lane assist TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 5 of 610

5.2.4 Parkeerrem..............224
5.2.5 Brake Hold ..............227
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers ................229
5.3.1 Lichtschakelaar ...........229
5.3.2 AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*.......232
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*...235
5.3.4 Schakelaar mistlampen ......238
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers ....239
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen ...................241
5.4.1 Software-update ..........241
5.4.2 Toyota Safety Sense ........243
5.4.3 Bestuurderscamera
*........251
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 252
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist) .....261
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert) ....265
5.4.7 RSA (Road Sign Assist) .......269
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . 273
5.4.9 Cruise control ............281
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......283
5.4.11 Noodstopsysteem .........286
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....288
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......293
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. . 298
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
*................306
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. 311
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. 315
5.4.18 Stilstaande objecten voor en achter de auto
*.........319
5.4.19 Bewegend voertuig achter de auto
*.................321
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . 322
5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto (auto's met Advanced Park) . . . 324
5.4.22 Toyota Teammate Advanced Park
*.................325
5.4.23 SNOW-modus*...........359
5.4.24 X-MODE*..............360
5.4.25 Ondersteunende systemen . . . 364
5.5 Rijtips .....................369
5.5.1 Rijden in de winter .........369
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij terreinauto's .............371
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming ...........376
6.1.1 Regeling ALL AUTO (ECO) .....376
6.1.2 Automatische airconditioning . . 377
6.1.3 Op afstand bedienbare airconditioning ...........383
6.1.4 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........385
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 387 6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 387
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 389 6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden .......389
6.3.2 Voorzieningen in de bagageruimte ............392
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur ................396
6.4.1 Elektrisch bedienbaar zonnescherm
*............396
6.4.2 Overige voorzieningen in het interieur ...............397
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging .........410
7.1.1 Reinigen en beschermen van het exterieur van uw auto . . . 410
7.1.2 Reinigen en beschermen van het interieur ..........413
7.2 Onderhoud ..................416
7.2.1 Onderhoud en reparatie ......416
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud .......417
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren onderhoud ......417
7.3.2 Motorkap ...............419
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik ....420
7.3.4 Elektromotorcompartiment ....421
7.3.5 Banden ................426
7.3.6 Vervangen van de band ......439
7.3.7 Bandenspanning ..........444
7.3.8 Wielen ................445
7.3.9 Interieurfilter ............446
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . 449
7.3.11 Controleren en vervangen van zekeringen .............450
7.3.12 Lampen ...............452
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 151 of 610

Dimmer dashboardverlichting regelen
De helderheid van de
dashboardverlichting kan worden
ingesteld.1. Donkerder
2. Helderder
Dashboardverlichting aanpassen
De helderheid van de
dashboardverlichting in een lichte
omgeving (overdag, enz.) en in een
donkere omgeving ('s nachts, enz.) kan
worden aangepast.
3.1.3 Multi-informatiedisplay
Display en menu-iconen
Weergave
ADisplayzone status ondersteunend
systeem
Geeft een afbeelding weer wanneer
de onderstaande systemen in
werking zijn en een ander
menu-icoon dan
wordt
geselecteerd: • LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 265)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 261)
• Dynamic Radar Cruise Control (→blz. 273)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 269)
BDisplayzone voor inhoud
Door menu-iconen te selecteren op
het multi-informatiedisplay kunnen
verschillende soorten rijgerelateerde
informatie worden weergegeven. Het
multi-informatiedisplay kan ook
worden gebruikt voor het wijzigen
van de display-instellingen en andere
voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde
situaties pop-updisplays met
waarschuwingen of tips
weergegeven.
Menu-iconen
De menu-iconen worden weergegeven
door op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Weergave rij-informatie
(→blz. 150)
Weergave informatie on-
dersteunend systeem
(→blz. 151)
Aan audiosysteem gekop-
pelde weergave
(→blz. 151)
Weergave rij-informatie
(→blz. 151)
Weergave instellingen
(→blz. 152)
3.1 Instrumentenpaneel
149
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 153 of 610

AActueel energieverbruik
Geeft het actuele energieverbruik
weer.
BReisgemiddelde/Gem. totaal
Houd de bedieningstoets van het
instrumentenpaneel
ingedrukt
om de weergave van het gemiddelde
energieverbruik te resetten.
De weergave van het gemiddelde
energieverbruik kan worden aangepast in
.( →Blz. 502)
• Reisgemiddelde Geeft het gemiddelde energieverbruik
weer sinds het starten van het
EV-systeem.
• Gem. totaal Geeft het gemiddelde energieverbruik
weer sinds het laden.
Energieverbruik
Dit is een getal dat het energieverbruik
weergeeft. Het komt overeen met het
brandstofverbruik van een auto met
benzinemotor. Bij deze auto wordt het
aantal afgelegde kilometers per
kilowattuur elektriciteit (km/kWh) op elk
scherm weergegeven als
“elektriciteitskosten”.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Informatie ondersteunend systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (→blz. 252)
• LDA (Lane Departure Alert) (→blz. 265)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 261)
• Cruise control (→blz. 281)
• Dynamic Radar Cruise Control (→blz. 273)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 269) Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het
instrumentenpaneel met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Het wel of niet weergeven van dit
menu-icoon kan worden ingesteld in
.
Weergave voertuiginformatie
Onderwerpen die worden weergegeven
• Rij-informatie
• Koppelverdeling (indien aanwezig)
• Bandenspanning
Rij-informatie
2 items die worden geselecteerd met
behulp van de instelling van de “Drive
Info. Items” (items rij-info) (gemiddelde
rijsnelheid, afstand en totale tijd) kunnen
verticaal worden weergegeven.
De weergegeven informatie wijzigt
overeenkomstig de instelling van “Drive
Info. Type” (rij-info type) (sinds het
starten van het systeem of tussen resets).
(→Blz. 152)
Gebruik de weergegeven informatie
slechts ter referentie.
De volgende items worden weergegeven.
• “Trip” (rit) – “Average Speed” (gemiddeldesnelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van het
EV-systeem weer
*
3.1 Instrumentenpaneel
151
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 203 of 610

5.1 Voordat u gaat rijden..........202
5.1.1 Rijden met de auto .........202
5.1.2 Lading en bagage .........207
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .209
5.2 Rijprocedures ..............214
5.2.1 Startknop .............214
5.2.2 Transmissie ............218
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar. . . .224
5.2.4 Parkeerrem ............224
5.2.5 Brake Hold .............227
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers ..............229
5.3.1 Lichtschakelaar ..........229
5.3.2 AHS (Adaptive High Beam-systeem)
*.......232
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*. . .235
5.3.4 Schakelaar mistlampen ......238
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers . . . .239
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen ................241
5.4.1 Software-update .........241
5.4.2 Toyota Safety Sense ........243
5.4.3 Bestuurderscamera
*........251
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .252
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist) .....261
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert) . . . .265
5.4.7 RSA (Road Sign Assist) .......269
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . .273
5.4.9 Cruise control ...........281
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......283
5.4.11 Noodstopsysteem ........286
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*. . . .288
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......293
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. .298
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
*..............306
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. .311
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. .315
5.4.18 Stilstaande objecten voor en achter de auto
*........319
5.4.19 Bewegend voertuig achter de auto
*..........321
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . .322 5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park). . . .324
5.4.22 Toyota Teammate Advanced Park
*...............325
5.4.23 SNOW-modus*..........359
5.4.24 X-MODE*.............360
5.4.25 Ondersteunende systemen . . . .364
5.5 Rijtips ..................369
5.5.1 Rijden in de winter .........369
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij terreinauto's ............371
Rijden5
201
Page 216 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Rijd niet met een aanhangwagenwanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
• Gebruik de volgende systemen niet bij het rijden met een
aanhangwagen.– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
– LTA (Lane Tracing Assist)
– LDA (Lane Departure Alert)
– Dynamic Radar Cruise Control
– Cruise control
– BSM (Blind Spot Monitor)
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het EV-systeem gestart of de
stand van het contact veranderd.
Starten van het EV-systeem
1. Controleer of de laadkabel is losgenomen. (→Blz. 102, blz. 110)
2. Trek aan de parkeerremschakelaar om te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 224)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het EV-systeem niet worden gestart.
Selecteer stand P wanneer u het
EV-systeem start. ( →Blz. 219)
4. Druk kort en krachtig op de startknop. Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen.
U hoeft de startknop niet ingedrukt te
houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het EV-systeem
normaal. Houd het rempedaal
ingetrapt tot het controlelampje
READY brandt.
Het EV-systeem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY uit is,
kan er niet met de auto worden
gereden.
Verlichting startknop
In de volgende situaties is de startknop
verlicht:
• Wanneer het bestuurders- of passagiersportier wordt geopend.
• Wanneer het contact in stand ACC of AAN staat.
5.1 Voordat u gaat rijden
214
Page 246 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als aandacht nodig is bij hetuitvoeren van rijhandelingen of er
een systeemstoring optreedt, wordt
er een waarschuwingsmelding of
waarschuwingszoemer geactiveerd.
Volg de instructies die worden
weergegeven als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• Afhankelijk van geluid van buitenaf, het volume van het audiosysteem,
enz. is de waarschuwingszoemer
mogelijk moeilijk te horen. Tevens is
het, afhankelijk van de
wegomstandigheden, mogelijk
moeilijk om de werking van het
systeem te herkennen.
Wanneer het nodig is om het systeem
uit te schakelen
Schakel in de volgende situaties het
systeem uit.
Als u dat niet doet, kan doordat het
systeem niet goed werkt een ongeval
ontstaan met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Wanneer de auto schuin staat door een te zware belading of een lekke
band
• Tijdens het rijden met extreem hoge snelheden
• Bij het slepen van een ander voertuig
• Wanneer de auto wordt vervoerd per truck, boot, trein, enz.
• Wanneer de auto wordt opgetakeld en de wielen vrij kunnen draaien
• Bij het controleren van de auto op een rollenbank, bijvoorbeeld een
vermogensbank of een
snelheidsmetertester, of bij het
balanceren van de wielen op de auto.
• Als sportief met de auto wordt gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Wassen in een autowasstraat
• Als een sensor niet goed is uitgelijnd of vervormd doordat de sensor of het
gebied eromheen is blootgesteld aan
hevige schokken
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als er tijdelijk accessoires die eensensor of het licht kunnen hinderen
op de auto zijn geplaatst
• Wanneer er een compact reservewiel of sneeuwkettingen zijn gemonteerd
of een bandenreparatieset is
gebruikt
• Als de banden erg versleten zijn of als de bandenspanning te laag is
• Als er banden in een andere maat dan door de fabrikant
voorgeschreven zijn gemonteerd
• Als er niet stabiel met de auto kan worden gereden ten gevolge van een
aanrijding, storing, enz.
Ondersteunende systemen
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
→Blz. 232
AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
→Blz. 235
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 252
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 261
LDA (Lane Departure Alert)
→Blz. 265
RSA (Road Sign Assist)
→Blz. 269
Dynamic Radar Cruise Control
→Blz. 273
Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
→Blz. 283
Noodstopsysteem
→Blz. 286
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 263 of 610

• PIn aanvulling op het voorgaandewerkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:– Als een signaleerbaar object zich te dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 509)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Pre-Collision System OFF”
(Pre-Crash Safety-systeem uit) • De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• Als de timing van de Pre-Crash- waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
(uitgezonderd de actieve besturing)
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Auto's met een bestuurderscamera: Wanneer het systeem bepaalt dat de
bestuurder niet vooruit kijkt, zullen de
Pre-Crash-waarschuwing en de
Emergency Steering Assist qua timing
werken als bij de instelling “Earlier”
(eerder), ongeacht de instelling van de
gebruiker.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen metduidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
5
Rijden
Page 269 of 610

Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane DepartureAlert-functie/stuurassistentie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger. Het systeem werkt al vanaf
een rijsnelheid van ongeveer
40 km/h of hoger wanneer er auto's,
motorfietsen, fietsen of
voetgangers in de buurt van de
rijstrook worden gesignaleerd.
– Het systeem herkent een rijstrook of rijbaan
*. (Wanneer de rijstrook of
rijbaan slechts aan één zijde wordt
herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
– De richtingaanwijzer wordt niet bediend. (Ook wanneer de
richtingaanwijzer wel wordt
bediend, maar er in de
desbetreffende richting een
voertuig wordt gesignaleerd.)
– De auto maakt geen scherpe bocht.
– De auto accelereert of decelereert niet meer dan een bepaalde waarde.
– Het stuurwiel wordt niet voldoende bediend voor een wisseling van
rijstrook.
*Grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz.
• Suggestie rustpauze bestuurder Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 267)
Werking van de Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
omstandigheden op de weg, de hoek
waarmee de rijstrook wordt verlaten,
enz. wordt de werking van de functie
mogelijk niet opgemerkt of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• Onder bepaalde omstandigheden kan de waarschuwingszoemer klinken
ondanks dat er voor trillen is gekozen
in de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie of de
stuurassistentie mogelijk niet.
• De Lane Departure Alert-functie of de stuurassistentie werkt mogelijk niet
als het systeem oordeelt dat het
stuurwiel met opzet wordt bediend
om een voetganger of een geparkeerd
voertuig te ontwijken.
• Het systeem kan mogelijk niet vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurassistentie.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel vast te
houden en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
267
5
Rijden
Page 270 of 610

• Wanneer het systeem signaleert datde bestuurder het stuurwiel niet
stevig vasthoudt of wanneer het
stuurwiel niet wordt bediend terwijl
de Lane Departure Alert in werking is
De waarschuwingszoemer klinkt langer
naarmate de stuurassistentie vaker
moet ingrijpen. Zelfs wanneer het
systeem merkt dat de bestuurder het
stuurwiel bedient, zal de
waarschuwingszoemer klinken.
Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert wordt er een
boodschap weergegeven en klinkt er
een waarschuwingszoemer om de
bestuurder aan te sporen om een
rustpauze te nemen.
Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet. Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• De instellingen van de LDA worden gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de LDA beter niet
gebruikt kan worden
Schakel in de volgende situaties het
LDA-systeem uit. Anders kan zich een
ongeval voordoen.
• Wanneer het nodig is om hetsysteem uit te schakelen: →blz. 243
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm, stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin bepaalde functies of alle functies van het systeem niet
werken: →blz. 250
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
268
Page 271 of 610

Schermen en bediening
De bedrijfsstatus van de Lane Departure Alert en de stuurassistentie voor het voorkomen
van het verlaten van de rijstrook worden weergegeven.
ControlelampjeWeergave
rijstrook Stuurwielicoon
Situatie
Brandt oranjeBrandt niet Brandt niet Systeem uitgeschakeld
Brandt niet
Grijs Brandt niet
Geen rijstrookmarkeringen
gesignaleerd
Brandt niet
Wit Brandt niet Rijstrookmarkeringen gesignaleerd
Oranje
knipperendOranje
knipperend Brandt niet
Lane Departure Alert-functie is in
werking aan de zijde waar de weer-
gave van de rijstrook knippert
GroenOranjeGroenStuurassistentie is in werking aan de
zijde waar de weergave van de rij-
strook brandt
Oranje
knipperendOranje
knipperendGroen Lane Departure Alert-functie/
stuurassistentie is in werking aan de
zijde waar de weergave van de
rijstrook knippert
5.4.7 RSA (Road Sign Assist)
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (indien aanwezig) (als
er informatie over de snelheidslimiet
beschikbaar is) en waarschuwt de
bestuurder via meldingen op het display
en de zoemer.WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Let goed op de omgeving
om te zorgen dat u veilig rijdt.
• Vertrouw niet uitsluitend op het RSA-systeem. Het RSA-systeem
ondersteunt de bestuurder door
informatie over verkeersborden te
geven, maar het is geen vervanging
van het eigen inzicht en de
oplettendheid van de bestuurder. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Let goed op
de omgeving om te zorgen dat u
veilig rijdt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
269
5
Rijden