dashboard Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 110 of 364

Noodgevallen
Afb. 103
Dashboardkastje (stuur rechts): toe-
g an
g t
ot de zekeringenhouder. De zekeringenhouder onder het dashboard
openen en s
luit
en (s
tuur links)
● Ontgrendelen: de klep n
aar beneden klap-
pen ››› afb. 102.
● Sluiten: de klep omhoog
zwenken tot deze
vastklikt.
Zekeringen achter het dashboardkastje
(stuur rechts)
Voor toegang tot de zekeringenhouder: ●
Demonteer de openin
gsrem ››› afb. 103 A in twee stappen: ontgrendel eerst de rem
door
z
e n
aar achteren te trekken (pijl 1 ) en
v er
s
chuif ze dan lichtjes naar rechts (pijl 2 ).
D emont
eer de g
eleiding wanneer de afdek-
king in normale opening (30°) is.
● Zet de zijpennen B vrij en ontgrendel de
af dekk
in
g tot de tweede opening (60°).
Ga in omgekeerde volgorde te werk om het
dashboardkastje opnieuw in servicestand te
zetten. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder de deksels van de zekeringen-
houders en bouw ze weer correct in om be-
schadigingen te voorkomen.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen d
at er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt. Vuil of vocht in de zekeringenhou-
der kan schade aan het elektrische systeem
veroorzaken. Zekeringen in de motorruimte
Afb. 104
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin
g
enhouder. De zekeringenhouder in de motorruimte ope-
nen
● Open de motorkap › ›
›
pag. 313.
● Druk op de vergrendelingsclips voor het
ontgrendel
en van de zekeringenhouder
››› afb. 104.
● Verwijder het deksel naar boven toe.
● Om het deksel te monteren
, plaats het op
de zekeringenhouder. Duw de clips omlaag
totdat deze vastklikken.
Zekeringenoverzicht Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ››
pag. 63
108
Page 123 of 364

Instrumenten en controlelampjes
Instrumenten en controlelampjes
In s
trument
en
Overzicht van het instrumentenpaneel Afb. 119
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Uitleg over de instrumenten
››
›
afb. 119:
Toerenteller (van de draaiende motor, in
duizend omwentelingen per minuut).
Het begin van de rode zone van de toe-
renteller geeft het maximale toerental
aan in elke willekeurige versnelling na
het inrijden en met warme motor. Vóór
het bereiken van dit gebied, wordt aan-
bevolen op te schakelen, de keuzehendel
1 in stand D t
e zetten of de voet van het
g a
spedaal nemen ››› .
K oelvloei
s
toftemperatuurmeter ››› pag.
124.
Elementen op het display ››› pag. 122.
Instel- en weergaveknop ››› pag. 124.
Snelheidsmeter.
Brandstofmeter ››› pag. 125.
2 3
4
5
6 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. » 121
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 158 of 364

Bedienen
●
Dek het
zichtveld van de camera niet af;
● Controleer of de luchtverdeling bij het
zicht
veld van de camera niet defect is. Let op
Het grootlichtsignaal en het grootlicht kun-
nen a ltijd h andm
atig in- en uitgeschakeld
worden met de knipperlicht- en grootlicht-
hendel ››› pag. 154. Mistlicht
Afb. 143
Dashboard: lichtschakelaar. De controlelampjes
re
s
p. geven in licht-
schakelaar resp. op het instrumentenpaneel
aan of de mistlampen branden. ●
De mis
tlampen* inschakelen: trek de
lichtschakelaar van deze lampen uit tot in de
eerste stand ››› afb. 143 1 , vanaf de posities
, of
.
● Mistachterlicht insc
hakelen: trek de
lichtschakelaar van deze lampen volledig uit 2 , vanaf de positie
, of
.
● Om de mistlampen uit te schakelen drukt u
de lichtsc
hakelaar in of draait u deze in stand
. Let op
Het licht van het mistachterlicht kan het ach-
ter opk
omend verkeer verblinden. Gebruik de
mistachterlichten alleen bij gering zicht. Lichten met cornering-functie*
1) Bij langzaam draaien of in erg gesloten boch-
t
en, w
or
dt automatisch de hoekverlichting in-
geschakeld. De hoekverlichting kan geïnte-
greerd zijn in de mistlichten en gaat uitslui-
tend branden bij snelheden lager dan 40
km/u (25 mph).
Bij het kiezen van de achteruit wordt de
hoekverlichting aan beide zijden van de wa-
gen ontstoken, om een beter zicht te ver-
schaffen rondom om te manoeuvreren. Functie "Coming Home" De in-/uitschakeling van de functie vindt
pl
aats
via het menu van de radio. De vertra-
gingstijd van "Coming Home" en/of "Leaving
Home" (standaard 30 s) kan ook worden in-
gesteld.
Wagen met halogeenkoplamp
Bij de functie "Coming Home" worden het
daglicht (DRL) van de koplampen, de achter-
ste stadslichten en de kentekenplaatverlich-
ting ingeschakeld.
Wagen met full-led koplamp
Bij de functie "Coming Home" worden het
dimlicht en het daglicht (DRL) van de koplam-
pen, de achterste stadslichten, de kenteken-
plaatverlichting en de nabijheidslichten in de
achteruitkijkspiegel (instapverlichting) inge-
schakeld.
Automatisch "Coming Home" activeren*
Voor wagens met licht- en regensensor (licht-
schakelaar met stand ).
● De wagen uitschakelen en de sleutel uit het
cont acts
lot nemen met de lichtschakelaar in
stand ›››
pag. 31. 1)
Deze functie is niet beschikbaar in wagens voor-
zien v
an full-led koplampen.
156
Page 160 of 364

Bedienen
Alarmlichten Afb. 144
Dashboard: schakelaar voor alarm-
lic ht
en. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
De alarmlichten dienen om in gevaarlijke si-
tuaties andere verkeersdeelnemers op uw
wagen attent te maken.
Als de wagen dienst weigert:
1. Uw wagen op een veilige afstand tot het rijdend verk
eer zetten.
2. Druk op de knop om de alarmlichten in te sch
akelen ››› .
3. Motor afzetten.
4. Handrem aantrekken.
5. Bij wagens met handgeschakelde versnel- ling
s
bak de 1e versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten als dewagen met een automatische versnel-
lings
bak is uitgerust.
6. Gebruik de gevarendriehoek om andere verkeer
sdeelnemers erop te attenderen
dat uw wagen stilstaat.
7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u de wagen
verlaat.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knip-
peren alle knipperlichten van de wagen tege-
lijkertijd. D.w.z. dat zowel de controlelampjes
van de knipperlichten als het controle-
lampje van de schakelaar tegelijkertijd
knipperen. De alarmlichten werken ook wan-
neer het contact is uitgeschakeld.
Waarschuwing noodremmen
Als u abrupt en continu met een hoge snel-
heid van ongeveer 80 km/u (50 mph) remt,
knipperen de remlichten enkele keren per se-
conde om de achter de wagen rijdende voer-
tuigen te waarschuwen. Als u blijft remmen,
gaan de alarmlichten automatisch branden
wanneer de wagen stopt. Deze worden auto-
matisch uitgeschakeld wanneer de wagen
opnieuw gaat rijden. ATTENTIE
● Een op de w e
g stilgevallen wagen vormt
een groot gevaar. Gebruik altijd de alarmlich-
ten en een gevarendriehoek, om andere ver-
keersdeelnemers op uw stilstaande wagen
opmerkzaam te maken. ●
Van w
ege de hoge temperaturen van de ka-
talysator mag u de wagen nooit in de buurt
van licht ontvlambare materialen, zoals droog
gras of uitgelopen benzine, neerzetten –
brandgevaar! Let op
● De w ag
enaccu wordt (ook bij uitgeschakeld
contact) ontladen als de alarmlichten gedu-
rende langere tijd zijn ingeschakeld.
● Neem bij gebruik van de alarmlichten de
wettelijk
e bepalingen in acht. Parkeerlicht
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
(r
ec
ht
er of linker knipperlicht), gaan het
stadslicht voor en het achterlicht aan de des-
betreffende zijde van de wagen branden. Het
parkeerlicht kan uitsluitend worden inge-
schakeld als het contact uit staat en de knip-
perlicht- en grootlichthendel in de midden-
stand staat na te zijn bediend.
Parkeerlicht aan beide zijden Als het contact uit en de lichtschakelaar in de
s
t
and
staat, gaat bij het vergrendelen van
de wagen van buitenaf het parkeerlicht aan
beide zijden van de wagen branden. Hierbij
worden uitsluitend het stadslichten in beide
158
Page 162 of 364

BedienenWaardeBeladingstoestand
a)
van de wagen
Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Met aanhangwagen met minimale kogeld-
ruk
Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-
geruimte vol. Rijden met aanhangwagen
met maximale kogeldruk.
a)
Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-
zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-
den.
OF:
Via het Easy Connect-systeem, via de toets
en de functieknop SETUP > Lichten
> Regeling hoogte koplampen
› ›
›
pag. 34.
Niveau 0Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
Niveau 1Alle plaatsen bezet en bagageruimte
leeg
Niveau 2Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Rijden met aanhangwagen, minimale ko-
geldruk.
Niveau 3Alleen de bestuurdersstoel bezet en ba-
gageruimte vol. Rijden met aanhangwa-
gen, maximale kogeldruk. Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
D
e r
e
gelaar is vervangen bij wagens met dy-
namische lichtbundel-hoogteverstelling. De
lichtbundel wordt automatisch aan de bela-
dingstoestand van de wagen aangepast wan-
neer de koplampen worden ingeschakeld. ATTENTIE
Zware voorwerpen in de wagen kunnen er de
oorz aak
van zijn dat de koplampen andere
weggebruikers verblinden en afleiden. Dit
kan ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de lichtbundel aan de beladingstoe-
stand
van de wagen aan zodat de overige
weggebruikers hierdoor niet verblind worden. Verlichting van het instrumentenpa-
neel, di
s
p
lays en schakelaars Afhankelijk van het model kan de verlichting
v
an het
in
strumentenpaneel en de schake-
laars worden ingesteld in het Easy Connect-
systeem; gebruik hiertoe de toets en de
f u
nctiet
oets SETUP ›››
pag. 34.
Met ingeschakeld contact en zonder active-
ring van de lichten blijft de verlichting van het instrumentenpaneel actief in omstandig-
heden van d
aglicht. De verlichting wordt ver-
minderd naarmate het buitenlicht afneemt. In
sommige gevallen, bijv. wanneer door een
tunnel wordt gereden zonder actieve functie
, gaat de verlichting van het instrumen-
tenpaneel volledig uit. Het doel van deze
functie is om de bestuurder er visueel op te
wijzen dat hij/zij de dimlichten moet inscha-
kelen.
Binnenverlichting en leeslampjes 1) Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
Verlichting in handschoenenkastje en koffer-
bak*
Bij het openen en sluiten van het handschoe-
nenkastje aan passagierszijde alsmede van
de achterklep gaat automatisch de betreffen-
de verlichting aan en uit.
Verlichting in beenruimte*
De verlichting in de beenruimte onder het
dashboard (bestuurder en passagier) gaat 1)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de wa-
gen k u
nnen de volgende binnenlichten voorzien zijn
van led's: interieurverlichting voorin, interieurverlich-
ting achterin, verlichting in voetenruimte, zonneklep-
verlichting en verlichting dashboardkastje.
160
Page 172 of 364

Bedienen
Vervoeren en praktische uit-
ru s
tin
gen
Opbergvakken Opbergvakken onder voorstoelen* Afb. 154
Opbergvakken onder de voorstoe-
l en. Onder iedere voorstoel bevindt zich een op-
ber
gl
a
de met deksel.
De lade* gaat open door aan het deksel te
trekken ››› afb. 154.
Druk op het deksel tot het vastklikt om de la-
de te sluiten. ATTENTIE
● Er mag m ax
imaal 1,5 kg in de lade ge-
plaatst worden. ●
Rijd niet a l
s het deksel van de lade open is.
De inzittenden kunnen zo verwondingen op-
lopen als de lading loskomt of wanneer er
bruusk wordt geremd. Bekerhouders
Afb. 155
Middenconsole: bekerhouder aan
v oor
z
ijde. Blikjeshouder aan voorzijde
–
Plaats blikjes in de houder ››
›
afb. 155.
Hierin is plaats voor twee blikjes. In de por-
tierbekleding kunnen ook nog eens grotere
kunststof flessen worden geplaatst. ATTENTIE
● Geen hete dr ank
en op de klaptafel plaat-
sen, terwijl de wagen in beweging is. Hete
dranken kunnen morsen en brandwonden
veroorzaken - gevaar voor ongelukken! ●
Geen beker s
of kopjes van hard materiaal
(bijv. glas of porselein) gebruiken. Bij een on-
geval kunnen daardoor verwondingen worden
veroorzaakt. VOORZICHTIG
In de blikjeshouder mogen alleen gesloten
b lik j
es worden geplaatst. Anders kan drank
worden gemorst, wat tot beschadiging van de
wagenuitrusting, zoals bijvoorbeeld de wa-
genelektronica en de bekleding, kan leiden. dashboardkastje
Afb. 156
Dashboardkastje. Openen/sluiten
– Trek de greep in de richting van de pijl om
het d
a
shboardkastje te openen.
– Om hem te sluiten, duwt u de klep naar bo-
ven tot
deze vastklikt.
170
Page 173 of 364

Vervoeren en praktische uitrustingen
In het dashboardkastje bevindt zich de cd-
s pel
er
, afhankelijk van de uitrusting. In het
overeenkomstige instructieboekje wordt uit-
gelegd hoe deze bediend moet worden. ATTENTIE
Het dashboardkastje moet tijdens het rijden
altijd g e
sloten blijven. Anders bestaat er ge-
vaar voor ongelukken. Extra opbergvakken
U vindt verdere opbergvakken, houders en
s
t
eu
nen op de volgende plaatsen in de wa-
gen:
● Aan de bovenzijde van het dashboardkas-
tje in wag
ens zonder cd-speler. De lading
mag niet hoger zijn dan 1,2 kg.
● In de middenconsole onder de middenarm-
steu
n*.
● Kledinghaken aan de portierstijlen ›››
.
● Bij de achterplaatsen bevinden zich links
en r ec
hts
van de zitplaatsen verdere opberg-
vakken. ATTENTIE
● Let er
op dat het zicht naar achteren niet
wordt belemmerd doordat er kleding is opge-
hangen. ●
Aan de kl edin
ghaken mag enkel lichte kle-
ding worden gehangen. In de zakken mogen
zich geen zware of scherpe voorwerpen be-
vinden.
● Geen kleerhanger gebruiken om kleding op
te han
gen, omdat anders de werking van de
hoofdairbag wordt belemmerd. Stopcontacten
Afb. 157
Middenconsole: 12-volt stopcontact Afb. 158
Achterste gedeelte van middencon-
sol e: USB-
stopcontacten. ●
Verwijder de dop van het stopcontact in de
mid denc
on
sole ››› afb. 157.
● Steker van het elektrische apparaat in de
acce
ssoireaansluiting steken.
De 12-volt accessoireaansluiting kan voor
elektrische apparaten worden gebruikt. Hier-
bij mag de vermogensopname via de aanslui-
ting niet hoger zijn dan 120 W.
USB-stopcontacten
Naargelang de uitrusting en het land kan de
wagen ook beschikken over USB-aansluitin-
gen, die enkel gebruikt kunnen worden voor
het laden en de stroomvoorziening .
Deze USB-ingangen bevinden zich aan de
achterzijde van de console, tussen de stoe-
len voorin ››› afb. 158. Deze aansluitingen
kunnen werken met een maximaal vermogen
van maximaal 10,5 W per poort. »
171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 186 of 364

Bedienen
● De
z
ekering van de airconditioning is door-
geslagen.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+38°F).
● De compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
Wanneer de lucht
vochtigheid en de buiten-
temperatuur hoog zijn, kan condenswater
door de verdamper van het koelsysteem
druppelen en een plas vormen onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel
mog
elijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 174
in het dashboard: luchtroosters. Luchtroosters
V
oor een c
orr
ecte verwarming, koeling en
ventilatie in het interieur van de wagen moe- ten de luchtroosters
››› afb. 174 1 continu
g eopend
z
ijn. ●
Om de luchtroo sters te openen en sluiten,
draait u het betreffende kartelwieltje (inzet)
184
Page 187 of 364

Airconditioning
in de gewenste richting. Als het wieltje in de
s t
and
staat, is het luchtrooster gesloten.
● De luchtrichting oriënteren met de hendel
van het
ventilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Luchtrecirculatiestand
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie:
Handmatig ingestelde circulatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
b
uit
en
lucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunc-
tie kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de lucht-
recir
culatie uitgeschakeld zodra op knop
wordt gedrukt of de luchtverdeelknop
op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
Inschakelen: druk op de knop tot het con-
trolelampje gaat branden.
Uitschakelen: druk op de knop tot het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F). ●
Het koel systeem is uitgeschakeld en de
omgevingstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
gevin
gstemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Inleiding op
pag. 181 in ac
ht nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circ
ulatiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vo l
en niet te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. » 185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 312 of 364

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e a
dditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s
gebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T r
aadt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet
als op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoev
eelheid ethanol (bijv. E50, E85) be- vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
sys
t
eem.
● Eén keer tanken van loodhoudende brand-
stof
of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruik
en die zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hog
e toerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U ku nt
benzine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schik
baar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
l
ep. Geadviseerd wordt om
diesel t
e gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal
51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden.
Water in het brandstoffilter 1)
Indien uw wagen een dieselmotor heeft en is
uitgerust met een brandstoffilter met water-
bezinkvat, kan op het dashboard een waar-
schuwing verschijnen: Water in het
brandstoffilter. Breng in dat geval uw
wagen naar een gespecialiseerde werkplaats
om het water in het brandstoffilter af te laten. VOORZICHTIG
● De w ag
en is niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het 1)
Van toepassing voor de markt: Algerije.
310