infotainment Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2018Pages: 332, PDF Size: 6.85 MB
Page 36 of 332
De essentie
Easy Connect In s
t
ellingen in het CAR-menu Afb. 44
Easy Connect: Hoofdmenu. Afb. 45
Easy Connect: Menu WAGEN Het aantal beschikbare menu's en de bena-
min
g
v
an de verschillende opties voor de me-
nu's hangt af van de elektronica en de uitrus-
ting van de wagen.
● Contact inschakelen.
● Indien het is uitgeschakeld, zet dan het in-
fotainmentsy
steem aan.
● Druk op de infotainmenttoets / en
v er
v
olgens op de functieknop Wagen
› ››
afb
. 44 , of druk op de infotainmenttoets
/
om naar het menu
Wagen › ›
› afb. 45 te gaan.
● Druk op de functieknop SETUP om het me-
nu Wageninstellingen te openen.
● Om b innen het
menu een functie te selec-
teren, de betr
effende knop indrukken.
Als het selectievakje van de functietoets is
gemarkeerd , is de functie actief. Door op de menutoets
te drukken opent u
t elk
en
s het laatste menu dat is geactiveerd.
De wijzigingen in de instelmenu's worden au-
tomatisch opgeslagen bij het verlaten van de
menu's. 34
Page 119 of 332
Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
s
tuurdersgedeelte
Algemeen schema Toetsen voor elektrische ruitbedie-
ning
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Binnen gr
eep van het portier
Schak
elaar voor elektrisch bedien-
de buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Luchtroosters
Hendel v
oor:
– Knipperlichten/grootlicht . . . . . . .149
– Snelheidsr e
gelsysteem* . . . . . . . .212
Afhankelijk van de uitrusting:
– Hendel v
oor cruise control . . . . . .212
Stuurwiel met claxon en
– Bes
tuurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 87
– Bedienin g
voor boordcomputer .37
– Bediening
stoetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ›››
bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .196
Instrumentenpaneel en controle-
l amp j
es:
– Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
1 2
3
4
5
6
7
8 –
Waar
s
chuwings- en controlelamp-
jes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Hendel voor: – Ruiten
wissers/-sproeiers . . . . . . . .153
– Ruiten
wissers/-sproeier* . . . . . . . .153
– Bediening
van de multifunctie-in-
dicatie* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Infotainmentsysteem
Alarm
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting, da
shboardkastje met: . . . . . . .160
– Cd- s
peler* en/of SD-kaart*
››› brochure Radio
Bijrijdersairbag* . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Schakelaar voor uitschakeling van
de bijrijder s
airbag* . . . . . . . . . . . . . . . 91
Schakelaars voor: – Verw
arming en ventilatie . . . . . . . .172
– Airc onditionin
g* . . . . . . . . . . . . . . . . 174
– Climatr
onic* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Bediening stoelverwarming aan bij-
rijders z
ijde* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Versnellingshendel
– Schak
elbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
– Autom ati
sche versnellingsbak . .194
Afhankelijk van de wagenuitrusting
zijn de v
olgende toetsen beschik-
baar:
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18 –
Centr
al
e vergrendeling* . . . . . . . . .137
– Drukknop voor activ
ering Start-
Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
– SEAT Driv
e Profile . . . . . . . . . . . . . . . 237
– Inparkeer
systeem . . . . . . . . . . . . . . 241
– Contro
le bandenspanning* . . . . .300
Handremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Startknop (Keyless Access sluit- en
star
tsysteem zonder sleutel) . . . . . .181
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting:
– USB/AUX
-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . 131
– Connectiv ity
Box / Wireless Char-
ger* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Bediening stoelverwarming aan be-
st uur
derszijde* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Contactslot (wagens zonder Keyless
Acc
ess) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Hendel voor de instelling van de
stuurk
olom* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Zekeringhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Hendel voor het openen van de mo-
torkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Lic
htbundelhoogteverstelling* . . . .152
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147»
19 20
21
22
23
24
25
26
27
28
117
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 141 of 332
Openen en sluiten
● Ke
y
less-Exit: wagen vergrendelen met de
sensor van de portiergreep van het bestuur-
dersportier.
● Press & Drive: motor z
onder sleutel in werk-
ing stellen met de startknop ››› pag. 181.
De centrale vergrendeling en het sluitsys-
teem werken op dezelfde manier als het nor-
male ontgrendel- en vergrendelsysteem. Al-
leen de bedieningselementen veranderen.
Het ontgrendelen van de wagen wordt weer-
gegeven door het tweemaal knipperen van
de knipperlichten; het vergrendelen, een-
maal.
Indien u de wagen vergrendelt en vervolgens
alle portieren en de achterklep sluit terwijl de
laatst gebruikte sleutel in de wagen blijft en
geen enkele daarbuiten, zal de wagen niet
onmiddellijk worden vergrendeld. Alle knip-
perlichten van de wagen knipperen vier
maal. Als geen van de portieren of de achter-
klep geopend wordt, wordt de wagen na en-
kele seconden vergrendeld.
Wanneer u de wagen ontgrendelt en geen
van de portieren of de achterklep opent,
wordt de wagen na enkele seconden op-
nieuw vergrendeld.
Portieren ontgrendelen en openen (Keyless-
Entry)
● Pak de portiergreep van het bestuurder-
sportier beet
. Op dat ogenblik raakt u het sensoroppervlak
›››
afb. 143 A (pijl) aan van
de por tier
gr
eep en wordt de auto ontgren-
deld.
● Portier openen.
In wagen
s met selectief openen of configura-
tie van het infotainmentsysteem worden alle
portieren ontgrendeld door de portiergreep
tweemaal vast te nemen.
In wagens zonder beveiligingsysteem
"Safe": de portieren sluiten en vergrendelen
(Keyless-Exit)
● Contact uitschakelen.
● Bestuurdersportier sluiten.
● Tik één keer op het sensoroppervlak voor
ver
grendelen B (pijl) van de portiergreep
v an het
be
stuurdersportier. Het portier waar-
van de greep bediend wordt, moet gesloten
zijn.
In wagens met beveiligingsysteem "Safe":
de portieren sluiten en vergrendelen (Key-
less-Exit)
● Contact uitschakelen.
● Bestuurdersportier sluiten.
● Tik één keer op het sensoroppervlak B (pijl) van de portiergreep van het bestuurder-
s
por
tier
. De wagen wordt vergrendeld met
het "Safe" ››› pag. 135-veiligheidssysteem.
Het portier waarvan de greep bediend wordt,
moet gesloten zijn. ●
Tik twe
e keer op het sensoroppervlak B (pijl) van de greep van een van de voorportie-
r
en om de w
ag
en te vergrendelen zonder het
"Safe"-veiligheidssysteem te activeren
››› pag. 135.
Achterklep ontgrendelen en vergrendelen
Wanneer de auto vergrendeld is, wordt de
achterklep automatisch ontgrendeld als er
zich bij het openen een passende autosleutel
in de omgeving ››› afb. 142 bevindt.
Open of sluit de achterklep op een normale
manier.
Wanneer de achterklep gesloten is, wordt ze
automatisch vergrendeld. Als de auto volle-
dig ontgrendeld is, zal de achterklep niet au-
tomatisch vergrendeld worden na sluiting.
Wat gebeurt er bij het vergrendelen van de
wagen met een tweede sleutel
Als er zich in de wagen een autosleutel be-
vindt en de wagen wordt van buitenaf ver-
grendeld met een tweede sleutel, wordt de
sleutel binnenin de wagen vergrendeld voor
het starten van de motor ››› pag. 178. Om de
motor te kunnen starten moet er gedrukt wor-
den op de knop van de sleutel die zich bin-
nenin de wagen bevindt.
Automatisch uitschakelen van de sensoren
Als de wagen gedurende lange tijd niet ont-
grendeld of vergrendeld wordt, worden de »
139
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 142 of 332
Bedienen
toenaderingssensoren van de portieren auto-
m ati
s
ch uitgeschakeld.
Als bij vergrendelde wagen een van de sen-
soroppervlakken van de portiergrepen vaak
ingeschakeld wordt (bijv. door de takken van
een struik te raken), worden alle benade-
ringssensoren gedurende een bepaalde tijd
uitgeschakeld.
De sensoren worden opnieuw ingeschakeld:
● Na enige tijd.
● OF: als de wagen ontgrendeld wordt met de
toets
van de sleutel.
● OF: als de achterklep wordt geopend.
● OF: al
s de wagen handmatig wordt ont-
grendel
d met de sleutel.
Functie voor tijdelijke uitschakeling van de
Keyless Access*
U kunt het ontgrendelen van de auto met
Keyless Access (sleutelloze toegang) uitscha-
kelen voor een cyclus van ver- en ontgrende-
len.
● Zet de keuzehendel in stand P (bij auto met
aut
omatische versnellingsbak), aangezien de
auto anders niet vergrendeld kan worden.
● Portier sluiten.
● Druk op de sluitknop van de afs
tandsbe-
diening en raak dan binnen de 5 volgende
seconden het sensoroppervlak van vergren-
deling van de bestuurdersportiergreep ››› afb. 143
B aan. Neem de portiergreep niet vast,
w ant
d
an kan de auto niet vergrendeld wor-
den. De uitschakeling kan ook plaatsvinden
indien de auto wordt vergrendeld via het slot
van het bestuurdersportier.
● Om te controleren of de functie is uitge-
sch
akeld, wacht u minstens 10 seconden;
neem dan de portiergreep vast en trek eraan.
Het portier mag niet opengaan.
De auto kan de volgende keer enkel ontgren-
deld worden met de afstandsbediening of via
het slot. Na de volgende vergrendeling/ont-
grendeling is de sleutelloze toegang (Keyless
Access) weer actief.
Comfortfuncties
Om alle elektrische ruiten te sluiten met de
comfortfunctie, houdt u een vinger geduren-
de enkele seconden op het sensoroppervlak
voor vergrendeling B (pijl) van de portier-
gr eep t
ot
de ruiten gesloten zijn.
Het openen van de portieren bij aanraking
van het sensoroppervlak van de portiergreep
vindt plaats volgens de instellingen in het Ea-
sy Connect-systeem met de toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP en
Openen en s
luit
en .
VOORZICHTIG
De sensoroppervlaken van de portiergrepen
ku nnen g
eactiveerd worden wanneer ze ge-
raakt worden door een water- of stoomstraal
van een hogedrukspuit en een passende au- tosleutel in de omgeving aanwezig is. Als ten
mins
t
e één van de elektrische bediende rui-
ten geopend is en het sensoroppervlak B (pijl) van de portiergreep wordt permanent in-
ge
s
chakeld, worden alle ruiten gesloten. Let op
● Als
de accu van de wagen nog weinig span-
ning heeft of helemaal leeg is, of de batterij
van de autosleutel bijna of helemaal leeg is,
dan is het mogelijk dat de wagen niet ont-
grendeld of vergrendeld kan worden met het
Keyless Access-systeem. De wagen kan hand-
matig worden ontgrendeld of vergrendeld.
● Om de juiste vergrendeling van de wagen te
contro
leren, blijft de ontgrendelingsfunctie
uitgeschakeld gedurende ca. 2 seconden.
● Als op het scherm van het instrumentenpa-
neel het beric
ht Keyless defect wordt ge-
toond, kunnen er zich storingen voordoen in
de werking van het Keyless Access-systeem.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen.
● Afhankelijk van de functie ingesteld in het
infotainment
systeem voor buitenspiegels,
worden de buitenspiegels ingeklapt en gaat
de omgevingsverlichting branden bij het ont-
grendelen van de wagen via het sensoropper-
vlak op de portiergreep van het bestuurder-
sportier.
● Als er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wag
en bevindt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding 140
Page 145 of 332
Openen en sluiten
Activering
– Wordt automatisch ingeschakeld bij het in-
sc
h
akelen van het alarmsysteem.
Buiten werking stellen
– Open de wagen met de mechanische sleu-
tel of
met de toets van de afstandsbedie-
ning. Wanneer de wagen met de sleutel
wordt geopend, mag tussen het portier
openmaken en de sleutel in het contactslot
steken niet meer dan 15 seconden zitten
omdat anders het alarmsysteem afgaat.
– Druk tweemaal op toets van de afs
tands-
bediening. De volumetrische sensor en de
hellingshoeksensor worden gedeactiveerd.
Het alarmsysteem blijft geactiveerd.
De interieurbewaking en het afsleepalarm
worden automatisch opnieuw ingeschakeld
wanneer de wagen weer wordt vergrendeld.
De interieurbewaking en de sensor van het
afsleepalarm (hellingshoeksensor) worden
samen met het alarmsysteem automatisch in-
geschakeld. Voor het inschakelen ervan moe-
ten alle portieren en de achterklep gesloten
zijn.
Indien u de interieurbewaking en het weg-
sleepalarm wenst uit te schakelen, moet u dit
telkens opnieuw doen wanneer de wagen
vergrendeld wordt, anders worden deze sys-
temen automatisch ingeschakeld. De interieurbewaking en het afsleepalarm
moeten uitg
eschakeld worden indien dieren
in de binnenruimte van de vergrendelde wa-
gen gelaten worden (anders gaat het alarm-
systeem af wegens hun bewegingen) of bij-
voorbeeld wanneer de wagen vervoerd wordt
of wordt weggesleept met twee wielen van de
grond.
Valse alarmen
De interieurbewaking zal alleen correct wer-
ken indien de wagen volledig gesloten is.
Hierbij moeten de wettelijke voorschriften
worden opgevolgd.
In onderstaande gevallen kan een loos alarm
optreden:
● geopende ruiten (geheel of gedeeltelijk),
● Beweging van voorwerpen in de wagen,
zoal
s losse papieren, accessoires aan de bin-
nenspiegel (luchtverfrissers) enz. Let op
● Als
de wagen automatisch opnieuw ver-
grendeld wordt en het alarmsysteem zonder
de functie volumetrische sensor geactiveerd
is, dan wordt het alarmsysteem met alle func-
ties ingeschakeld, behalve die van de volu-
metrische sensor. Deze wordt pas weer geac-
tiveerd de volgende keer dat het alarmsys-
teem ingeschakeld wordt, tenzij deze opzet-
telijk uitgeschakeld wordt. ●
Indien het a l
arm is afgegaan als gevolg van
de volumetrische sensor, dan wordt dit bij
het openen van de wagen aangegeven via het
knipperen van het controlelampje van het be-
stuurdersportier. Dit knipperen is anders dan
wanneer het alarmsysteem aanstaat.
● De trilling van een mobiele telefoon die in
de wagen i
s achtergelaten kan ervoor zorgen
dat de interieurbewaking wordt geactiveerd,
aangezien de sensoren reageren op de bewe-
gingen en schokken die optreden in de wa-
gen.
● Indien bij het activeren van het alarmsys-
teem nog een portier of
de achterklep open
is, wordt enkel het alarmsysteem geacti-
veerd. Enkel wanneer alle portieren gesloten
zijn (met inbegrip van de achterklep), worden
de interieurbewaking en het afsleepalarm ge-
activeerd. Interieurbewaking en afsleepalarm
uit
s
c
hakelen* Bij een vergrendelde wagen activeren bewe-
gin
g
en in het
interieur (bijv. dieren) of een
verandering in de hellingshoek van de wagen
(bijv. wagentransport) het alarm. U voorkomt
onbedoeld alarm door de interieurbewaking
en het afsleepalarm uit te schakelen.
– Om de interieurbewaking en het afsleep-
alarm uit t
e schakelen schakelt u het con-
tact uit en kiest u via het infotainmentsys-
teem: toets > functietoets
S
ETUP >
»
143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 222 of 332
Bedienen
systeem vermeden. Laat hem in dat geval af-
st
el
len.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een slecht geplaatste kentekenplaat kan lei-
den tot een gebrekkige werking van de radar.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het noodremhulpsys-
t
eem (Fr
ont
Assist) Afb. 191
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 221,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. Front Assist in- en uitschakelen
Met in
geschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld:
● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets
van de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 37.
● OF: activeer of deactiveer het systeem in
het E
asy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
W
anneer Front Assist uitgeschakeld is, zal
het instrumentenpaneel hierover informeren
met de volgende indicator ››› afb. 191.
De voorwaarschuwing in- of uitschakelen
De voorwaarschuwing (voorafgaande waar-
schuwing) kan worden in- of uitgeschakeld in
het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag. 34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast:
● Vroegtijdig
● Middel
220
Page 254 of 332
Bedienen
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
g ev
eer:
1,20 m
1,60 m
0,90 m
Naarm
ate een obstakel wordt genaderd,
wordt het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)!
Als u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
Om de volledige omgeving van de auto te
kunnen weergeven, moet de auto enkele me-
ter naar voren en achteren bewogen worden.
Zo worden de ontbrekende zones afgezocht
en wordt de aanwezigheid van obstakels aan
de zijkanten van de auto getoond ››› afb.
215 C .
A B
C Bediening van de parkeerhulp
Afb. 216
Middenconsole: toets van de par-
k eerhu
lp
. Handmatige inschakeling van de parkeer-
hu
lp
● Druk de t
oets eenmaal
in. Het symbool
op de toets gaat geel branden.
Handmatige uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Druk opnieuw op de toets .
Handmatig
e uitschakeling van de weergave
van de parkeerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: op de functietoets in de hoek r
echts-
boven drukken. Automatische inschakeling van de parkeer-
hulp
●
Sch
akel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-
kel
nadert dat zich op zijn traject bevindt met
een snelheid van minder dan 10 km/u (6
mph) ››› pag. 253, Automatische activering.
Het obstakel wordt gedetecteerd vanaf een
afstand van ongeveer 95 cm indien de auto-
matische inschakeling geactiveerd is in het
infotainmentsysteem. Er wordt een beperkte
weergave getoond.
● OF: de wagen beweegt achteruit.
Autom
atische uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Zet de keuzehendel in stand P.
● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6
mph) v
ooruit.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Druk op de functieknop van het s
cherm
van het infotainmentsysteem.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
252
Page 258 of 332
Bedienen
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig o
b
serveren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zicht
sveld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
● Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms
tandigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch per
sonen of voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde
voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog.
● Houd de cameralens schoon en vrij van
sneeuw en ij
s. Dek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te al
len tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het s
cherm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm
zijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo- gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het w
e
gdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave
van de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen.
Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen als het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorw
erpen of andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het i s
ook belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterk
lep openstaat. Gebruiksaanwijzing
Afb. 220
In de greep van de achterklep: in-
bou wp
l
aats van achteruitkijkcamera. Een in de achterbumper ingebouwde kamera
helpt
de be
s
tuurder bij het achteruit parkeren
of manoevreren ››› afb. 220. Het beeld van de
camera wordt weergegeven samen met enke-
le door het systeem geprojecteerde oriënta-
tielijnen op het display van het infotainment-
systeem. Onderaan op het scherm is een
deel van de bumper te zien, als referentie-
punt voor de gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
● Breng de wagen op een veilige plaats tot
sti l
stand.
256
Page 259 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Sc h
ak
el de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het infotainmentsysteem
in.
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● Druk op de functietoets aan de recht
er-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door te drukk
en op de functietoetsen –/+,
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen.
Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te manoeuvreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het v
ervormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zicht
baar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren. Vertrouwd raken met het systeem
Om ver
trouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alcoho
lbasis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken.
● Sneeuw met een handveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray
. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit
schurende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu
lp Afb. 221
Weergave op het display van het in-
f ot
ainmentsy
steem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont
act aan is of de motor draait en wan-
neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen
(handgeschakelde versnellingsbak) of wan-
neer de keuzehendel voor de versnelling in
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak).
● Het systeem wordt uitgeschakeld 8 secon-
den na het ontk
oppelen van de achteruitver-
snelling (handgeschakelde versnellingsbak)
of als de keuzehendel voor de versnelling uit
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak). Het systeem wordt ook onmid-
dellijk uitgeschakeld bij het uitzetten van het
contact. »
257
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 260 of 332
Bedienen
● Wanneer s
nel
ler dan 15 km/u (9 mph) ach-
teruit wordt gereden, stopt de camera met
uitzenden.
In combinatie met het systeem van parkeer-
hulp Plus ››› pag. 249 wordt het beeld van de
camera onmiddellijk stopgezet wanneer uit
de achteruitversnelling wordt geschakeld of
de keuzehendel in stand R wordt gezet; er
wordt dan optische informatie weergegeven
die wordt geleverd door het systeem van par-
keerhulp.
Ook in combinatie met dit systeem bestaat
de mogelijkheid om het beeld van de achter-
uitrijhulp te verbergen:
● Door op het display te drukken op een van
de toetsen v
an het infotainmentsysteem.
● OF: door te drukken op de miniatuurweer-
gav
e van de wagen aan de linkerzijde van het
display (het volledige scherm van het opti-
sche systeem van de parkeerhulp plus wordt
dan getoond).
Om terug te keren naar het beeld van de ach-
teruitrijhulp:
● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-
ander de stand
van de keuzehendel, en scha- kel dan opnieuw de achteruitversnelling of
zet de k
euzehendel in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC1)
Bet
ekenis van de oriëntatielijnen
››› afb. 221
Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-
veer de breedte van de wagen inclusief
de buitenspiegels) op het oppervlak van
het wegdek.
Einde van de zijlijnen: het in het groen
aangeduide gebied eindigt ongeveer 2 m
achter de wagen op het wegdek.
Middelste lijn: duidt een afstand van on-
geveer 1 m achter de wagen aan op het
wegdek.
Rode horizontale lijn: duidt een veilige
afstand aan van ca. 40 cm tot het achter-
ste deel van de wagen op het oppervlak
van het wegdek.
Parkeermanoeuvre
● Plaats de wagen voor een parkeerplek en
sch
akel de achteruitversnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-
hendel voor de versnelling in de stand R (au-
tomatische versnellingsbak). 1 2
3
4 ●
Rij l an
g
zaam achteruit en draai het stuur-
wiel zodanig dat de oriëntatielijnen opzij
naar de open parkeerplek leiden.
● Oriënteer de wagen zodanig in de open
parkeerp
lek dat de oriëntatielijnen opzij
evenwijdig lopen met de wagen. 1)
WAARSCHUWING: de functietoets RVC (Rear
View
Camera) zal enkel beschikbaar zijn wanneer de ach-
teruitrijversnelling is geschakeld of de keuzehendel
zich in stand R bevindt.
258