sensor Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 203 of 364

Rijden
Rijstabilisatie van de wagen met aanhang-
w ag
en*
A
ls u een wagen bestuurt met aanhanger,
geldt het volgende: het samenstel wa-
gen/aanhanger heeft de neiging om te slin-
geren. Zodra de aanhanger de slingering
overdraagt naar de wagen en deze wordt ge-
detecteerd door de ESC, reageert deze auto-
matisch en remt het trekkend voertuig af tot
de slingering weer binnen de systeemlimiet
valt en stabiliseert zo het geheel. De stabili-
satie van het samenstel wagen/aanhanger is
niet beschikbaar in alle landen.
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel
(XDS)
Bij het nemen van een bocht maakt het diffe-
rentieelmechanisme van de aandrijfas het
mogelijk dat het buitenwiel sneller draait dan
het binnenwiel. Op deze wijze ontvangt het
wiel dat sneller draait (buitenwiel) minder
aandrijfkoppel dan het binnenwiel. Dit kan
veroorzaken dat in bepaalde omstandighe-
den het koppel afgeleverd aan het binnen-
wiel te hoog is en dit zou slippen veroorza-
ken. Het buitenwiel ontvangt daarentegen
minder aandrijfkoppel dan wat deze zou kun-
nen overbrengen. Dit effect veroorzaakt een
algemeen verlies van het wegvastheid aan
de zijkant in de vooras, die zich uit in onder-
stuur of "verlenging" van de baan. Het XDS-systeem kan, via de sensoren en sig-
nalen
van de ESC, dit effect waarnemen en
corrigeren.
De XDS remt via de ESC het binnenwiel, zodat
het effect van het teveel aan aandrijfkoppel
van dit wiel wordt opgeheven. Dit zal ertoe
leiden dat de door de bestuurder gekozen
lijn preciezer zal worden uitgevoerd.
Het XDS-systeem werkt in combinatie met de
ESC en blijft altijd actief, hoewel de aandrijfs-
lipregeling ASR uitgeschakeld zou zijn of de
ESC in Sport-modus staat of uitgeschakeld is.
Rem voor meervoudige aanrijdingen
De rem voor meervoudige aanrijdingen helpt
de bestuurder in geval van een ongeluk door
in te grijpen op de remming en zo het risico
op doorslippen tijdens het ongeluk en daar-
mee verdere aanrijdingen te voorkomen.
De rem voor meervoudige aanrijdingen (mul-
ti-collision) grijpt in bij een frontale botsing,
zijdelingse botsing en botsing van achteren,
zodra de airbagregeleenheid constateert dat
activering noodzakelijk is, mits de aanrijding
bij een snelheid hoger dan 10 km/u (6 mpu)
gebeurt. De ESC remt de wagen automatisch
wanneer de ESC, de hydraulische reminstal-
latie en de elektrische installatie niet bescha-
digd zijn.
Tijdens het ongeluk zijn de volgende acties
bepalend voor automatische remming: ●
Wanneer de bes tuurder het gaspedaal in-
trapt, vindt geen automatische remming
plaats.
● Zodra de remdruk veroorzaakt door het
rempedaal
hoger is dan de remdruk in het
systeem, zal de wagen handmatig remmen.
● Als zich een storing voordoet in de ESC is
de rem v
oor meervoudige aanrijdingen niet
beschikbaar. ATTENTIE
● De sy s
temen ESC, ABS, ASR, EDS of elek-
tronisch beheer van het aandrijfkoppel kun-
nen de grenzen van de natuurkundige wetten
niet overschrijden. Dit geldt in het bijzonder
bij glad of nat wegdek. Als de systemen in
het regelbereik komen, dient de snelheid di-
rect aan de weg- en verkeersomstandigheden
te worden aangepast. De toename van veilig-
heidssystemen mag er niet toe leiden dat de
bestuurder meer risico's gaat nemen. Anders
bestaat er gevaar voor ongelukken.
● Let op dat het gevaar voor ongelukken gro-
ter wor
dt als u snel rijdt, in het bijzonder in
bochten en bij een gladde of natte rijbaan, en
wanneer u te weinig afstand houdt. De syste-
men ESC, ABS, remkrachtassistent, EDS of
elektronisch beheer van het aandrijfkoppel
kunnen niet voorkomen dat ongelukken ge-
beuren: gevaar voor ongevallen!
● Trek voorzichtig op in geval van gladde
wegdekk
en (bijv. bij ijs en sneeuw). Ondanks
de regelsystemen kunnen de aangedreven
wielen doorslippen en zo de rijstabiliteit » 201
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 217 of 364

Rijden
Als een wagen met een gewoon energiesys-
t eem g
edur
ende langere tijd niet wordt ge-
bruikt, wordt de accu door ruststroomverbrui-
kers (bijv. wegrijblokkering) ontladen. Dit kan
ertoe leiden dat niet meer voldoende elektri-
sche energie voor het starten van de motor
beschikbaar is.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie. Hierdoor wordt de
startbaarheid van de wagen aanzienlijk ver-
beterd en de levensduur van de accu ver-
lengd.
Het energiemanagementsysteem bestaat uit
accudiagnose, ruststroommanagement en
dynamisch energiemanagement.
Accudiagnose
De accudiagnose bepaalt continu de toe-
stand van de accu. Sensoren registreren de
accuspanning, de accustroom en de accu-
temperatuur. Hierdoor wordt de actuele la-
dingstoestand en de capaciteit van de accu
bepaald.
Ruststroommanagement
Het ruststroommanagement verlaagt het
energieverbruik in de periode dat de wagen
stilstaat. Bij uitgeschakeld contact regelt het
de energievoorziening van de verschillende
elektrische verbruikers. Hierbij wordt reke- ning gehouden met de gegevens van de ac-
cudiagno
se.
Afhankelijk van de ladingstoestand van de
accu worden de verbruikers één voor één uit-
geschakeld om te sterk ontladen van de accu
te voorkomen en zodoende goede startom-
standigheden te behouden.
Dynamisch energiemanagement
Tijdens het rijden verdeelt het dynamische
energiemanagement de opgewekte energie
gelijkmatig over de verschillende verbruikers.
Het zorgt ervoor dat niet meer elektrische
energie wordt verbruikt dan wordt opgewekt
en zorgt hierdoor voor een optimale ladings-
toestand van de accu. Let op
● Ook het ener
giemanagementsysteem kan
de natuurkundige grenzen niet overwinnen.
Houd er rekening mee dat capaciteit en le-
vensduur van een accu beperkt zijn.
● Als het risico bestaat dat de wagen niet
meer star
t, gaat het laadstroomlampje of het
controlelampje ladingstoestand van de accu
te laag branden ››› pag. 125. Ontladen van de accu
Behouden van goede startomstandigheden
heef
t
hoog
ste prioriteit. Op korte afstanden, in het stadsverkeer en in
koude jaar
getijden wordt veel van de accu
gevergd. Er is veel elektrische energie nodig,
maar er wordt maar weinig opgewekt. Het is
ook kritiek als de motor niet draait en elektri-
sche verbruikers zijn ingeschakeld. In dit ge-
val wordt energie verbruikt, maar niet opge-
wekt.
Vooral in deze situaties zal u opvallen dat het
energiemanagementsysteem de energiever-
deling actief regelt.
Als de wagen langer stilstaat
Als u uw wagen gedurende enkele dagen of
weken niet gebruikt, krijgen de elektrische
verbruikers één voor één minder energie of
worden ze zelfs uitgeschakeld. Hierdoor
wordt het energieverbruik verminderd en de
goede startomstandigheden gedurende lan-
gere tijd behouden. Sommige comfortfunc-
ties, zoals het openen van de wagen via de
afstandsbediening, kunnen niet beschikbaar
zijn onder bepaalde omstandigheden. De
comfortfuncties zijn weer beschikbaar als u
het contact inschakelt en de motor start.
Bij afgezette motor
Als u bijvoorbeeld naar de radio luistert ter-
wijl de motor stilstaat, wordt de accu ontla-
den. »
215
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 222 of 364

Bedienen
afhankelijk van het type versnellingsbak
v an de w
ag
en).
– Zodra u het rempedaal weer intrapt, start
de motor weer
. Het controlelampje gaat uit.
Bij wagens met Auto Hold*-systeem zal de
motor bij actief systeem niet starten alsu
uw voet van het rempedaal haalt. De motor
start wanneer het gaspedaal wordt inge-
trapt.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor stopt als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsmede in de
handbediende stand. Als de keuzehendel in
de stand P staat, blijft de motor ook uit als u
uw voet van het rempedaal neemt. Om de
motor opnieuw te starten, moet u het gaspe-
daal intrappen of naar een andere rijstand
schakelen en de rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-
dens stilstand, start de motor weer.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
In wagens met ACC start de motor in bepaal-
de omstandigheden opnieuw indien de ra-
darsensor detecteert dat de voorligger weer
begint te rijden. Let op
● In wag en
s met automatische versnellings-
bak kunt u zelf bepalen of de motor moet
worden afgezet of niet door minder of meer
kracht op het rempedaal uit te oefenen. Als u
het rempedaal slechts voorzichtig intrapt,
bijv. in een file waarin regelmatig wordt opge-
trokken en afgeremd, dan wordt de motor
niet afgezet bij stilstand van de wagen. Zodra
u het rempedaal flink intrapt, stopt de motor.
● Bij wagens met schakelbak moet u tijdens
stil
stand het rempedaal ingetrapt houden om
te voorkomen dat de wagen wegrolt.
● Als bij wagens met schakelbak de motor
"afsl
aat", kan die direct opnieuw worden ge-
start door het koppelingspedaal in te trap-
pen. Het volgende is van toepassing:
Het systeem kan de start/stop-stand om di-
v
er
se r
edenen onderbreken.
De motor stopt niet
Na stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende geval-
len:
● De motor heeft de min. temperatuur voor
de star
t/stop-stand nog niet bereikt. ●
De interieur
temperatuur ingesteld in de kli-
maatregeling is nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 52.
● De parkeerhulp* is ingeschakeld.
● De accu is erg leeg.
● Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-
menteel g
edraaid.
● Er bestaat gevaar voor condensvorming.
● Na het selecteren van de achteruit.
● Bij een zeer steile helling.
In het dis
play van het instrumentenpaneel
verschijnt dan ; bovendien wordt in het be-
stuurdersinformatiesysteem* weer-
gegeven.
De motor start vanzelf
Tijdens stilstand kan de normale start/stop-
stand worden onderbroken in de volgende
gevallen: De motor start zonder toedoen van
de bestuurder.
● De interieurtemperatuur wijkt af van de
waarde in
gesteld in de klimaatregeling.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 52.
● Het rempedaal is diverse keren achter elk-
aar ingetr
apt.
● De accu is erg leeg.
220
Page 232 of 364

Bedienen
Noodremmen ter ondersteuning van de be-
s t
uur
der
Het systeem kan vaststellen dat bij een drei-
gende botsing de bestuurder het rempedaal
niet voldoende intrapt om de botsing te ver-
mijden. In dat geval wordt de intensiteit van
het remmen automatisch verhoogd.
Door bepaalde omstandigheden van het rij-
den en beperkingen van de werking kan het
systeem de botsing in sommige gevallen niet
vermijden; het kan echter wel de gevolgen er-
van aanzienlijk beperken door de snelheid
en botsingsenergie te verlagen. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. ATTENTIE
Het Front Assist-systeem kan de grenzen van
de nat uurk
undige wetten niet overschrijden;
het kan de bestuurder ook niet vervangen
voor wat de controle over de auto en reactie
op een mogelijke noodsituatie betreft. ATTENTIE
Besteed bij een noodwaarschuwing van Front
Ass i
st meteen aandacht aan de situatie en
probeer de botsing te vermijden door te rem-
men of het obstakel te omzeilen. ●
Als
de Front Assist niet werkt zoals be-
schreven in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● De Front Assist kan zelf geen ongevallen en
ernstig
e letsel voorkomen.
● In moeilijke rijsituaties kan de Front Assist
uitzonderlijk w
aarschuwen en ingrijpen op de
remmen zonder dat dit nodig is, zoals bij-
voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.
● Als de werking van de Front Assist ver-
stoor
d is, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-
geling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● Front Assist reageert niet bij dieren, noch
bij krui
sende wagens of bij een tegemoetko-
mende wagen op dezelfde rijstrook.
● Front Assist reageert ook niet bij voetgan-
gers
die dezelfde richting uitgaan of uit te-
gengestelde richting naderen op dezelfde
rijstrook.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de contro
le van de wagen over te nemen.
● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front As
sist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal in te trappen, of door te draaien aan het
st
uur
wiel. Let op
● Bij in ge
schakelde Front Assist, kunnen de
aanwijzingen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep.
● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front As
sist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel.
● Front Assist kan de auto doen vertragen tot
zelfs
volledige stilstand. Het remsysteem
doet de wagen echter niet permanent stil-
staan. Trap het rempedaal in!
● Als de Front Assist niet werkt zoals be-
schr
even in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. 230
Page 233 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Radarsensor Afb. 191
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r
adarsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r
adarsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ››› afb. 191.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt Front Assist niet. De
informatietekst op het display in het instru-
mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-
sor zonder zicht! Indien nodig de ra-
darsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of we
gens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van Front Assist wor-
den beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT
aan om naar een SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijke
situaties door een verkeerde werking van het
systeem vermeden. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het noodremhulpsys-
t
eem (Fr
ont
Assist) Afb. 192
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 232,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. »
231
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 234 of 364

Bedienen
Front Assist in- en uitschakelen
M et
in
geschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld:
● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets
van de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 37.
● OF: activeer of deactiveer het systeem in
het E
asy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
W
anneer Front Assist uitgeschakeld is, zal
het instrumentenpaneel hierover informeren
met de volgende indicator ››› afb. 192.
De voorwaarschuwing in- of uitschakelen
De voorwaarschuwing (voorafgaande waar-
schuwing) kan worden in- of uitgeschakeld in
het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag. 34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast:
● Vroegtijdig
● Middel ●
Laat
● Uit
SEAT bev
eelt aan te rijden met de functie in
stand "Middel".
In- of uitschakelen van de waarschuwing van
de afstand
Als de veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . In
dat geval de veiligheidsafstand verhogen.
De waarschuwing van de afstand kan worden
in- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem met de toets en de functieknoppen
S ETUP en
B
e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag.
34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-
stand altijd ingeschakeld te houden.
Front Assist tijdelijk uitschakelen in
de vo
lgende situaties In onderstaande omstandigheden wordt het
aanbev
o
l
en Front Assist uit te schakelen van-
wege beperkingen van dit systeem: ●
Wanneer de wag
en weggesleept wordt.
● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.
● Wanneer de radarsensor defect is.
● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,
bijv
oorbeeld bij een botsing aan de achter-
kant.
● Wanneer hij verschillende keren onnodig
ingrijpt.
● A
ls de radarsensor tijdelijk afgedekt wordt
met een acc
essoire, zoals bijvoorbeeld een
bijkomende koplamp e.d.
● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,
een veerpont
of een trein zal worden gela-
den.
Beperkingen van het systeem Front Assist heeft bepaalde fysieke beperkin-
g
en eig
en aan het
systeem. Zo kunnen bij-
voorbeeld sommige reacties van het systeem
onder bepaalde omstandigheden ongeschikt
zijn vanuit het standpunt van de bestuurder.
Daarom moet de bestuurder altijd aandach-
tig zijn om in te grijpen waar nodig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat Front Assist niet of te laat zou
reageren:
● Tijdens de eerste momenten van het rijden
na in s
chakeling van het contact, door de ini-
tiële zelfkalibratie van het systeem.
232
Page 235 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Bij het nemen
v
an scherpe bochten of com-
plexe trajecten.
● Als het gaspedaal helemaal ingetrapt
wordt
.
● Als de Front Assist uitgeschakeld of defect
is.
● Wanneer het
ASR uitgeschakeld is of het
ESC in de modu
s Sport handmatig ››› pag.
202 geactiveerd is.
● Als de ESC regelt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektris
ch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de radarsensor vuil of bedekt is.
● Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoal
s bijv. rails op de rijbaan of platen ge-
bruikt bij werkzaamheden.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Als de wagen krachtig versneld wordt.
● Bij sneeuw of hevige regenval.
● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen.
● Bij
voertuigen die uit de lijn rijden.
● Bij voertuigen die elkaar kruisen.
● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-
ges
telde richting.
● De speciale lading en accessoires van an-
dere v
oertuigen die aan de zijkant, achterzij-
de of bovenzijde uitsteken. Adaptive Cruise Control ACC
(autom
ati
sche afstandsrege-
ling)*
Gerelateerde video Afb. 193
Zelfstandig rij-
den Inleiding tot thema
Afb. 194
Detectiegebied. De automatische afstandsregeling (ACC) i
s
een uit br
eiding van het snelheidsregelsys-
teem van de wagen (GRA) ››› .Met de ACC-functie kan de bestuurder een
k
rui
s
snelheid instellen tussen 30 en 210
km/u (18 en 150 mph) en het niveau van de
gewenste afstand t.o.v. de voorligger selecte-
ren.
De ACC past de kruissnelheid van de wagen
op elk ogenblik aan en houdt een veilig-
heidsafstand afhankelijk van de snelheid
aan.
Wanneer de wagen achter een andere rijdt,
verlaagt de ACC-functie de snelheid totdat
deze gelijk is aan die van de voorliggende
wagen en houdt de ingestelde afstand tus-
sen wagens aan. Wanneer de voorligger ac-
celereert, zorgt de ACC-functie ervoor dat de
wagen ook maximaal tot de ingestelde snel-
heid accelereert.
Als de wagen uitgerust is met automatische
versnellingsbak, kan de ACC deze afremmen
en volledig tot stilstand brengen bij een
voertuig dat tot stilstand gebracht wordt.
Aanbevolen wordt het afstandsniveau te ver-
hogen wanneer het wegdek nat is.
Oproep tot ingreep door bestuurder
Tijdens het rijden kent de ACC een aantal be-
perkingen eigen aan het systeem. Dit bete-
kent dat de bestuurder onder bepaalde om-
standigheden zelf de snelheid en de afstand
tot andere wagens moet regelen. »
233
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 236 of 364

Bedienen
In dit geval zal het display van het instrumen-
t enp
aneel
hem aangeven in te grijpen door
het rempedaal in te trappen en klinkt een
akoestische waarschuwing ››› pag. 235. ATTENTIE
De intelligente techniek van de ACC kan de
door het sy s
teem bepaalde grenzen noch de
natuurkundige grenzen overwinnen. Indien
het systeem nalatig of onbedoeld gebruikt
wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels
veroorzaakt worden. Ondanks het systeem
moet de bestuurder te allen tijde opmerk-
zaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● ACC niet gebruiken bij slecht zicht, op
stei
le hellingen, met veel bochten of op glad-
de wegen zoals bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs,
regen of losse steentjes, noch op overstroom-
de wegen.
● ACC ook nooit dwars door het veld of op on-
verhar
de wegen gebruiken. ACC is enkel be-
stemd voor gebruik op verharde wegen.
● ACC reageert niet bij het naderen van een
vas
te hindernis, zoals bijvoorbeeld het einde
van een file, een wagen met pech of een voer-
tuig dat stilstaat voor een verkeerslicht.
● De ACC reageert enkel bij personen indien
het sys
teem voor detectie van voetgangers
beschikbaar is. Het systeem reageert ook niet
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te- gengestelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
●
Indien de A C
C de snelheid niet voldoende
vermindert, r
em dan de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het AC
C-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaat
sen na de oproep tot ingreep door de be-
stuurder, rem dan de wagen met het rempe-
daal.
● Indien op het display van het instrumenten-
paneel e
en oproep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenb
lik te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
defect i
s, schakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Als
de ACC niet werkt zoals beschreven in
dit hoofdstuk, gebruik het dan niet en ga
naar een gespecialiseerde werkplaats. Om
die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC
bedraagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorb
aar zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. 234
Page 238 of 364

Bedienen
Radarsensor Afb. 196
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r
adarsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r
adarsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ››› afb. 196.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Rei-
nig zo nodig het gebied aan het SEAT-em-
bleem ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd. De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed worden in g
eval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van de ACC worden
beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT aan
om naar een officiële SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. ●
Ver w
ijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ontdooispray zonder oplos-
middelen. 236
Page 240 of 364

Bedienen
30 km/u. Bij een automatische versnellings-
b ak
moet
de keuzehendel in stand D of S
staan.
● Om de ACC te activeren, drukt u met de der-
de hendel in st
and 1 op de toets
of
z et u
de derde hendel van de ACC in stand 2›››
afb . 197. Op dat moment verandert de af-
beel din
g van de ACC in het scherm van het
instrumentenpaneel in de modus Actief
››› afb. 195.
Met geactiveerde ACC-functie rijdt de wagen
met een snelheid en ingestelde afstand t.o.v.
de voorligger. Zowel de snelheid als de af-
stand kunnen op ieder moment worden ge-
wijzigd.
ACC uitschakelen en deactiveren
Zet om de ACC uit te schakelen de hendel in
stand 0
› ›
› afb
. 197 (vergrendeld). Op dat
moment verschijnt de tekst ACC gedeacti-
veerd en is de functie volledig gedeacti-
veerd.
Als u de ACC niet wilt uitschakelen maar hem
tijdelijk in de niet-actieve modus (standby)
wilt overzetten, zet de derde hendel dan in
stand 3
› ›
› afb
. 197 of trap op het rempe-
daal.
Wanneer de wagen stil staat en het bestuur-
dersportier wordt geopend, gaat de functie
ook over in de niet-actieve modus (standby). Standaardafstandsniveau aan het begin van
de rit ins
tellen
Bij nat wegdek altijd een grotere afstand tot
de voorgaande wagen kiezen dan bij droog
wegdek.
Onderstaande afstanden kunnen vooraf wor-
den ingesteld:
● Heel kort
● Kort
● Media
● Middellang
● Heel lang
In het Ea
sy Connect-systeem kan het af-
standsniveau aangepast worden dat moet
zijn ingesteld bij het inschakelen van de af-
standsregeling (ACC) met toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag. 34.
Rijprofiel instellen
Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het ge-
kozen rijprofiel het acceleratie- en remgedrag
van de ACC beïnvloeden ››› pag. 255.
Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan het
gedrag van de ACC worden beïnvloed door
het selecteren van een van de onderstaande
rijprofielen in het Easy Connect-systeem:
● Normal
● Sport ●
Eco
● C
omfort
In dit gev
al krijgt men toegang tot de instel-
lingen van de ACC middels de toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP >
Onder s
t
euning van de bestuurder >
A
C
C ›››
p
ag. 34.
Onder s
taande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld.
● Als de ESC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet omg
egespt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektris
ch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).
Aanwijz
ingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren.
238