ABS TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 62 of 610

LandContactgegevens
Roemenië [email protected]
Slovenië [email protected]
Spanje [email protected]/[email protected]
Zweden [email protected]
Zwitserland [email protected]
Vrije software en opensourcesoftware
Dit product bevat vrije software/opensourcesoftware (FOSS).
Licentie-informatie en/of de broncode van FOSS is beschikbaar op de volgende URL:
http://www.opensourceautomotive.com/dcm/19MC/
Verklaring
→Blz. 518
1.4 Antidiefstalsysteem
1.4.1 Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust met
ingebouwde transponderchips die
voorkomen dat het EV-systeem gestart
kan worden met een sleutel die niet in
een eerder stadium is geregistreerd in de
computer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter
als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal
te voorkomen, maar absolute beveiliging
tegen elke vorm van diefstal kan niet
worden gegarandeerd.
Bedienen van het systeem Het controlelampje van het
antidiefstalsysteem knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven dat
het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met
knipperen als het contact in stand ACC of
AAN is gezet om aan te geven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt
• Als de greep van de sleutel tegen een
metalen voorwerp wordt gehouden
• Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde
transponderchip van een andere auto
wordt gehouden
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
1 .3 Noodoproep
60
Page 144 of 610

3.1 Instrumentenpaneel
3.1.1 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpaneel en de
buitenspiegels informeren de bestuurder over de status van de diverse systemen van de
auto.
Waarschuwingslampjes en controlelampjes die op het instrumentenpaneel worden
weergegeven
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeelding alle
waarschuwingslampjes en controlelampjes brandend afgebeeld.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de
aangegeven systemen van de auto.
(Rood)Waarschuwingslampje
remsysteem
*1
(→blz. 462)
(Geel)Waarschuwingslampje
remsysteem
*1
(→blz. 462)
Laadstroomcontrole-
lampje*2(→blz. 462)
Waarschuwingslampje
SRS*1(→blz. 463)
Waarschuwingslampje
ABS*1(→blz. 463)
Waarschuwingslampje
onjuiste bediening pe-
daal
*2(→blz. 463)
(Rood) Waarschuwingslampje
elektrische stuurbekrach-
tiging*1(→blz. 463)
(Geel)Waarschuwingslampje
elektrische stuurbekrach-
tiging*1(→blz. 463)
Waarschuwingslampje
tractiebatterij ontladen
(→blz. 464)
3.1 Instrumentenpaneel
142
Page 145 of 610

Controlelampje
bestuurders- en voorpas-
sagiersgordel (→blz. 464)
Controlelampjes
achterpassagiers-
gordels
(→blz. 464)
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning*1
(→blz. 465)
(Oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 465)
(Oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 465)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1
(→blz. 465)
(Knippert) Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
OFF
*1(indien aanwezig)
(→blz. 466)
(Oranje) Controlelampje cruise
control (→blz. 466)
(Oranje)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 466)
(Oranje)Controlelampje snel-
heidsbegrenzer (indien
aanwezig) (→blz. 466)
(Knippert of
brandt) Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 466)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 467)
(Knippert)
Waarschuwingslampje
parkeerrem (→blz. 467)
(Knippert)Controlelampje Brake
Hold-systeem in wer-
king*1(→blz. 467)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het EV-systeem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
helpen beschermen bij een ongeval,
wat tot dodelijk of ernstig letsel kan
leiden. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
3.1 Instrumentenpaneel
143
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 302 of 610

Het systeem kan worden geactiveerd
wanneer
• Het contact AAN staat.
• De Toyota Parking Assist-sensor isingeschakeld.
• De rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
• Een andere schakelstand dan P is geselecteerd.
Detectie-informatie sensoren
• Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de voor-
en achterbumper van de auto.
• Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende situaties voordoen:– Afhankelijk van de vorm van het object en andere factoren kan de
detectieafstand korter worden of
kan detectie niet mogelijk zijn.
– Als het stilstaande object zich te dicht bij de sensor bevindt, is
detectie wellicht niet mogelijk.
– Tussen het signaleren van een statisch object en de weergave zit
een kleine vertraging (geluid
waarschuwingszoemer). Ook als er
met lage snelheid wordt gereden,
bestaat de mogelijkheid dat het
object binnen 30 cm van de
sensoren komt voordat het display
wordt weergegeven en de
waarschuwingszoemer hoorbaar is.
– Het kan moeilijk zijn om de zoemer te horen als het audiosysteem hard
staat of als de luchtcirculatie van de
airconditioning veel geluid
produceert.
– Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen ten
gevolge van geluiden van andere
systemen.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de
sensor het mogelijk niet signaleren. Let
goed op bij de volgende objecten: • Kabels, hekken, touwen, enz.
• Katoen, sneeuw en andere materialen
die geluidsgolven absorberen
• Zeer hoekige objecten
• Lage objecten
• Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw
auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde
soorten kleding dragen niet
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving
kunnen van invloed zijn op de capaciteit
van de sensor om objecten correct te
signaleren. Specifieke situaties waarin
dit voor kan komen ziet u hieronder.
• De sensor is bedekt met vuil, sneeuw, waterdruppels of ijs. (Het reinigen van
de sensoren zal het probleem
oplossen.)
• De sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het probleem
oplossen.) Vooral bij lage
buitentemperaturen kan het gebeuren
dat er ten gevolge van een bevroren
sensor een abnormaal beeld te zien is
op het display of dat objecten, zoals
een muur, niet worden gesignaleerd.
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is.
• De auto rijdt op een bijzonderhobbelige weg, op een helling, op
grind of op gras.
• Wanneer in de omgeving van de auto ultrasoongolven worden
geproduceerd door claxons,
voertuigdetectiesystemen,
motorfietsmotoren, luchtremmen van
vrachtwagens, sonarsystemen van
andere auto's of andere bronnen.
• Een sensor is bedekt met een waterfilm of er is sprake van zware
regenval.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
300
Page 329 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Afhankelijk van bijvoorbeeld de staatvan het wegdek of de auto, of de
afstand tussen de auto en het
parkeervak is het wellicht niet
mogelijk een parkeervak te
signaleren of kan het systeem u
mogelijk niet begeleiden tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Dit systeem begeleidt de auto naar een geschikte positie om de
rijrichting te veranderen, maar als u
merkt dat de auto op een bepaald
moment de ernaast geparkeerde
auto te dicht nadert, trap dan het
rempedaal in en zet de transmissie in
een andere stand. Als u dat doet,
neemt het aantal keer dat de auto
van rijrichting verandert echter
mogelijk toe en wordt de auto
mogelijk schuin geparkeerd.
• De volgende objecten worden mogelijk niet gesignaleerd.
Controleer daarom altijd de
veiligheid van het gebied rondom uw
auto en trap het rempedaal in om de
auto tot stilstand te brengen als de
kans bestaat dat hij een object raakt.– Dunne objecten zoals draden, hekken en touwen
– Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven
absorberen
– Zeer hoekige objecten
– Lage objecten (stoepranden, parkeerblokken, enz.)
– Hoge objecten waarbij het bovenste deel uitsteekt
• Zelfs als er zich een object in het beoogde parkeervak bevindt, wordt
dit mogelijk niet gesignaleerd en
wordt de begeleiding mogelijk toch
gestart.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als het systeem in werking is en dekans bestaat dat uw auto een
voertuig, parkeerblok, object of
persoon raakt, trap dan het rempedaal
in om de auto tot stilstand te brengen
en druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om het systeem uit te
schakelen.
• Gebruik nooit alleen het multimedia-display om het gebied
achter de auto te bekijken. De
afbeelding wijkt mogelijk af van de
werkelijke situatie. Als u tijdens het
achteruitrijden alleen het scherm
gebruikt, kan dat leiden tot een
ongeval, bijvoorbeeld een aanrijding
met een ander voertuig. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks of door
gebruik te maken van de spiegels op
de veiligheid van het gebied rondom
de auto, met name achter de auto.
• Bij extreem lage buitentemperaturen is het scherm mogelijk donker of het
weergegeven beeld onduidelijk.
Controleer ook via de ruiten en
spiegels de veiligheid van het gebied
rondom de auto, aangezien
bewegende objecten mogelijk
vervormd of helemaal niet op het
scherm worden weergegeven.
• In de volgende situaties wordt Advanced Park, terwijl de auto erdoor
tot stilstand is gebracht, mogelijk
uitgeschakeld en komt de auto
mogelijk in beweging. Trap het
rempedaal onmiddellijk in. Anders kan
zich een ongeval voordoen.– Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend
– Als instructies van het systeem niet binnen een bepaalde tijd worden
opgevolgd
– Als het rempedaal wordt ingetrapt en de auto gedurende een bepaalde
tijd stilstaat
– Wanneer een storing in het systeem optreedt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
5
Rijden
Page 337 of 610

• De parkeerrem is niet geactiveerd
• De Dynamic Radar Cruise Control isniet ingeschakeld
• Het ABS, de VSC, de TRAC, het PCS en de PKSB werken niet
• De auto bevindt zich niet op een steile helling
• De VSC en TRAC zijn niet uitgeschakeld
Controleer de op het multimedia-
display weergegeven melding als de
begeleiding niet kan worden gestart
(→blz. 358)
Begeleidingsschermen Advanced Park
Begeleidingsschermen worden
weergegeven op het multimedia-display.
Begeleidingsscherm (bij starten
begeleiding)
AVak beoogd parkeervak (blauw)
BAdviesweergave
CToets wijzigen parkeertype
Als er meerdere toetsen worden
weergegeven, verschilt de functie
afhankelijk van de toestand van de
toets als volgt.
of: Wijzigen van het
beoogde parkeervak.
of: Wijzigen van het
beoogde parkeervak.
: Selecteer deze toets om over te
schakelen op de functie fileparkeren.
: Overschakelen naar functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
DToets MODE
Hiermee kunt u wisselen tussen de
geheugenfunctie en de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en
fileparkeren. (→Blz. 348)
EToets “Start” Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding starten.
FToets wijzigen richting haaks
inparkeren
Hiermee kunt u wisselen tussen de
functie parkeren (vooruit) en de
functie parkeren (achteruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (vooruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (achteruit)
GToets voor persoonlijke
voorkeursinstelling
Hiermee kunt u het instelscherm voor
Advanced Park weergeven.
(→Blz. 357)
HRegistratietoets
Selecteer deze toets om het
registreren van een parkeervak te
starten
IToets “Start”
afstandsbedieningsfunctie Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding op het scherm
van de smartphone starten.
Begeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
335
5
Rijden
Page 358 of 610

Uitschakelen/onderbreken Advanced
Park
De begeleiding wordt uitgeschakeld als
In de volgende situaties wordt de werking
van Advanced Park uitgeschakeld.
Aangezien het systeem is uitgeschakeld,
dient u het weer in te schakelen of
handmatig door te gaan met parkeren
met behulp van het stuurwiel.
• De hoofdschakelaar van AdvancedPark wordt ingedrukt
• De transmissie is in stand P gezet
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Een portier of de achterklep wordt geopend
• De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt
• De buitenspiegels worden ingeklapt
• De TRAC of VSC wordt uitgeschakeld
• De TRAC, de VSC of het ABS is in werking
• De startknop wordt ingedrukt
• Het systeem oordeelt dat de begeleiding niet kan worden
voortgezet in de huidige
parkeeromgeving
• Er zit een storing in het systeem
• Terwijl de auto stilstond, werd “Cancel” (annuleren) geselecteerd op
het multimedia-display
De begeleiding wordt onderbroken als
In de volgende situaties wordt de werking
van Advanced Park onderbroken.
De begeleiding kan weer worden gestart
door de aanwijzingen op het
multimedia-display te volgen.
Tevens wordt, als de begeleiding is
onderbroken en de stand van de
transmissie tweemaal wordt gewijzigd
terwijl het rempedaal is ingetrapt, de
begeleiding uitgeschakeld in de
desbetreffende stand van de transmissie.
Als de begeleiding echter is onderbroken doordat de stand van de transmissie is
gewijzigd, wordt de begeleiding
uitgeschakeld als de stand van de
transmissie eenmaal wordt gewijzigd.
• Het stuurwiel wordt bediend
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De stand van de transmissie is
gewijzigd
• De remregeling is in werking
• De cameratoets wordt ingedrukt
• De PKSB (Parking Support Brake) of de PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
werkt
De begeleiding met de
afstandsbedieningsfunctie wordt
uitgeschakeld als
In de volgende situaties wordt de werking
van de afstandsbedieningsfunctie
uitgeschakeld.
Aangezien het systeem is uitgeschakeld,
dient u in te stappen terwijl u de
elektronische sleutel bij u draagt en de
auto handmatig te parkeren met behulp
van het stuurwiel.
• Als aan een voorwaarde voor het stoppen van Advanced Park-
begeleiding wordt voldaan, met
uitzondering van het onderbreken
door het openen van een portier of
het losmaken van de
bestuurdersgordel
• Als de afstandsbedieningsfunctie wordt gebruikt terwijl de op afstand
bedienbare airconditioning werkt en
het contact AAN wordt gezet voordat
de op afstand bedienbare
airconditioning is uitgeschakeld
• Als er 5 minuten zijn verstreken sinds het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie is gestart
• Als er 3 minuten zijn verstreken sinds er een handeling is uitgevoerd
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
356
Page 365 of 610

verlagen. Als u het gaspedaal of
rempedaal weer loslaat, wordt de
ingestelde snelheid weer aangenomen.
Deactiveren van de Grip Control
• Druk op de toets X-MODE.Als de Grip Control wordt
gedeactiveerd, gaat het
controlelampje Grip Control uit en
gaat na enige tijd het controlelampje
Downhill Assist Control branden.
Rijd voorzichtig als u de Grip Control
tijdens het rijden deactiveert.
Voorwaarden voor de werking van de
Grip Control
• Wanneer de X-MODE is geactiveerd
• Wanneer stand D van de transmissie is geselecteerd
• Wanneer de parkeerrem is gedeactiveerd
• Wanneer het bestuurdersportier is gesloten
• Stilstaande auto met ingetrapt rempedaal of rijsnelheid tussen
ongeveer 2 en 10 km/h
Automatische deactivering van de Grip
Control
Als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan, wordt de
Grip Control gedeactiveerd:
• Nadat de auto tot stilstand is gebracht door het rempedaal in te trappen
• Wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 20 km/h
• Als een andere schakelstand dan D wordt geselecteerd
• Als de parkeerrem wordt bediend
• Als een portier aan bestuurderszijde wordt geopend
• Als de ABS/VSC wordt geactiveerd
• Als de remregeling en de begrenzingsregeling van het
motorvermogen zijn geactiveerd door een rijhulpsysteem (bijv. Pre-Crash
Safety-systeem en Parking Support
Brake (indien aanwezig))
• Als het systeem oordeelt dat de werking ervan onder de actuele
rijomstandigheden niet kan worden
voortgezet
• Als het contact UIT wordt gezet
Wanneer de Grip Control niet
beschikbaar is
In de volgende gevallen is de Grip
Control niet beschikbaar:
• Wanneer er een storing in het remsysteem of het EV-systeem zit
• Direct na het starten van het EV-systeem
Brake Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan worden
uitgeschakeld als de Grip Control in
werking treedt. Houd het rempedaal
stevig ingetrapt en druk op de
schakelaar.
Schakel om het Brake Hold-systeem
weer te kunnen gebruiken het Brake
Hold-systeem in nadat de Grip Control is
gedeactiveerd.
OPMERKING
Langdurig gebruik
Als het systeem langdurig wordt
gebruikt, kunnen de remmen oververhit
raken en kan de werking van het
systeem tijdelijk onderbroken worden.
Geluiden en trillingen tijdens de
werking
• Er kan een specifiek werkingsgeluid te horen zijn vanuit de motorruimte. Dit
duidt echter niet op een defect.
• Het intrappen van het rempedaal kan harder of anders aanvoelen dan
normaal, maar dit duidt niet op een
defect.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
363
5
Rijden
Page 366 of 610

OPMERKING(Vervolg)
Als na het bedienen van de schakelaar
de werkingsindicator niet gaat
branden op het instrumentenpaneel
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
5.4.25 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad
wegdek.Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de
aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen
remdruk uit te oefenen en het
aandrijfkoppel te verminderen wanneer
wordt gesignaleerd dat de
aanhangwagen slingert.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de remlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
364
Page 367 of 610

Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/
Trailer Sway Control in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
EV-systeem naar de wielen beperken. Als
u op de schakelaar
drukt om het
systeem uit te schakelen, kunt u de auto
mogelijk gemakkelijker loskrijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaar
snel in te drukken en
weer los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op de schakelaar
om
het systeem weer in te schakelen. Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer
Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway
Control uit door de schakelaar
langer
dan 3 seconden ingedrukt te houden
terwijl de auto stilstaat.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned
OFF” (Traction Control UIT) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op de schakelaarom
de systemen weer in te schakelen.
*Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
wordt ook uitgeschakeld (alleen de
Pre-Crash-waarschuwing is beschikbaar).
Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 256)
Wanneer de melding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay dat de TRC is
uitgeschakeld, zelfs al is de schakelaar
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
365
5
Rijden