stop start Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 223 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Hoog s tr
oom
verbruik.Let op
Als bij wagens met automatische transmissie
de keuz ehendel
in de stand D, N of S wordt
gezet nadat de achteruit is gekozen, moet
eerst weer harder dan 10 km/u (6 mpu) met
de auto zijn gereden voordat het systeem de
motor weer stopt indien nodig. Handmatig in-/uitschakelen met het
st
ar
t-stopsysteem Afb. 184
Middenconsole: knop van het Start-
St op sy
steem. Als u het systeem niet wilt gebruikt, kunt u
dit
h
andm
atig uitschakelen.
– Om het start/stop-systeem handmatig uit
of in te s
chakelen, drukt u op de toets .
Als het systeem is uitgeschakeld, blijft het
toetssymbool geel branden. Let op
Het systeem schakelt automatisch weer in
telk en
s nadat u de motor zelf heeft uitge-
schakeld tijdens stilstand. De motor start au-
tomatisch. Aanwijzingen voor de bestuurder op
het di
s
play van het instrumentenpa-
neel Start/stop-systeem uitgeschakeld.
Motor handmatig starten
Dez e aan
wijzing voor de bestuurder ver-
schijnt wanneer niet aan bepaalde voorwaar-
den is voldaan tijdens de stilstand en het
start/stop-systeem de motor niet opnieuw
kan starten. U moet de motor dan handmatig
starten.
Start/stop-systeem: Storing!
Functie niet beschikbaar
Er is een storing opgetreden in het
start/stop-systeem. Rijd naar een gespeciali-
seerde werkplaats om de storing te laten re-
pareren. Bergafdaalhulp (HDC)
Be s
chrijving en werking 3 Geldig voor wagens: 4Drive
D e ber
gafdaalhulp beperkt de snelheid bij
steile hellingen door automatisch de vier wie-
len te remmen, zowel bij vooruit- als bij ach-
teruitrijden. Het antiblokkeersysteem van de
remmen blijft actief, zodat verhinderd wordt
dat de wielen blokkeren. In wagens met
schakelbak past de bergafdaalhulp de theo-
retische snelheid aan zonder de motor te
remmen onder het stationaire toerental.
Nadat de afdaling van een helling is gestart
met minder dan 30 km/u (18 mpu), wordt de
snelheid beperkt tot een minimum van 2
km/u (1 mpu) en een maximum van 30 km/u
(18 mpu). Wanneer hij dit opportuun acht,
kan de bestuurder de snelheid verhogen of
verlagen binnen de vermelde limiet door het
gas- of rempedaal in te trappen. Op dat mo-
ment wordt de functie onderbroken en daar-
na eventueel opnieuw geactiveerd.
Het is echter onontbeerlijk dat het oppervlak
voldoende grip garandeert. De bergafdaal-
hulp kan daarom bijvoorbeeld niet naar be-
horen werken als een afdaling glad is door ijs
of door olie.
De bergafdaalhulp is beschikbaar wanneer
op het scherm van het instrumentenpaneel
de indicatie wordt getoond. »
221
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 242 of 364

Bedienen
●
Neem de bepa lin
gen van het overeenstem-
mende land in acht betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of
het inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 127), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Functie om rechts inhalen te vermij-
den
Afb. 199
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: A
CC actief, voertuig herkend aan
de linkerzijde De automatische afstandsregeling (ACC) be-
s
c
hikt
over een functie om het rechts inhalen
bij bepaalde snelheden te vermijden.
Indien er zich links van de auto een ander
voertuig bevindt dat met lagere snelheid
rijdt, wordt dat op het multifunctioneel dis-
play
getoond ››› afb. 199.
Om het rechts inhalen te vermijden, remt het
systeem de auto zachtjes naargelang de rij-
snelheid. De bestuurder kan het ingrijpen
van het systeem op ieder moment onderbre-
ken door het gaspedaal in te drukken. Bij la-
ge snelheid is de functie niet actief voor meer
comfort in situaties zoals een file of in het
stadsverkeer.
Automatische afstandsregeling (ACC)
onder bepaal
de omstandigheden tij-
delijk uitschakelen In onderstaande omstandigheden moet de
aut
om
ati
sche afstandsregeling (ACC) uitge-
schakeld worden wegens beperkingen van
het systeem ››› :
● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe
boc ht
en, op r
otondes, op invoeg- en uitvoeg-
stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-
heden om te vermijden dat onbedoeld ver-
sneld zou worden om de geprogrammeerde
snelheid te bereiken. ●
Bij het rijden door een tu
nnel, aangezien
de werking zou kunnen worden beïnvloed.
● Op wegen met verschillende rijstroken,
wanneer andere w
agens langzamer rijden op
de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens
die langzamer rijden op de andere rijstroken
rechts voorbijgestoken worden.
● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel
is het
mogelijk dat de voorligger niet correct
herkend zou worden of, onder bepaalde om-
standigheden, helemaal niet herkend zou
worden. ATTENTIE
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-
stige letsels optreden.
● Schakel de ACC altijd uit in kritische situ-
aties. Let op
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-
dingen begaan worden. 240
Page 243 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bijzondere rijsituaties Afb. 200
(A) Wagen in een bocht. (B) Motorrij-
der die v
oor u rijdt, b
uiten de actieradius van
de radarsensor. Afb. 201
(C) Een wagen wisselt van rijstrook.
(D) W
ag
en die draait en een andere die stil-
staat. De automatische afstandsregeling (ACC)
heef
t
bep
aalde fysieke beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde omstan-
digheden onverwacht lijken of slecht geti-
med uitgevoerd worden vanuit het standpunt
van de bestuurder. Daarom moet de bestuur-
der altijd aandachtig zijn om in te grijpen
waar nodig.
Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist in
onderstaande verkeerssituaties: Starten na een stopfase (enkel wagens met
automati
sche versnellingsbak)
Na een stopfase kan de ACC de wagen auto-
matisch doen vertrekken zodra de voorligger
opnieuw in beweging gezet wordt ››› .
W anneer de A
C
C de wagen tot stilstand
brengt (bijv. file), verschijnt op het scherm
van het instrumentenpaneel de waarschu-
wing ACC gereed om te starten . Wan-
neer de voorligger weer gaat rijden, doet de
ACC dit automatisch ook.
Als de voorliggende wagen niet wegrijdt, kan
de wagen voor onbepaalde tijd in de status
ACC gereed om te starten blijven als
de derde hendel herhaaldelijk naar stand 2 ›››
afb. 197 w
ordt bewogen of het rempedaal
wordt ingetrapt. Wanneer in het instrumen-
tenpaneel het bericht Rempedaal intrap-
pen verschijnt, trap dan het rempedaal in.
Als het rempedaal niet wordt ingetrapt, klinkt
een akoestische waarschuwing en gaat de
ACC over in de niet-actieve modus (standby).
Op dat moment zou de wagen zich naar de
stilstaande voorligger kunnen bewegen ››› .
Inh a
l
en
Wanneer het knipperlicht gaat branden om
een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de
ACC de wagen automatisch en vermindert zo
de afstand tot de voorligger. »
241
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 258 of 364

Bedienen
Individual kan w
or den geconfigureerd
naar wens. De overige profielen beschikken
over een vaste configuratie.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïnvloedt
SEAT Drive Profile de volgende on-
derdelen:
Motor
Al naar gelang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het Eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de Eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand Eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden. Besturing
De s
t
uurbekrachtiging varieert de rijfuncties
en past zich aan het geselecteerde profiel
aan, waardoor een beter gedrag voor elke si-
tuatie mogelijk wordt gemaakt.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken.
Automatische afstandsregeling (ACC)
De acceleratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel ››› pag. 233.
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
In de rijprofielen Offroad en Snow past de
elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
››› pag. 200 zich aan volgens de kenmerken
van het terrein.
Daarnaast wordt in het Offroad-profiel ook
de bergafdaalcontrole (HDC) ››› pag. 221 ge-
activeerd. Rijprofiel instellen
Afb. 213
Middenconsole: draaiknop (Driving
Experienc e b
utt
on). U kunt op de volgende manieren kiezen tus-
sen de pr
ofiel
en
Eco, Normal , Sport, In-
dividual , Offroad1)
en Snow 1)
:
● draai aan de draaiknop (Driving Experience
button) t
ot het gewenste profiel brandt op
het display van het Easy Connect-systeem en
ook op de draaiknop zelf ››› afb. 213.
● OF: selecteer het gewenste profiel op het
aanraak
scherm van het Easy Connect-sys-
teem, in het menu dat wordt geopend door te
draaien aan de draaiknop (Driving
Experience button).
Binnen elk profiel bestaat de mogelijkheid
om de kenmerken ervan weer te geven, door
te drukken op het touchpad van het display 1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
256
Page 290 of 364

Bedienen
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
an
gwagen*
Rijden met een aanhangwagen Inleiding tot thema Houd rekening met de specifieke voorschrif-
ten
v
an het land in kwestie met betrekking
tot het rijden met aanhangwagen en het ge-
bruiken van een trekhaak.
De wagen werd in de eerste plaats ontwik-
keld voor het vervoer van personen, maar
kan ook worden gebruikt met aanhangwagen
als de geschikte technische uitrusting aan-
wezig is. Dit extra gewicht heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
In de winter moeten winterbanden bij de wa-
gen en ook de aanhangwagen worden ge-
monteerd.
Maximaal toelaatbare kogeldruk
De maximaal toegestane disselkogeldruk van
de trekhaak is 80 kg. Wagens met start-stopsysteem
Al
s
de wagen beschikt over af fabriek of na-
derhand door SEAT gemonteerde trekhaak,
werkt het start-stopsysteem zoals gebruike-
lijk. Er moeten geen bijzondere factoren in
acht worden genomen.
Als het systeem de aanhangwagen niet her-
kent of de trekhaak niet naderhand is inge-
bouwd door SEAT, moet het start-stopsys-
teem worden uitgeschakeld door te drukken
op de overeenkomstige toets aan de onder-
zijde van de middenconsole; dit moet gebeu-
ren voordat u begint te rijden met de aan-
hangwagen, het systeem moet ook geduren-
de de hele rit uitgeschakeld blijven ››› .
W ag
en
s met rijprofielkeuze
Als u gaat rijden met aangekoppelde aan-
hangwagen, wordt het gebruik van het rijpro-
fiel Eco niet aanbevolen. Selecteer bij voor-
keur een van de andere beschikbare rijprofie-
len voordat u begint te rijden met een aan-
hangwagen. ATTENTIE
Gebruik de aanhangwagen nooit om perso-
nen te v
ervoeren, dit kan hun leven in gevaar
brengen en is bovendien mogelijk verboden. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de trekhaak enkel indien hij in per-
fecte s
taat en correct bevestigd is.
● Wijzig of repareer de trekhaak in geen ge-
val
.
● Om het risico op letsels door aanrijdingen
van acht
eren te beperken en te vermijden dat
voetgangers of fietsers gewond raken wan-
neer u parkeert, moet u de kogelkop altijd
wegklappen of uitbouwen wanneer u geen
aanhangwagen gebruikt.
● Monteer nooit een trekhaak "met verdeling
van het g
ewicht" of "compensatie van de la-
ding". De wagen is niet geschikt voor dit type
trekhaken. De trekhaak kan falen en de aan-
hangwagen kan loskomen van de wagen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
port er
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen, waardoor on-
gevallen kunnen ontstaan.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
hebben meer kan
s om te kantelen.288
Page 291 of 364

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
●
Plots r
emmen en bruuske manoeuvres ver-
mijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen.
● De snelheid meteen verlagen wanneer u
merkt dat
de aanhangwagen slingert.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhan
gwagen trekt (of 100
km/u (60 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd rekening met de maximaal toegestane
snelheid in het land in kwestie voor voertui-
gen met aanhangwagen; deze snelheid kan
lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hang
wagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als de trekhaak achteraf werd ingebouwd
door een werkp l
aats die niet behoort tot de
SEAT-groep, moet het start-stopsysteem
handmatig worden uitgeschakeld telkens
wanneer u met aanhangwagen gaat rijden.
Anders kan zich een defect voordoen aan het
remsysteem, met een ongeval en ernstige let-
sels tot gevolg.
● Schakel het start-stopsysteem altijd hand-
matig uit w
anneer u rijdt met een aanhang-
wagen gekoppeld aan een trekhaak die niet
door SEAT werd ingebouwd. Let op
● Voor d
at u een aanhangwagen aan- of los-
koppelt, schakelt u altijd het alarmsysteem
uit ››› pag. 132. Anders kan de sensor hel-
lingshoek het alarm onbedoeld doen afgaan.
● Rijd niet met aanhangwagen de eerste
1000 km van de mot
or ››› pag. 212.
● SEAT beveelt aan om zo mogelijk de kogel-
kop uit t
e bouwen of weg te klappen indien u
hem niet gaat gebruiken. Bij een aanrijding
van achteren kan de schade aan de wagen
groter zijn bij gemonteerde kogelkop.
● Sommige achteraf gemonteerde trekhaken
bedekken de behuizin
g van het sleepoog
achteraan. In die gevallen kan het sleepoog
niet gebruikt worden voor het aanslepen of
wegslepen van andere voertuigen. Indien de
wagen naderhand is uitgerust met een trek-
haak, moet de kogelkop daarom altijd in de
wagen bewaard worden bij uitbouw. Controlelampje
Gaat branden op de toets
De kogelkop voor aanhangwagen is niet vergrendeld.
Controleer de vergrendeling van de trekhaak
››› pag.
291. Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de ov er
eenstemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neg
eren.
● De wagen tot stilstand brengen zodra dat
veilig k
an. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Technische voorwaarden
Wagens die
af f
abriek z
ijn uitgerust met een
trekhaak voldoen aan alle technische en wet-
telijke vereisten om te kunnen rijden met
aanhangwagen.
Als de wagens naderhand wordt uitgerust
met een trekhaak, mag enkel een trekhaak
worden gemonteerd die is goedgekeurd voor
het maximaal toegestane gewicht van de
aanhangwagen die getrokken zal worden. De
trekhaak moet geschikt zijn voor de wagen
en aanhangwagen, en goed vastgemaakt zijn
aan het chassis van de wagen. Gebruik enkel
een trekhaak die is goedgekeurd door SEAT »
289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 298 of 364

Bedienen
● Remped
aal
intrappen en ingetrapt houden.
● Toets een keer indrukken om de el
ektro-
nische parkeerrem uit te schakelen ››› pag.
197.
● Als de wagen een schakelbak heeft, koppe-
lings
pedaal helemaal intrappen.
● De 1e versnelling inschakelen of keuzehen-
del in st
and D/S ››› pag. 203 zetten.
● Aan de toets trekken en dez
e uitgetrok-
ken houden om de combinatie wagen en
aanhangwagen tegen te houden met de elek-
tronische parkeerrem.
● Het rempedaal lossen.
● Langzaam beginnen te rijden. Daarvoor in
het gev
al van de schakelbak het koppelings-
pedaal langzaam lossen.
● De toets niet los
laten tot de motor vol-
doende aandrijfkracht heeft om het rijden te
starten. ATTENTIE
Als u een aanhangwagen op verkeerde wijze
trekt, k u
nt u de controle over de wagen verlie-
zen met ernstige letsels tot gevolg.
● Het rijden met aanhangwagen en het trans-
porter
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen en vergroot
de remafstand.
● Rijd altijd verstandig en voorzichtig. Rem
snell
er dan gebruikelijk. ●
De s nelheid en de rij
stijl aanpassen aan het
zicht, het weer, het wegdek en het verkeer.
De snelheid verminderen, met name wanneer
u hellingen af rijdt.
● Bijzonder voorzichtig gas geven. Plots rem-
men en bruuske m
anoeuvres vermijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen. De snel-
heid meteen v
erlagen wanneer u merkt dat de
aanhangwagen slingert.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hang
wagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren.
● Houd rekening met de maximaal toegesta-
ne snelheid in het l
and in kwestie voor voer-
tuigen met aanhangwagen; deze snelheid
kan lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen. Stabilisatie van het samenstel wagen-
aanh
an
g
er De aanhangwagenstabilisator is een bijko-
mende f
u
nctie
van het elektronisch stabilise-
ringsprogramma (ESC).
Als de aanhangwagenstabilisator vaststelt
dat de aanhangwagen slingert, grijpt hij au-
tomatisch in samen met de stuurbekrachti-
ging om het slingeren te verminderen. Vereisten voor de aanhangwagenstabilisator
● De wagen is af fabriek uitgerust met een
trekh
aak of werd achteraf voorzien van een
compatibele trekhaak.
● De ESC en ASR zijn actief. Op het instru-
mentenpaneel
brandt het controlelampje
of niet.
● De aanhangwagen is elektrisch aangeslo-
ten op het tr
ekkende voertuig met het stop-
contact voor aanhangwagen.
● U rijdt sneller dan ca. 60 km/u (37 mph).
● De maximaal toegestane disselkogeldruk
wordt
gebruikt.
● De aanhangwagen heeft een starre dissel.
● Als de aanhangwagen een rem heeft, moet
die zijn uit
gerust met een mechanische op-
looprem. ATTENTIE
De hogere veiligheid die de aanhangwagen-
st ab
ilisator biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Voorzichtig accelereren wanneer het weg-
dek gla
d is.
● Wanneer een systeem aan het regelen is,
stop
pen met accelereren. 296
Page 318 of 364

Aanwijzingen
ACEA B4 (dieselmotoren) hoogstens 0,5 liter
eenm alig w
or
den bijgevuld.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie VW 506 00
resp. VW 506 01 of VW 505 00 resp.
VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld. Motoroliepeil controleren
Afb. 240
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeil
stok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Verv
olgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 240.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig
e voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
313. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de mot or niet
starten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 316
Page 324 of 364

Aanwijzingen
– Ge bruik
uits
luitend een lader die geschikt
is voor accu's met een nominale spanning
van 12 V. De lader mag geen spanning ho-
ger dan 15 V afgeven.
– Nu de steker van de voedingskabel van de
accu
lader in het stopcontact steken en het
apparaat inschakelen.
– Na het laden: acculader uitschakelen en de
stek
er van de voedingskabel uit het stop-
contact trekken.
– Nu eerst de pooltangen van de accu losma-
ken.
– Dek
de accu weer af door het deksel op cor-
recte w
ijze te plaatsen.
– Sluit de motorkap ›››
pag. 314.
Raadpleeg vóór het laden van de accu beslist
de aanwijzingen van de fabrikant van de ac-
culader! ATTENTIE
Laad nooit een accu die is bevroren: vervan-
gen! Gev aar
voor ontploffingen! Let op
Accu uitsluitend via de aansluitingen in het
motor c
ompartiment laden. Batterij vervangen
De nieuwe accu moet dezelfde specificaties
(str
ooms
terkte, capaciteit en spanning) heb-
ben als de oude accu.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie ››› pag. 214. Door de
accuregelaar wordt de accu beter geladen
dan bij wagens zonder accuregelaar. Om er-
voor te zorgen dat dezelfde energie ook na
het vervangen van de accu weer beschikbaar
is, adviseren wij, alleen accu's van hetzelfde
type en dezelfde producent (zoals inge-
bouwd bij het afleveren van de wagen) in te
bouwen. Om ervoor te zorgen dat de energie-
regeling na vervanging van de accu weer cor-
rect werkt, moet de accu worden gecodeerd
in de energieregeling door een gespeciali-
seerde dealer. VOORZICHTIG
● Wag en
s met bijv. een start/stop-systeem*
worden voorzien van een speciale accu (accu
van het type AGM of EFB). Als een ander type
accu wordt gemonteerd, is het mogelijk dat
de start/stop-functie aanzienlijk wordt gere-
duceerd en zo de wagen onder bepaalde om-
standigheden niet wordt uitgezet.
● Let erop dat de ontgassingsslang altijd aan
de originele opening aan de
zijkant van de
accu wordt aangesloten. Anders kunnen gas-
sen en accuzuren ontsnappen. ●
Ac c
usteunen en -klemmen moeten altijd
correct zijn bevestigd.
● Vóór alle werkzaamheden aan de accu, de
waars
chuwingsaanwijzingen in ››› pag. 321,
Waarschuwingsaanwijzingen voor accu's le-
zen.
● Vergeet niet om het accudeksel terug te
plaat
sen als dit is verwijderd. Dat is een be-
scherming voor hoge temperaturen. Op deze
wijze wordt de levensduur van de wagen ver-
lengd. Milieu-aanwijzing
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwa-
v elz
uur en lood. Zij moeten daarom volgens
de voorschriften worden opgeslagen en afge-
voerd en horen in geen geval bij het huisvuil.
Zorg dat de uitgebouwde accu niet kan kante-
len. Anders kan er zwavelzuur uitstromen! 322
Page 340 of 364

Technische gegevens
Benzinemotor 1.4 110 kW (150 pk) Start-Stop ACT ®Vermogen in kW (pk) bij omw/minMaximumkoppel (Nm bij omw/min)Aantal cilinders / cilinderinhoud
(cm3
)Brandstof
110 (150)/5.000-6.000250/1.500-3.5004/1.395Super 95 ROZ/Normal 91 ROZ a)
a)
Met licht vermogensverlies.
Vermogens en gewichten2WD Handgeschakeld2WD Automatisch4WD Handgeschakeld4WD Automatisch
Maximumsnelheid (km/u)201 (5)198 (6)192 (5)189 (5)
Acceleratie 0-80 km/u (s)5,96,06,05,9
Acceleratie 0-100 km/u (s)8,58,69,08,9
Toelaatbaar totaalgewicht (kg)1.9001.9202.0002.010
Rijklaar gewicht (met bestuurder) (kg)1.3591.3751.4601.476
Toegestane voorasbelasting (kg)9709901.0001.010
Toegestane achterasbelasting (kg)9809801.0501.050
Toegestane dakbelasting (kg)75757575
Aanhangwagengewicht ongeremd (kg)670680730730
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 8% (kg)1.8501.8001.9501.950
Aanhangwagengewicht geremd op hellingen tot 12% (kg)1.8001.6001.9001.900 338