dashboard TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 12 of 610

GMotorkap blz. 419
Openen blz. 419
In geval van oververhitting blz. 493
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 452)
HKoplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting blz. 229
Richtingaanwijzers blz. 224
IAchterlichten blz. 229 Richtingaanwijzers blz. 224
Remlichten
Noodstopsignaal blz. 364
JAchterlichten blz. 229Mistachterlicht*1, 2blz. 238
Achteruitrijlicht
De transmissie in stand R zetten
blz. 218
KKentekenplaatverlichting blz. 229
LAchterlichten blz. 229
MRichtingaanwijzers blz. 224
*1Indien aanwezig
*2Deze zijn mogelijk aan de andere kant geplaatst, afhankelijk van de regio.
Dashboard (auto's met linkse besturing)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
10
Page 14 of 610

Schakelaars (auto's met linkse besturing)
ADraaiknop
koplampverstelling*1blz. 232
BAutomatic High
Beam-schakelaar*1blz. 235
Schakelaar Adaptive High
Beam-systeem
*1Blz. 232
CToets elektrisch bedienbare
achterklep*1blz. 167
DRegeneratieboostschakelaar blz. 222
EBrake Hold-schakelaar blz. 227
FParkeerremschakelaar blz. 224
Activeren/deactiveren blz. 224
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 370
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 462, blz. 469
GToets ECO MODE blz. 223
HCameraschakelaar*1, 2
IHoofdschakelaar Advanced
Park*1Blz. 325
JSchakelaar VSC OFF blz. 365
KGrip Control-schakelaar*1blz. 360
LToets X-MODE*1blz. 360
MToets SNOW*1blz. 359
NToets ODO TRIP blz. 148
ODimmer dashboardverlichting
Blz. 149
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
12
Page 18 of 610

Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 214
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 214, blz. 218
Noodstop van het EV-systeemblz. 456
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 486
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
BDraaiknop transmissie blz. 219
Wijzigen van de schakelstand blz. 219
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 457
CTellers blz. 146
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 146, blz. 149
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 142
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 462
DMulti-informatiedisplay blz. 149
Display Blz. 149
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 469
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 224 Lichtschakelaar blz. 229
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 229
Mistachterlicht blz. 238
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers Blz. 239
Gebruik blz. 239. Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof blz. 426
Koplampsproeiers blz. 239
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
GSchakelaar alarmknipperlichtenblz. 456
HOntgrendelingshendel motorkapblz. 419
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 189 Verstellen blz. 189
JAirconditioning blz. 377Gebruik blz. 377
Achterruitverwarming blz. 379
KMultimediasysteem*
*Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16
Page 19 of 610

Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
AToets ECO MODE blz. 223
BCameraschakelaar*1, 2
CHoofdschakelaar Advanced
Park*1Blz. 325
DSchakelaar VSC OFF blz. 365
EGrip Control-schakelaar*1blz. 360
FToets X-MODE*1blz. 360
GToets SNOW*1blz. 359
HRegeneratieboostschakelaar blz. 222
IBrake Hold-schakelaar blz. 227
JParkeerremschakelaar blz. 224
Activeren/deactiveren blz. 224
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 370
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 462, blz. 469
KToets elektrisch bedienbare
achterklep*1blz. 167
LAutomatic High
Beam-schakelaar*1blz. 235
Schakelaar Adaptive High
Beam-systeem
*1Blz. 232
MDraaiknop
koplampverstelling*1blz. 232
NToets ODO TRIP blz. 148
ODimmer dashboardverlichting
Blz. 149
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
17
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Page 34 of 610

De curtain airbags treden over het
algemeen niet in werking bij
aanrijdingen van achteren, als de auto
over de kop slaat of bij een aanrijding
van opzij of bij een frontale aanrijding
op lage snelheid.
• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
voor werden geactiveerd. • Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags, curtain airbags en
centrale airbag voor werden
geactiveerd.
• Het stuurwielkussen of het dashboard bij de voorpassagiersairbag is gekrast,
gescheurd of op een andere manier
beschadigd.
• Bij krassen, scheuren of andere beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag of airbag middenvoor.
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 36 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De voorpassagiersairbag wordt ookmet een aanzienlijke kracht
geactiveerd waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan, met
de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen ernstig letsel oplopen door
een geactiveerde airbag. Gebruik de
veiligheidsgordels nooit voor baby's of
kleine kinderen, maar zet hen goed
vast in een baby- of kinderzitje.
Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle
kinderen op de achterstoelen
plaatsnemen en op de juiste wijze
vastzitten. Achterin zitten kinderen
veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 38)
• Ga niet op het puntje van de stoel zitten en leun niet op het dashboard.
• Laat een kind niet op de voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Sta niet toe dat voorpassagiers voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Leun niet tegen het portier, dedakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op depassagiersstoel in de richting van het
portier of hoofd en handen buiten de
auto steken.
• Bevestig niets aan en laat niets rustentegen componenten als het
dashboard of het stuurwielkussen.
Alles wat op deze componenten
bevestigd is of er tegenaan rust, kan
als een projectiel worden gelanceerd
als de bestuurdersairbag en de
voorpassagiersairbag geactiveerd
worden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 38 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Reparatie, aanpassing, verwijdering ofvervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het voorportierpaneel (bijvoorbeeld een gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
• Montage van elektronische apparatuur zoals een zend- en
ontvanginstallatie of CD-speler
1.2 Veiligheids-
voorzieningen voor
kinderen
1.2.1 Handmatig in-/
uitschakelsysteem airbag
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt. Systeemonderdelen
AControlelampje PASSENGER AIR BAG
De controlelampjes PASSENGER AIR
BAG en ON gaan branden als het
airbagsysteem is ingeschakeld en
gaan na ongeveer 60 seconden uit
(alleen als het contact AAN staat).
BAan/uit-schakelaar airbag
Airbags voor voorpassagier
uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
1 .1 Voor een veilig gebruik
36
Page 151 of 610

Dimmer dashboardverlichting regelen
De helderheid van de
dashboardverlichting kan worden
ingesteld.1. Donkerder
2. Helderder
Dashboardverlichting aanpassen
De helderheid van de
dashboardverlichting in een lichte
omgeving (overdag, enz.) en in een
donkere omgeving ('s nachts, enz.) kan
worden aangepast.
3.1.3 Multi-informatiedisplay
Display en menu-iconen
Weergave
ADisplayzone status ondersteunend
systeem
Geeft een afbeelding weer wanneer
de onderstaande systemen in
werking zijn en een ander
menu-icoon dan
wordt
geselecteerd: • LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 265)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 261)
• Dynamic Radar Cruise Control (→blz. 273)
• RSA (Road Sign Assist) (→blz. 269)
BDisplayzone voor inhoud
Door menu-iconen te selecteren op
het multi-informatiedisplay kunnen
verschillende soorten rijgerelateerde
informatie worden weergegeven. Het
multi-informatiedisplay kan ook
worden gebruikt voor het wijzigen
van de display-instellingen en andere
voertuiginstellingen.
Daarnaast worden in bepaalde
situaties pop-updisplays met
waarschuwingen of tips
weergegeven.
Menu-iconen
De menu-iconen worden weergegeven
door op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Weergave rij-informatie
(→blz. 150)
Weergave informatie on-
dersteunend systeem
(→blz. 151)
Aan audiosysteem gekop-
pelde weergave
(→blz. 151)
Weergave rij-informatie
(→blz. 151)
Weergave instellingen
(→blz. 152)
3.1 Instrumentenpaneel
149
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 169 of 610

Gebruik van de toets elektrisch
bedienbare achterklep op het dashboard
Houd de schakelaar ingedrukt.
De elektrisch bedienbare achterklep
wordt automatisch geopend/gesloten.
Ontgrendel de achterklep voordat u hem
bedient.
Druk op de schakelaar terwijl de
elektrisch bedienbare achterklep wordt
geopend/gesloten om de beweging te
stoppen. Wanneer de schakelaar
nogmaals ingedrukt wordt gehouden
terwijl de beweging is gestopt, beweegt
de achterklep in tegenovergestelde
richting.
Openen van de achterklep met de
schakelaar achterklep openen
Wanneer de achterklep ontgrendeld is:
druk op de ontgrendelschakelaar van de
achterklep.
Wanneer de achterklep vergrendeld is:
houd terwijl u de elektronische sleutel bij
u draagt de schakelaar achterklep openen
ingedrukt.De elektrisch bedienbare achterklep
wordt automatisch geopend.
Druk op de schakelaar terwijl de
achterklep wordt geopend om de
beweging te stoppen. Door nogmaals op
de schakelaar te drukken gaat de
elektrisch bedienbare achterklep
automatisch open.
Gebruik van de schakelaar elektrisch
bedienbare achterklep op de achterklep
• Sluiten
Druk op de schakelaar.
De elektrisch bedienbare achterklep
wordt automatisch gesloten. Druk op de
schakelaar terwijl de achterklep wordt
gesloten om de beweging te stoppen.
Wanneer de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt terwijl de beweging is gestopt,
beweegt de achterklep in
tegenovergestelde richting.
• Sluiten van de achterklep en
vergrendelen van alle portieren
(functie sluiten en vergrendelen)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
167
4
Voordat u gaat rijden
Page 183 of 610

• Als een metalen coating of metalenvoorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:– De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het dashboard, in de bagageruimte, op
de vloer of in een portiervak of het
dashboardkastje wanneer het
EV-systeem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren. • Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
EV-systeem mogelijk worden gestart
als de elektronische sleutel zich in de
buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Wanneer de vergrendelactie is uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:– Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
181
4
Voordat u gaat rijden