschijnt op
het di
s
play van het instrumentenpaneel
››› afb. 117 4 .
Bij S EA
T wordt het onderscheid gemaakt tus-
sen een service met vervanging van de mo-
torolie (Onderhoudsservice) en een service
zonder vervanging van de motorolie (Contro-
leservice). De service-intervalindicatie infor-
meert alleen over de data van de servicebeur-
ten waarbij de motorolie ververst moet wor-
den. De data van de andere servicebeurten
(bijv. de volgende inspectiebeurt of vervan-
ging van de remvloeistof) worden aangege-
ven op de sticker in de stijl van het portier of
in het Onderhoudsprogramma.
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang kunnen de service-in-
tervallen aanzienlijk worden verlengd. Met
de LongLife Service introduceert SEAT een
technologie waarmee u slechts een Onder-
houdsservice hoeft laten uit te voeren wan-
neer dit echt nodig is. Om de Onderhouds-
service te bepalen (max. 2 jaar), wordt reke-
ning gehouden met de gebruiksomstandig-
heden van de wagen en de persoonlijke rijst-
ijl. De aankondiging van de service verschijnt
voor het eerst 20 dagen voor de berekende
108
Page 111 of 340
Bestuurdersgedeelte
datum voor de overeenkomstige service. De
nog r e
s
terende kilometers worden steeds op
100 km afgerond en de tijd op volledige da-
gen. Het actuele servicebericht kan niet ge-
raadpleegd worden tot 500 km na de laatste
service. Tot dan verschijnen enkel streepjes
op de indicator.
Herinnering aan een onderhoudsbeurt
Wanneer het bijna tijd is voor een service,
verschijnt bij het inschakelen van het contact
een Serviceherinnering.
In voertuigen zonder tekstberichten wordt op
het display van het instrumentenpaneel een
Engelse sleutel en een weergave in km
getoond. Het weergegeven aantal kilometers
is de maximale afstand die nog kan afgelegd
worden tot de volgende servicebeurt. Na en-
kele seconden verandert de weergavefunctie.
Er verschijnt een klok-symbool en het aantal
dagen tot de komende servicebeurt.
In wagens met tekstberichten wordt op het
display van het instrumentenpaneel Servi-
ce in --- km of --- dagen getoond.
Datum van de onderhoudsbeurt
Wanneer de datum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de Engelse sleutel op het display gedu-
rende enkele seconden. In wagens met tekst- berichten wordt op het display van het instru-
mentenp
aneel Service nu getoond.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de
actuele servicemededeling geraadpleegd
worden: ● Druk verschillende malen op de toets
op het ins
trumentenpaneel tot het symbool
van de Engelse sleutel weergegeven
wordt.
● OF: Selecteer het menu Instellingen.
● Select
eer in het submenu Service de op-
tie Info .
Na het ov
erschrijden van de servicedatum ,
wordt het minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen. In wa-
gens met tekstberichten wordt het volgende
getoond op het display: Service sinds
--- km of --- dagen .
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Indien de service niet uitgevoerd is bij een
Technische Dienst, kan de indicator op de
volgende wijze gereset worden:
In wagens met tekstberichten:
Selecteer het menu Instellingen.
In wagens met tekstberichten:
In het submenu Service selecteert u de optie Terug-
zetten (Reset).
Bevestigen met OK wanneer het systeem dit vraagt.
In wagens zonder tekstberichten:
Contact uitschakelen.
Houd de toets 0.0 / SET ingedrukt.
Schakel het contact opnieuw in.
Laat de toets 0.0 / SET los en druk tijdens de volgende
20 seconden op de toets . De indicator tussen twee intervallen niet t
e-
rug z
etten, omdat de weergegeven indicaties
dan niet correct zullen zijn.
Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, wordt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser-
vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler ››› brochure Onderhoudsprogramma. Let op
● Het ser v
icebericht verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK .
● In wagens met LongLife Service waarvan de
acc u g
edurende langere tijd losgekoppeld is » 109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 112 of 340
Bedienen
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vic
e niet
berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma. Controlelampjes
Waar s
chuwings- en controlelampjes Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 34
De controle- en waarschuwingslampjes zijn
indicatoren voor mededelingen ››› , storin-
g en
›
›
› of bepaalde functies. Een aantal
c ontr
o
le- en waarschuwingslampjes gaat aan
wanneer het contact wordt ingeschakeld en
moet weer doven wanneer de motor in werk-
ing wordt gezet, of tijdens het rijden.
Naargelang het model kunnen op het display
van het instrumentenpaneel bijkomende
tekstberichten verschijnen, die informatie be-
vatten of u aansporen om een bepaalde actie
te ondernemen ››› pag. 105, Instrumenten.
Volgens de uitvoering van de wagen is het
mogelijk dat, in plaats van het branden van
een lampje, een symbool weergegeven wordt
op het display van het instrumentenpaneel. Wanneer bepaalde controle- en waarschu-
wing
slampjes gaan branden, weerklinkt ook
een geluidssignaal. ATTENTIE
Indien geen rekening gehouden wordt met de
waar s
chuwingslampjes en de berichten, kan
de wagen tot stilstand komen midden in het
verkeer, of kunnen zich ongevallen of ernstig
letsel voordoen.
● Nooit de indicatielampjes of tekstberichten
neger
en.
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een vei
lige wijze mogelijk is.
● De wagen ver van het wegverkeer parkeren,
op een plaat
s waar geen brandbare materia-
len met het uitlaatsysteem in aanraking kun-
nen komen (bijv. droog gras, brandstoffen).
● Een defecte auto brengt een verhoogd risi-
co op ong
evallen met zich mee, zowel voor de
inzittenden als voor de andere weggebrui-
kers. Zet zo nodig de alarmlichten aan en
plaats de gevarendriehoek om andere be-
stuurders te waarschuwen.
● Alvorens de motorkap te openen, moet de
motor uitg
ezet worden en voldoende afkoe-
len.
● In elke wagen is de motorruimte een zone
die gevar
en inhoudt en ernstige letsel kan
veroorzaken ››› pag. 287. VOORZICHTIG
Het negeren van de controlelampjes die gaan
branden en de t ek
stberichten die verschijnen,
kan leiden tot storingen in de wagen. 110