infotainment Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 124 of 348

Bedienen
De wagen kan enkel via de voorportieren wor-
den ont gr
endel d en
vergrendeld. Daarbij
mag de sleutel van de afstandsbediening
zich niet op een afstand van meer dan ca. 1,5
m van de portiergreep bevinden.
Hierbij is het niet van belang of uw sleutel
zich bijv. in uw jaszak of in uw aktetas be-
vindt.
Het portier opnieuw openen is direct na de
sluitprocedure korte tijd niet mogelijk. Hier-
door hebt u de mogelijkheid om de correcte
vergrendeling van de portieren te controle-
ren.
Indien u dit wenst, kunt u enkel het overeen-
komstige portier of de volledige wagen ont-
grendelen. De vereiste instellingen kunt u uit-
voeren in wagens met bestuurdersinformatie-
systeem ›››
pag. 27.
Algemene informatie
Als er een passende autosleutel in de omge-
ving ››› afb. 123 aanwezig is, geeft het
sluit- en startsysteem zonder sleutel Keyless
Access toegangsrechten zodra u een van de
sensoroppervlakken van de portieren aan-
raakt of de softtouch/greep aan de achter-
klep wordt bediend. Vervolgens zijn de vol-
gende functies mogelijk zonder dat u de au-
tosleutel actief hoeft te gebruiken:
● Keyless-Entry: auto ontgrendel
en met de
grepen van de voorportieren of de soft-
touch/greep aan de achterklep. ●
Keyle
ss-Exit: wagen vergrendelen met de
sensor van de portiergreep van de bestuur-
der of bijrijder.
● Easy Open: achterklep openen door een
voet onder de acht
erbumper te zetten.
● Press & Drive: motor zonder s
leutel in werk-
ing stellen met de startknop ››› pag. 174.
De centrale vergrendeling en het sluitsys-
teem werken op dezelfde manier als het nor-
male ontgrendel- en vergrendelsysteem. Al-
leen de bedieningselementen veranderen.
Het ontgrendelen van de wagen wordt weer-
gegeven door het tweemaal knipperen van
de knipperlichten; het vergrendelen, een-
maal.
Indien u de wagen vergrendelt en vervolgens
alle portieren en de achterklep sluit terwijl de
laatst gebruikte sleutel in de wagen blijft en
geen enkele daarbuiten, zal de wagen niet
onmiddellijk worden vergrendeld. Alle knip-
perlichten van de wagen knipperen vier
maal. Als geen van de portieren of de achter-
klep geopend wordt, wordt de wagen na en-
kele seconden vergrendeld.
Wanneer u de wagen ontgrendelt en geen
van de portieren of de achterklep opent,
wordt de wagen na enkele seconden op-
nieuw vergrendeld. Portieren ontgrendelen en openen (Keyless-
Entry)
● Neem de greep v
an een van de voorportie-
ren va
st. Op dat ogenblik raakt u de senso-
roppervlakte ››› afb. 124 A (pijl) aan van de
por tier
greep en w
ordt de auto ontgrendeld.
● Portier openen.
In wagens
met selectieve opening of configu-
ratie van infotainmentsysteem worden alle
portieren ontgrendeld door de portiergreep
tweemaal vast te nemen.
In wagens zonder beveiligingsysteem
"Safe": de portieren sluiten en vergrendelen
(Keyless-Exit)
● Contact uitschakelen.
● Bestuurdersportier sluiten.
● Tik eenmaal op het sensoroppervlak
B (pijl) van de greep van een van de voor-
por tier
en. Het por
tier waarvan de greep be-
diend wordt, moet gesloten zijn.
In wagens met beveiligingsysteem "Safe":
de portieren sluiten en vergrendelen (Key-
less-Exit)
● Contact uitschakelen.
● Bestuurdersportier sluiten.
● Tik eenmaal op het sensoroppervlak
B (pijl) van de greep van een van de voor-
por tier
en. D e w
agen wordt vergrendeld met
het "Safe" ››› pag. 125-veiligheidssysteem.
122
Page 125 of 348

Openen en sluiten
Het portier waarvan de greep bediend wordt,
moet g
es
loten zijn.
● Raak tweemaal het sensoroppervlak
B (pijl) aan van de greep van een van de
v oorpor
tieren om de w
agen te vergrendelen
zonder het "Safe" ››› pag. 125-veiligheids-
systeem te activeren.
Achterklep ontgrendelen en vergrendelen
Wanneer de auto vergrendeld is, wordt de
achterklep automatisch ontgrendeld als er
zich bij het openen een passende autosleutel
in de omgeving ››› afb. 123 bevindt.
Open of sluit de achterklep op een normale
manier.
Wanneer de achterklep gesloten is, wordt ze
automatisch vergrendeld. Als de auto volle-
dig ontgrendeld is, zal de achterklep niet au-
tomatisch vergrendeld worden na sluiting.
Achterklep sensorgestuurd openen/sluiten
(Easy Open)
Als er zich een passende sleutel in de omge-
ving ››› afb. 123 van de achterklep bevindt,
is het mogelijk om die te ontgrendelen en te
openen of sluiten door met de voet te bewe-
gen in de zone van de sensoren ››› afb.
123 onder de achterbumper.
● Contact uitschakelen.
● Ga voor de achterbumper staan, in het mid-
den. ●
Maak een snel
le beweging met uw voet en
onderbeen en kom zo dicht mogelijk bij de
bumper. Het onderbeen moet zo dicht moge-
lijk in de buurt van de zone van de bovenste
sensor komen, en de voet zo dicht mogelijk
in de buurt van de zone van de onderste sen-
sor ››› afb. 123 1 .
● Trek de voet en het onderbeen snel terug
w e
g uit de sen
sorzones ››› afb. 123 2 . De
ac ht
erk l
ep gaat vanzelf open.
● Als de achterklep niet opengaat, herhaal
de procedure d
an enkele seconden later.
Om te melden dat de achterklep met
Easy Open wordt geopend, gaat het derde
remlicht eenmaal branden.
Met een andere beweging van de voet, zoals
bij het openen, wordt de klep gesloten (wan-
neer er een passende sleutel in de omgeving
van de achterklep is).
Bij het sluiten wordt de achterklep automa-
tisch vergrendeld als de wagen voordien al
vergrendeld was en als er geen enkele pas-
sende sleutel binnenin aanwezig is.
Terwijl de klep in beweging is (openen of
sluiten), kan die onmiddellijk stopgezet wor-
den met een nieuwe beweging van de voet
(wanneer er een passende sleutel in de om-
geving van de achterklep is).
In de volgende situaties is de functie
Easy Open niet of slechts in beperkte mate
beschikbaar (voorbeelden): ●
Als de ac
hterbumper zeer vies is.
● Als de achterbumper nat is en er zout aan
kleeft, b
ijvoorbeeld, nadat de wagen op met
zout bestrooide wegen gereden heeft.
● Als de kogelkop van de elektrische ont-
grendeling geen c
ontact maakt.
● Als de wagen pas later is uitgerust met een
trekhaak.
Bij hev
ige neerslag is het mogelijk dat de
functie Easy Open meer tijd nodig heeft om
de achterklep te openen of automatisch uit-
geschakeld wordt om te vermijden dat de
klep per ongeluk open gaat, bijv. als er veel
water valt.
De functie Easy Open kan permanent in- en
uitgeschakeld worden in het infotainment-
systeem met de toets en de functietoet-
sen S
ETUP en
Openen en s
luit
en
› ›
›
p
ag.
27
.
Wat gebeurt er bij het vergrendelen van de
wagen met een tweede sleutel
Als er zich in de wagen een autosleutel be-
vindt en de wagen wordt van buitenaf ver-
grendeld met een tweede sleutel, wordt de
sleutel binnenin de wagen vergrendeld voor
het starten van de motor ››› pag. 174. Om de
motor te kunnen starten moet er gedrukt wor-
den op de knop van de sleutel die zich
b innenin de w
agen bev
indt. »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 126 of 348

Bedienen
Automatisch uitschakelen van de sensoren
A l
s de w
agen gedurende lange tijd niet ont-
grendeld of vergrendeld wordt, worden de
toenaderingssensoren van de portieren auto-
matisch uitgeschakeld.
Als bij vergrendelde wagen een van de sen-
soroppervlakken van de portiergrepen vaak
ingeschakeld wordt (bijv. door de takken van
een struik te raken), worden alle toenade-
ringssensoren gedurende een bepaalde tijd
uitgeschakeld.
De sensoren worden opnieuw ingeschakeld:
● Na enige tijd.
● OF: als de wagen ontgrendeld wordt met de
toets van de sleutel.
● OF: al s de achterklep wordt geopend.
● OF: als
de wagen handmatig wordt ont-
grendeld met
de sleutel.
Comfortfuncties
Om alle elektrische ruiten en het schuifdak te
sluiten met comfortfunctie , houdt u een vin-
ger gedurende enkele seconden op het sen-
soroppervlak voor vergrendeling ››› afb.
124 B (pijl) van de portiergreep tot de ruiten
en het d
ak g
esloten zijn.
Het openen van de portieren bij aanraking
van het sensoroppervlak van de portiergreep
vindt plaats volgens de instellingen in het in- fotainmentsysteem met de toets
en de
f u
nctiet oetsen S
ETUP en
Openen en s
luit
en .
ATTENTIE
Als er zich een passende sleutel in de omge-
ving v
an de achterklep bevindt, is het in som-
mige gevallen mogelijk dat de functie Easy
Open onbedoeld ingeschakeld wordt en de
achterklep geopend wordt, bijvoorbeeld wan-
neer er geveegd wordt onder de achterbum-
per, een waterstraal of hogedrukspuit daarop
gericht wordt of wanneer onderhouds- of re-
paratiewerkzaamheden aan die zone uitge-
voerd worden. Als de achterklep onbedoeld
geopend zou worden, zou die ernstige letsels
kunnen toebrengen aan personen die zich
binnen de baan ervan bevinden en materiële
schade veroorzaken.
● Laat daarom geen enkel passende sleutel
onbeheerd in de omgev
ing van de achterklep
achter.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainmentsy
steem uit voordat u onder-
houds- of reparatiewerkzaamheden aan de
wagen uitvoert.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainmentsy
steem uit voordat u de wagen
wast.
● Schakel altijd de Easy Open-functie in het
infotainmentsy
steem uit voordat u een fiet-
sendrager of aanhangwagen monteert ››› pag.
271. VOORZICHTIG
De sensoroppervlaken van de portiergrepen
kunnen g e
activeerd worden wanneer ze ge-
raakt worden door een waterstraal of hoge-
drukspuit wanneer er een passende autosleu-
tel in de omgeving aanwezig is. Als ten min-
ste één van de elektrische ruiten geopend is
en het sensoroppervlak B (pijl) van een van
de portiergr epen c
onstant ingeschakeld is,
worden alle ruiten gesloten. Als de waters-
traal of hogedrukspuit even niet gericht
wordt op het sensoroppervlak A (pijl) van
een van de por tier
grepen en daarna er op-
nieuw op gericht wordt, dan worden alle rui-
ten waarschijnlijk geopend ››› pag. 124. Let op
● Als de ac
cu van de wagen nog weinig span-
ning heeft of helemaal leeg is, of de batterij
van de autosleutel bijna of helemaal leeg is,
dan is het mogelijk dat de wagen niet ont-
grendeld of vergrendeld kan worden met het
Keyless Access-systeem. De wagen kan hand-
matig worden ontgrendeld of vergrendeld
››› pag. 89.
● Om de juiste vergrendeling van de wagen te
control
eren, blijft de ontgrendelingsfunctie
uitgeschakeld gedurende ca. 2 seconden.
● Als op het scherm van het instrumentenpa-
neel het bericht
Keyless defect wordt ge-
toond, kunnen er zich storingen voordoen in
de werking van het Keyless Access-systeem.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats. 124
Page 127 of 348

Openen en sluiten
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te r
aa
dplegen.
● Afhankelijk van de functie ingesteld in het
infotainmentsy
steem voor buitenspiegels,
worden de buitenspiegels ingeklapt en gaat
de omgevingsverlichting branden bij het ont-
grendelen van de wagen via het sensoropper-
vlak in de portiergrepen van de bestuurder en
bijrijder ››› pag. 148.
● Als er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wagen bev
indt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding verschij-
nen op het display van het instrumentenpa-
neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-
der radiofrequentiesignaal zou interfereren
met het signaal van de sleutel (bijv. van een
of andere accessoire voor mobiele apparaten)
of als de sleutel afgedekt wordt door een
voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren aan de portier-
grepen van de deur
en kan aangetast geraken
als de sensoren veel vuil vertonen, bijvoor-
beeld, een laagje zout. Reinig zo nodig de
wagen.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tische
versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. Alarmsysteem (Safelock)*
Zodra de wagen van buitenaf wordt vergren-
del
d, w
ordt
tevens het inbraakbeveiliging ge- activeerd; ter informatie voor de bestuurder
wordt dit
als volgt weergegeven op het dis-
play in het instrumentenpaneel Atten-
tie: Safelock. Zie het Instruc-
tieboekje . De wagen kan niet meer van
binnenuit worden geopend. Dit maakt het
moeilijker voor onbevoegden om de wagen
binnen te dringen ››› in Beschrijving op
p ag. 118
.
D e inbr
aakbeveiliging kan worden uitgescha-
keld telkens wanneer de wagen wordt ver-
grendeld:
● Draai de sleutel nogmaals naar de vergren-
delstand in het
portierslot binnen de volgen-
de 2 seconden. Laat vervolgens de afdekking
van de handgreep van het bestuurdersportier
los ›››
pag. 9, of
● Druk een tweede maal op knop van de
af s
tand
sbediening binnen de volgende 2 se-
conden.
Aan de knipperfrequentie van de LED in de
portierdrempel ziet u de bevestiging van de-
ze procedure. Aanvankelijk knippert de led
korte tijd snel, blijft vervolgens gedurende
30 seconden uit en gaat daarna langzaam
knipperen. Batterij vervangen
Afb. 125
Autosleutel: openen van het deksel
v an b
atterij
compartiment. Afb. 126
Autosleutel: batterij verwijderen. SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-
g
en in de w
erkpl
aats van een officiële dealer.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de autosleutel, onder een deksel. »
125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 172 of 348

Bedienen
Interieurvoorverwarming (extra
v er
warmin
g)
Inleiding tot thema De interieurvoorverwarming werkt met brand-
stof
uit
de tank van de auto en kan tijdens
het rijden of bij stilstand worden gebruikt.
De interieurvoorverwarming kan worden in-
geschakeld met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement, met de radiografi-
sche afstandsbediening of door vooraf een
uur van vertrek te programmeren in het menu
van het infotainmentsysteem.
In de winter kunt u met ingeschakelde interi-
eurvoorverwarming de voorruit ontwasemen
en vrij maken van ijs en sneeuw (indien het
gaat om een dunne laag) voordat u begint te
rijden.
Indien de buitentemperatuur zeer hoog is,
kan het interieur worden geventileerd met
stilstaande motor dankzij de interieurvoor-
verwarming. ATTENTIE
Het inslikken van een 20 mm grote batterij of
andere knoopcel k
an op zeer korte termijn le-
vensgevaarlijke letsels veroorzaken.
● Houd de radiografische afstandsbediening,
sleutelh
angers op batterijen, vervangende
batterijen, knoopcellen en andere batterijen groter dan 20 mm steeds buiten het bereik
van kinder
en.
● Indien u
vermoedt dat iemand mogelijk een
batterij heeft
ingeslikt, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts. ATTENTIE
De gassen van de interieurvoorverwarming
bev atten k oo
lmonoxide, een giftige, kleur- en
geurloze substantie. Koolmonoxide kan tot
bewusteloosheid leiden en dodelijk zijn.
● Schakel de interieurvoorverwarming nooit
in en laat z
e ook niet aan staan in gesloten
ruimtes of plaatsen zonder ventilatie.
● Programmeer de interieurvoorwarming
nooit zo d
at ze ingeschakeld wordt en func-
tioneert in een gesloten ruimte of plaats zon-
der ventilatie. ATTENTIE
De onderdelen van de interieurvoorverwar-
ming wor den
zeer warm en kunnen brand ver-
oorzaken.
● Parkeer de auto zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact komt
met licht ontvlambare materialen onder de
auto, zoals bijvoorbeeld droog gras. VOORZICHTIG
Zet nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v oor
werpen die gevoelig zijn voor
koude of warmte vóór de luchtroosters. De lucht die uit de roosters komt kan voedings-
middelen, medic
ijnen of
gevoelige voorwer-
pen aantasten of onbruikbaar maken. Let op
Nadat u de motor hebt gestart met volledig
l eg e of
recent vervangen accu van 12 volt, of
na een noodstart, kunnen een aantal instel-
lingen van het systeem (zoals de tijd, datum,
gepersonaliseerde comfortinstellingen en
programmeringen) slecht afgesteld of gewist
zijn. Controleer en corrigeer die instellingen
nadat de accu voldoende is opgeladen. De interieurvoorverwarming in- en uit-
s
c
h ak
elen
Inschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat branden
››› pag. 164.
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 171.
Automatisch met programmering en activering
van een uur van vertrek ››› pag. 172.
Uitschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat uit
››› pag. 164. 170
Page 174 of 348

BedienenControlelampje
1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
knippert het groen of
rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd niet
ontvangen.
Knippert ca. 5 seconden
oranje.
De batterij van de af-
standsbediening is leeg.
Het inschakel- of uitscha-
kelsignaal werd niet ont-
vangen.
a)
De radiografische afstandsbediening bevindt zich buiten de
actieradius. In dit geval moet de afstand tot de auto verminderd
worden en opnieuw op de betreffende toets worden gedrukt.
De batterij van de radiografische afstandsbe-
diening vervangen
Indien bij het indrukken van de toetsen het
controlelampje van de afstandsbediening 1ongeveer 5 seconden oranje knippert of niet
g
aat
branden, moet
de batterij vervangen
worden.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de afstandsbediening, achter een dek-
sel.
● Om het deksel te openen, tilt u het voor-
zichtig op aan de onderz
ijde en schuift u het
naar onderen.
● Haal de batterij weg.
● Plaats een nieuwe batterij. Let daarbij op
de polariteit
en gebruik batterijen van het-
zelfde type ››› . ●
Zet
het dek
sel terug door de nokken van de
bovenzijde te plaatsen en op de onderzijde
te duwen.
Bereik
De ontvanger zit in het interieur van de wa-
gen. De maximale actieradius van de af-
standsbediening bedraagt enkele honderden
meter met nieuwe batterij. Door obstakels
tussen de afstandsbediening en de auto,
slechte weersomstandigheden en leeg raken-
de batterij kan het bereik aanzienlijk minder
worden. VOORZICHTIG
● De ra diogr
afische afstandsbediening bevat
elektronische onderdelen. Vermijd daarom
vocht, stoten of direct zonlicht.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de radiografi
sche afstandsbediening bescha-
digen. Vervang daarom de lege batterij altijd
door een nieuwe van dezelfde intensiteit en
afmetingen, en met dezelfde kenmerken. Milieu-aanwijzing
● Lever de g e
bruikte batterijen met het oog
op milieubescherming in bij geschikte inza-
melpunten.
● De batterij van de afstandsbediening kan
perchlor
aat bevatten. Neem de wettelijke be-
palingen voor verwijdering in acht. ●
Zorg er v
oor dat de afstandsbediening niet
per ongeluk bediend kan worden, zodat de in-
terieurvoorverwarming niet ongewenst kan
worden ingeschakeld. Interieurvoorverwarming programme-
ren
Vóór het programmeren controleert u of de
dat
um en tijd jui
st zijn ingesteld in de au-
to ››› .
De interieur v
oorverwarming wordt gepro-
grammeerd in het menu Interieurvoor-
verwarming van het infotainmentsysteem.
Het menu Interieurvoorverwarming
openen
● Druk op de toets van het bedienin
gs-
paneel van de Climatronic.
● Op de functietoets drukken.
Functietoets: functie
Uitsch.: de interieurvoorverwarming wordt meteen uitge-
schakeld.
Verwarmen, Ventileren: wordt ingesteld indien bij inscha-
keling van de interieurvoorverwarming het interieur ver-
warmd of geventileerd moet worden. Door te drukken op
de functieknop
kan de gewenste modus worden ge-
selecteerd. 172
Page 224 of 348

Bedienen
Bediening van het omgevingsbewa-
k in
gs
systeem Front Assist Afb. 186
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic atie
van Front Assist uitge-
schakeld. Het bewakingssysteem Front Assist is altijd
actief
b
ij het in
schakelen van het contact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 223,
Het omgevingsbewakingssysteem Front As-
sist tijdelijk uitschakelen in onderstaande
omstandigheden. Het bewakingssysteem Front Assist in- en
uitsch
akelen
Met ingeschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld: ● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets v
an de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 31.
● OF: schakel het systeem in of uit op het Ea-
sy Connect
-systeem met de toets en de
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 27.
W anneer het
bewakingssysteem Front Assist
uitgeschakeld is, zal het instrumentenpaneel
hierover informeren met de volgende indica-
tor ››› afb. 186.
Voorwaarschuwingsfunctie in- of uitschake-
len
De voorwaarschuwingsfunctie (voorafgaande
waarschuwing) kan worden in- of uitgescha-
keld in het Easy Connect-systeem met de
toets en de functieknoppen
Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag. 27.
Het
systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast: ●
Vroeg
● Mid
del
● Laat
● Uit
SEAT beveelt
aan te rijden met de functie in
stand "Middel".
In- of uitschakelen van de waarschuwing van
de afstand
Als de veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . In
dat geval de veiligheidsafstand verhogen.
De waarschuwing van de afstand kan worden
in- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem met de toets en de functieknoppen
Set up en
B
e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag.
27
.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-
stand altijd ingeschakeld te houden.
222
Page 231 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Met
de el ektr
onische stabiliseringscontrole
ESC in de stand Sport of uitgeschakeld.
Rijstrookwisselhulp (Side Assist) PLUS
Indien de wagen ook is uitgerust met een
rijstrookwisselhulp (Side Assist) en het sys-
teem is ingeschakeld, wordt de bestuurder
gewaarschuwd bij het wisselen van rijstrook
in een mogelijk kritieke situatie (informatie-
niveau, waarschuwingsniveau) aan de hand
van een correctieve ingreep van het stuur. Dit
gebeurt ook wanneer het knipperlicht actief
is in de overeenkomstige richting. Indien de
bestuurder de ingreep aan het stuur opheft,
waarschuwt het systeem daarenboven met
een trilling ervan. Let op
● Contro l
eer alvorens weg te rijden of het
zichtveld van de camera niet is afgedekt
››› afb. 191.
● Het cameravenster altijd schoon houden. Uitschakelen van de rijstrookassistent
in de
v
o l
gende situatiesIn de volgende situaties moet u de rijstroo-
k
a
ss
istent uitschakelen met het oog op de
technische grenzen van het systeem:
● Als de bestuurder goed moet opletten.
● Bij een sportieve rijstijl. ●
Onder slecht
e klimatologische omstandig-
heden.
● Op wegen met slecht wegdek.
● Bij plekken waar wegwerkzaamheden zijn.
Filehulpsysteem Besc
hrijving en werking
››› T
ab. op pag. 2
Het filehulpsysteem helpt de bestuurder om
de wagen binnen zijn rijstrook te houden en
met de stroom voertuigen mee te rijden bij
opstoppingen of traag verkeer.
Het filehulpsysteem is een bijkomende func-
tie van de rijstrookassistent (Lane Assist)
››› pag. 226 en combineert de functies daar-
van met die van de automatische afstandsre-
geling (ACC) ›››
pag. 209. Lees daarom aan-
dachtig deze twee hoofdstukken en houd re-
kening met de beperkingen van de systemen
en aanwijzingen erover.
Werking van het filehulpsysteem
Het filehulpsysteem kan bij een snelheid van
minder dan 60 km/u (40 mph) een eerder
door de bestuurder ingestelde (tijdelijke) af-
stand behouden ten opzichte van de voorlig-
ger en helpt tevens om binnen de rijstrook te
blijven ››› .Daarvoor controleert het systeem automa-
ti
sc
h het
gaspedaal, de rem en stuurinrich-
ting, vertraagt de wagen zo nodig tot volledi-
ge stilstand voor een stoppend voertuig en
begint automatisch weer te rijden.
Het filehulpsysteem werd uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op snelwegen en brede
straten. Gebruik het dus niet in stedelijk ver-
keer.
Filehulpsysteem in- en uitschakelen
Wanneer Lane Assist ››› pag. 226 actief is,
schakelt u het filehulpsysteem in of uit in het
infotainmentsysteem met de toets en de
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag. 27.
D
e activering vindt plaats door het activeren
van Lane Assist en de functie "midden rijst-
rook houden" in het infotainmentsysteem.
Als de functie "midden rijstrook houden" niet
actief is, is ook het filehulpsysteem niet ac-
tief.
Het filehulpsysteem kan ook uitgeschakeld
worden met de toets voor bestuurdershulp-
systemen samen met de rijstrookassistent
(Lane Assist) ›››
pag. 31
.
Technische vereisten om het filehulpsysteem
te gebruiken
● De rijstrookassistent moet geactiveerd zijn
››› p
ag. 226, Rijstrookassistent (Lane As-
sist)*. »
229
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 244 of 348

Bedienen
Weergave op het display Afb. 198
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: v
oorbeelden van herkende snel-
heidsbeperkingen of inhaalverboden met de
overeenkomstige aanvullende borden. De verkeerstekens herkend door het systeem
w
or
den g et
oond op het scherm van het in-
strumentenpaneel ››› afb. 198 en, naargelang
het ingebouwde navigatiesysteem, ook in het
infotainmentsysteem ›››
pag. 27.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen verkeers-
borden beschik‐
baarHet systeem wordt momenteel
opgestart.
OF: de camera heeft geen bord
van verplichting of verbod her-
kend.
Fout: Detectie
van verkeers-
bordenEr is een storing in het systeem.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Snelheidswaar-
schuwing niet
beschikbaar op
dit moment.De snelheidswaarschuwings-
functie van het systeem van ver-
keerstekenherkenning is defect.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Detectie van
verkeersborden:
Maak de voor-
ruit schoon!De voorruit is vuil nabij de came-
ra.
Reinig de voorruit.
Detectie van
verkeersborden:
Beperkt op dit
momentEr worden geen gegevens over-
gebracht door het navigatiesys-
teem.
Controleer of het navigatiesys-
teem beschikt over actuele kaar-
ten.
OF: de auto bevindt zich in een
streek die niet is opgenomen in
de kaart van het navigatiesys-
teem.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen gegevens
beschikbaarHet systeem van verkeersteken-
herkenning werkt niet in het
land waarin men momenteel
rijdt. ATTENTIE
Als u de berichten die mogelijk verschijnen
negeer t, k
an de wagen midden in het verkeer
tot stilstand komen en kunnen zich ongeval-
len of ernstig letsel voordoen.
● Negeer nooit de berichten die worden ge-
toond.
● De wag
en tot stilstand brengen zodra dat
veilig kan. Let op
Het negeren van brandende controlelampjes
en de over een
stemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Werking
De verkeerstekenherkenning werkt niet in al-
l
e l
anden ››
› pag. 241, Landen waar het sys-
teem werkt. Houd rekening met dit feit wan-
neer u naar het buitenland reist.
242
Page 245 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De weergave van verkeersborden in- en uit-
s c
h ak
elen in het instrumentenpaneel
De permanente weergave van de verkeers-
borden in het instrumentenpaneel kan wor-
den in- of uitgeschakeld in het infotainment-
systeem met de toets en de functietoet-
sen Set
up en
B
e
st
uurdershulp .
V erk
eers
borden weergeven
Als de verkeerstekenherkenning ingescha-
keld is, registreert een camera onder de bin-
nenspiegel de verkeersborden voor de wa-
gen. Nadat de informatie van de camera, het
navigatiesysteem en de actuele gegevens
van de wagen zijn gecontroleerd en geëvalu-
eerd, worden maximaal drie geldige ver-
keerssignalen ››› afb. 198 B samen met de
aanvullende borden weergegeven.
Het momenteel geldende sig-
naal voor de bestuurder verschijnt links
op het scherm. Bijvoorbeeld, het verbod
om met meer dan 130 km/u (100 mph)
te rijden ››› afb. 198 A.
Op de tweede plaats wordt
een geldig signaal slechts onder bepaal-
de omstandigheden getoond,
bijv. 100 km/u (60 mph) met het aan-
vullende bord van regen.
Indien de ruitenwisser
werkt tijdens het rijden, wordt het sig-
naal met aanvullend bord van regen ge-
Eerste plaats:
Tweede plaats:
Aanvullend bord: toond op de eerste plaats links, aange-
zien dat op d
at moment van kracht is.
Op de derde plaats wordt een
signaal getoond dat enkel geldig is met
beperkingen, bijv. een inhaalverbod op
bepaalde tijdstippen ››› afb. 198 C.
Snelheidswaarschuwing
Indien het systeem vaststelt dat de op dat
moment toegestane snelheid wordt over-
schreden, kan het de bestuurder waarschu-
wen met een "gong" en een melding op het
scherm van het instrumentenpaneel.
De snelheidswaarschuwing kan volledig wor-
den in- of uitgeschakeld in het infotainment-
systeem met de toets en de functieknop-
pen Set
up en
B
e
st
uurdershulpsysteem ›››
pag. 27. D
e in stelling gebeurt in stap-
pen van 5 km/u (3 mph) binnen een interval
tussen 0 km/u (0 mph) en 20 km/u (12 mph)
boven de maximaal toegestane snelheid.
Modus voor aanhangwagen
Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde trekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, kan de weergave
van specifieke verkeersborden voor wagens
die met aanhangwagen rijden, zoals snel-
heidsbeperkingen of inhaalverboden, wor-
den in- of uitgeschakeld. Het in- of uitschake-
len gebeurt in het infotainmentsysteem met
de toets en de functietoetsen
Set
up en
B e
st
uurdershulp
› ›
›
p
ag. 27.
D
erde plaats:
Voor de aanhangwagenmodus kan de aan-
wijzing
van de geldende snelheidsbeperkin-
gen worden aangepast aan het type aan-
hangwagen of de wettelijke bepalingen. De
instelling gebeurt in stappen van 10 km/u
(5 mph) binnen een interval tussen 60 km/u
(40 mph) en 130 km/u (80 mph). Indien een
hogere snelheid wordt ingesteld dan toege-
staan in het land in kwestie voor het rijden
met aanhangwagen, toont het systeem auto-
matisch de gebruikelijke snelheidsbeperkin-
gen, bijv. in Duitsland 80 km/u (50 mph).
Wordt de snelheidswaarschuwing voor aan-
hangwagen uitgeschakeld, dan toont het sys-
teem de snelheidsbegrenzingen alsof de wa-
gen geen aanhangwagen had.
Beperkte werking
Het systeem van verkeerstekenherkenning
heeft een aantal beperkingen. De volgende
gevallen kunnen ertoe leiden dat het sys-
teem beperkt of helemaal niet werkt:
● Bij slecht zicht bijv. sneeuw, regen, mist of
dichte nevel
.
● Bij verblinding, bijv. door tegemoetkomend
verkeer of
zonneschijn.
● Bij het rijden met grote snelheid.
● Indien de camera bedekt of vuil is.
● Indien de verkeersborden zich buiten het
gezichts
veld van de camera bevinden. »
243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten