park assist Seat Arona 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2017Pages: 320, PDF Size: 6.73 MB
Page 8 of 320
Inhoudsopgave
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Motor starten en afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 173
Remmen en parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 182
Handgeschakelde versnellingsbak . . . . . . . . . . 189
Automatische versnellingsbak/DSG automati-
s c
he
versnellingsbak* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189
Aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 196
Inrijden en zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Motorregeling en uitlaatgasreinigingssys-
teem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Aan
wijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . . 201
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Start/stop-systeem* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Snelheidsregelsysteem (SRS)* . . . . . . . . . . . . . 205
Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Omgevingsbewakingssysteem (Front Assist)
met het C
ity noodremsysteem en voetgangers-
herkenning* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Adaptive Cruise Control ACC (automatische af-
stand
sregeling)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
S
EAT rijprogramma's (SEAT Drive Profile)* . . . . 233
Vermoeidsheidsdetectie (aanbeveling om te
pauzer
en)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Inparkeersysteem (Park Assist)* . . . . . . . . . . . . 236
Parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Achteruitrijsysteem "Rear View Camera"* . . . . 250
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Tr
ekhaak voor aanhangwagen* . . . . . . . . . . . . 253
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 259 Aanwijzingen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Accessoires en technische wijzigingen . . . . . . . 265
Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . 266
Verzorging van de wagen, buitenzijde . . . . . . . 267
Verzorging van de wagen, binnenzijde . . . . . . . 272
Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Werkzaamheden in de motorruimte . . . . . . . . . 278
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 287
Wagenaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
Wielen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
Reservewiel (noodloopwiel)* . . . . . . . . . . . . . . 294
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Wat u moet weten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Gegevens inzake het brandstofverbruik . . . . . . 297
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 298
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 301
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
6
Page 36 of 320
De essentieMenuSubmenuInstelling mogelijkBeschrijving
Banden
Controle bandenspanningOpslaan in het geheugen van de bandenspanningen (kalibreren)›››
pag. 293
WinterbandenIn- en uitschakelen van de snelheidswaarschuwing. Verstellen van de waarde van de
snelheidswaarschuwing››› pag. 295
Assistentie voor de
bestuurder
Front Assist (omgevingsbewa-
kingssysteem)Activering/deactivering: Front Assist, voorwaarschuwing, weergave van de waarschu-
wing voor de afstand››› pag. 211
ACC (automatische afstandsre-
geling)Inschakeling/uitschakeling: standaardinstelling afstandsniveau, rijprofielen.››› pag. 217
VermoeidheidsdetectieActivering / deactivering››› pag. 235
Parkeren en manoeu-
vrerenParkPilotAutomatische activering, volumen vóór, geluidsinstelling vóór, volume achter, geluids-
instelling achter, volume verlagen››› pag. 244
Verlichting
InterieurverlichtingInstrumenten- en schakelaarverlichting, verlichting van de voetenruimte››› pag. 147
Functie Coming home/Leaving
homeTijd van inschakeling functie "Coming home", tijd van inschakeling functie "Leaving
home"››› pag. 144
RuitenwissersRuitenwissersAutomatische ruitensproeiers, wissen bij achteruitrijden››› pag. 32
Openen en sluiten
AfstandsbedieningComfortopenen››› pag. 140
Centrale vergrendelingOntgrendelen van de portieren, automatisch vergrendelen/ontgrendelen, akoestische
bevestiging uitschakeling alarm››› pag. 129
Multifunctie-scherm–
Actueel brandstofverbruik, gemiddeld brandstofverbruik, te tanken hoeveelheid, com-
fortverbruikers, ECO aanwijzingen, rijtijd, afgelegde afstand, digitale snelheidsindica-
tie, gemiddelde snelheid, waarschuwing snelheid te hoog, olietemperatuur, koelvloei-
stoftemperatuur, reset gegevens "vanaf het vertrek", reset gegevens "totale bereke-
ning"
››› pag. 35
Datum en tijd–Bron voor de tijd, op de juiste tijd zetten, automatische omschakeling zomer- en win-
tertijd, tijdzone kiezen, tijdformaat, datum aanpassen, formaat datum–
Maateenheden–Afstand, snelheid, temperatuur, volume, verbruik– 34
Page 37 of 320
De essentieMenuSubmenuInstelling mogelijkBeschrijving
Service–Chassisnummer, datum volgende SEAT Controleservice, datum volgende Onderhouds-
service›››
pag. 41
Fabrieksinstellingen–Alle instellingen, hulpsystemen voor de bestuurder, parkeren en manoeuvreren, ver-
lichting, ruitenwissers, openen en sluiten, multifunctie-scherm kunnen teruggezet
worden–
››› in Menu WAGEN op pag. 121
›››
pag. 120 Bestuurdersinformatiesysteem
Inl eidin
gBij ingeschakeld contact is het mogelijk de
ver
s
chillende functies van het display te
raadplegen door te navigeren door de me-
nu's.
Bij wagens met multifunctiestuurwiel kan de
multifunctie-indicatie uitsluitend worden be-
diend via de knoppen aan dat stuurwiel.
Het aantal menu's dat weergegeven wordt op
het display van het instrumentenpaneel vari-
eert naargelang de elektronica en uitvoering
van de wagen.
Bij een gespecialiseerde dealer kunnen func-
ties geprogrammeerd of gewijzigd worden volgens de uitvoering van de wagen. Geadvi-
seerd w
or
dt om naar de werkplaats van een
officiële SEAT dealer te gaan.
Een aantal opties van het menu kan enkel ge-
raadpleegd worden wanneer het voertuig stil-
staat.
Zolang een waarschuwing met hoogste prio-
riteit 1 weergegeven wordt op het scherm,
kunnen de menu's niet getoond worden
››› pag. 39. Bepaalde waarschuwingen kun-
nen worden bevestigd via de ruitenwisser-
hendel of de knop op het multifunctiestuur-
wiel; deze verdwijnen dan.
Het informatiesysteem biedt ook de volgende
informatie en aanwijzingen (volgens de uit-
rusting van de wagen):
Ritgegevens ››› pag. 37
■ Multifunctie-indicatie vanaf het vertrek
■ Multifunctie-indicatie vanaf het tanken
■ Multifunctie-indicatie berekening totaal
Assistenten ››› pag. 38
Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem Audio
››› brochure Radio of › ›› brochure Navi-
gatiesysteem
Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure Na-
vigatiesysteem
Staat van de wagen ››› pag. 33 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. 35
Page 123 of 320
Inleiding tot het Easy Connect-systeem*Functietoetsen in het me-
nu WageninstellingenBlz.
ESC-systeem:›››
pag. 182
Banden››› pag. 293
Assistentie voor de bestuurder››› Tab. op pag. 33
Parkeren en manoeuvreren››› pag. 244
Verlichting››› Tab. op pag. 33
Achteruitkijkspiegels en ruiten-
wissers››› Tab. op pag. 33
Openen en sluiten››› Tab. op pag. 33
Multifunctie-scherm››› Tab. op pag. 33
Datum en tijd››› Tab. op pag. 33
Eenheden››› Tab. op pag. 33
Service››› pag. 116
Fabrieksinstellingen››› Tab. op pag. 33 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen. Het bedienen van het Easy Con-
nect-systeem kan u van het verkeer afleiden. 121
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 215 of 320
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
In de voorbumper is een radarsensor inge-
bou wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 188 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt het bewakingssys-
teem Front Assist niet. De informatietekst op
het display in het instrumentenpaneel luidt:
Front Assist: Sensor zonder
zicht! Indien nodig de radarsensor reini-
gen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de voorspoiler
wordt gewijzigd, kunnen de werking van de
Front Assist beïnvloeden. Daarom dienen
structurele wijzigingen enkel door gespeciali- seerde werkplaatsen te worden uitgevoerd.
Om die reden beveelt
SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de
Front Assist aangetast. Daarom dienen repa-
ratiewerkzaamheden alleen door gespeciali-
seerde werkplaatsen te worden uitgevoerd.
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Zo vermijdt u mogelijke schade. Laat hem
in dat geval afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het omgevingsbewa-
k
in
g
ssysteem Front Assist Afb. 189
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 214,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. »
213
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 225 of 320
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Men rijdt
h
arder dan 210 km/u (150 mph). ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terk ant, w
anneer de minimumafstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties c
orrect kan herkennen.
● "De voet" op het gaspedaal plaatsen kan
tot g
evolg hebben dat de ACC niet ingrijpt om
te remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht
betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger.
● Het is gevaarlijk de regeling in te schakelen
en de geprogr
ammeerde snelheid opnieuw te
activeren, als de omstandigheden van de rij-
baan, het verkeer of het weer dit niet toela-
ten. Gevaar voor ongevallen! Let op
● Bij het uit s
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist. ●
Bij het uit s
chakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of het inschakelen van de ESC in
Sport*-modus ( ››› pag. 120) wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Aanwijzingen voor de bestuurder
AC
C niet beschikbaar
Het
systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren.
ACC en Front Assist: momenteel niet be-
schikbaar. Sensor zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Helling
te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S of M
St
and
van keuzehendel D/S of M selecteren.
ACC: parkeerrem vastgezet
De ACC wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Ingreep
stabiliteitscontrole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld.
ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen.
ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mph) bedragen. Bij »
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 235 of 320
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RCTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) in- en uit
s
chakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu Assistenten op het scherm van het instru-
mentenpaneel met behulp van de bedie-
ningselementen op het stuur. Indien de wa-
gen is uitgerust met multifunctionele camera,
is toegang ook mogelijk met de toets van de
bestuurdershulpsystemen op de grootlicht-
hendel.
Menu Assistenten openen.
● Dode Hoek
● Exit Assist
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, licht de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort op.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op- nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en w
eer in
schakelen van het contact.
Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De radarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht.
Rijden met een aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu. Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoek
hulp en uitparkeer-
hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhangwagen wordt gereden.
SEAT rijprogramma's (SEAT Dri-
ve Profi
le)*
Inleiding De bestuurder heeft dankzij de SEAT Drive
Pr
ofi
l
e de keuze uit vier profielen of modi,
normaal , sport, eco en individueel ,
waarbij het gedrag van de diverse functies
van de wagen wordt aangepast voor uiteenlo-
pende rijervaringen.
Individueel kan worden geconfigureerd
naar wens. De andere profielen liggen vast.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïn
vloedt
SEAT Drive Profile de volgende on-
derdelen:
Motor
Al naar gelang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij »
233
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 244 of 320
BedienenIn het geval van rechte
parkeerplaatsenIn het geval van schui-ne parkeerplaatsen
Niet harder rijden dan ca.40 km/u (25 mph) bij hetpasseren van de parkeer- plaats.Niet harder rijden dan ca.20 km/u (12 mph) bij hetpasseren van de parkeer- plaats.
Een afstand tussen 0,5 en 2,0 meter aanhouden bij het passeren van de parkeerplaats.
Lengte van de parkeer-
plaats: lengte van de auto + 0.8 meterBreedte van de parkeer-
plaats: breedte van de au- to + 0,8 meter
Niet harder rijden dan ca. 7 km/u (4 mph) bij het inpar-
keren. Parkeren
Voer de volgende handelingen uit:
1.
Er moet voldaan zijn aan alle nodige voorwaar-
den om te kunnen inparkeren met het inparkeer-
systeem
››› pag. 241 en de parkeermodus moet
geselecteerd zijn ››› pag. 239.
2.
Kijk naar de weergave op het scherm van het in-
strumentenpaneel of de parkeerplaats gedetec-
teerd werd als "geschikt" en de juiste positie be-
reikt werd om te parkeren ››› afb. 212
of ››› afb.
213 .
De parkeerplaats is als "geschikt" beschouwd als
op het scherm van het instrumentenpaneel de
aanwijzing om te parkeren 5
verschijnt.
3.Stop de auto en schakel na een korte pauze de
achteruitversnelling in.
Voer de volgende handelingen uit:
4.Laat het stuur los
››› in Inleiding tot thema op
pag. 237.
5.
Let op het volgende bericht: Stuurhulp ac-
tief. Let op de omgeving.
Terwijl u de omgeving goed in het oog houdt, ac-
celereert u voorzichtig tot maximaal 7 km/u (4
mph).
Tijdens de parkeermanoeuvre neemt het systeem
enkel het sturen over. Als bestuurder moet u ac-
celereren, zo nodig koppelen, van versnelling
veranderen en remmen.
6.
Keer terug tot het continue signaal van de ParkPi-
lot klinkt.
OF: keer terug tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing voor vooruitrijden
verschijnt ››› afb. 212
1 of
››› afb. 213 1
OF: keer terug tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de melding
Park Assist be-
eindigd verschijnt.
De voortgangsbalk 7 geeft de afstand aan die
moet worden afgelegd ››› pag. 241.
7.
Trap het rempedaal in tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
OF: tot het symbool op het scherm van het in-
strumentenpaneel uitgaat.
8.Eerste versnelling inschakelen.
Voer de volgende handelingen uit:
9.
Rijd vooruit tot het continue signaal van de Park-
Pilot klinkt.
OF: rijd vooruit tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing voor achteruitrijden
verschijnt.
Het inparkeersysteem rijdt de auto vooruit en
achteruit tot hij in het midden van de parkeer-
plaats staat ››› afb. 212
of ››› afb. 213 .
10.
Voor een optimaal resultaat wacht u aan het eind
van elke manoeuvre tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
De parkeermanoeuvre eindigt wanneer een over-
eenkomstige melding verschijnt op het scherm
van het instrumentenpaneel en eventueel een ge-
luidssignaal klinkt. Let op
Indien tijdens het parkeren de manoeuvre
vroe g
tijdig beëindigd wordt, is het resultaat
mogelijk niet optimaal. 242
Page 246 of 320
Bedienen In het geval van rechte parkeerplaatsen
9.
Rijd vooruit tot het continue signaal van de Park-
Pilot klinkt.
OF: rijd vooruit tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing voor achteruitrijden
verschijnt.
Het inparkeersysteem rijdt de auto vooruit en
achteruit tot de parkeerplaats verlaten kan wor-
den.
10.
De auto kan de parkeerplaats verlaten wanneer
een overeenkomstige melding verschijnt op het
scherm van het instrumentenpaneel en eventu-
eel een geluidssignaal klinkt.
Neem de besturing over met de draaihoek die
door het inparkeersysteem werd afgesteld.
11.Verlaat de parkeerplaats terwijl u rekening houdt
met het verkeer.
Automatische remingreep van het in-
p
ark
eer
systeem Het inparkeersysteem helpt de bestuurder in
bep
aal
de g
evallen met remmen.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om op tijd te remmen ››› .
Aut om
ati
sche remingreep om de toegestane
snelheid niet te overschrijden
Om te voorkomen dat de toegestane snel-
heid van ca. 7 km/u (4 mph) wordt overschre- den bij het in- en uitparkeren, kan een auto-
matis
che remingreep plaatsvinden. Na de au-
tomatische remingreep kunnen de manoeu-
vres voor het in- of uitparkeren voortgezet
worden.
Er vindt slechts één automatische remin-
greep plaats voor elke poging tot in- of uit-
parkeren. Indien opnieuw de snelheid van ca.
7 km/u (4 mph) wordt overschreden, wordt
de overeenkomstige handeling onderbroken.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
In bepaalde omstandigheden kan het inpar-
keersysteem de auto automatisch afremmen
bij een obstakel door het rempedaal kort en
aanhoudend te bedienen ››› . Vervolgens
moet de be
s
tuurder het rempedaal intrap-
pen.
Een automatische remingreep om de schade
te beperken leidt ertoe dat de parkeerma-
noeuvre wordt beëindigd. ATTENTIE
De automatische remingreep van het inpar-
keer sy
steem mag nooit aanleiding zijn tot
het nemen van grotere risico's. Ondanks het
systeem moet de bestuurder te allen tijde op-
merkzaam blijven.
● Het inparkeersysteem heeft een aantal be-
perking
en die eigen zijn aan het systeem. In
bepaalde situaties werkt de automatische re- mingreep mogelijk enkel op beperkte wijze of
helem
aa
l niet.
● Blijf altijd paraat om de auto op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Het automatisch remmen stopt na ongeveer
1,5 seconde. Rem
vervolgens zelf de auto. Parkeerhulp
Al g
emeen Afhankelijk van de wagenuitrusting, helpen
v
er
s
chillende assistentiesystemen bij het in-
parkeren en manoeuvreren.
Het parkeerhulpsysteem achter is een akoes-
tische assistent die waarschuwt voor obsta-
kels die zich achter de wagen bevinden
››› pag. 246.
Het parkeerhulpsysteem plus assisteert de
bestuurder tijdens het manoeuvreren en in-
parkeren middels visuele en akoestische
meldingen over gedetecteerde obstakels
voor en achter de wagen ››› pag. 246. ATTENTIE
● Houd altijd het
verkeer en de directe omge-
ving van de wagen ook zelf in de gaten. De
hulpsystemen kunnen de oplettendheid van
de bestuurder niet vervangen. Bij het in- of 244
Page 248 of 320
Bedienen
●
Bij wag en
s zonder informatiesysteem voor
de bestuurder kunt u de parameters laten
aanpassen bij een officiële SEAT-dealer of in
een gespecialiseerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 249.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Hulp bij het achteruit parkeren*
De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-
der tijden
s
het
manoeuvreren en inparkeren
middels akoestische meldingen.
Beschrijving
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra deze een obstakel detecteren, wordt
dat akoestisch gemeld.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0.60 m
centrale zone1.60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
w
or
dt
het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› in Algemeen op pag. 244,
››
›
in Alge-
meen op p ag. 245
!
A
ls u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-
schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijk
uitgeschakeld. Parkeerhulp plus* Afb. 215
Weergegeven gedeelte. De parkeerhulp plus assisteert u akoestisch
en
v
i
sueel bij het inparkeren.
De voor- en achterbumpers beschikken over
geïntegreerde sensoren. Zodra ze een obsta-
kel detecteren, wordt dat gemeld met ge-
luidssignalen en visueel in het Easy Connect-
systeem.
Bij gevaar van botsing aan de voorzijde van
de auto klinken de geluidssignalen vooraan,
bij gevaar van botsing aan de achterzijde van
de auto klinken ze achteraan.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
geveer:
246