remote start TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2022Pages: 610, PDF Size: 96.21 MB
Page 333 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Ontgrendel bij het starten van deafstandsbedieningsfunctie de
portieren met de afstandsbediening
van de elektronische sleutel.
• Als de afstandsbedieningsfunctie in werking is, moet de bestuurder binnen
ongeveer 3 m van de auto blijven. Als
de bestuurder verder dan ongeveer
3 m van de auto komt, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken en wordt er een melding
weergegeven op de smartphone. De
werking van de
afstandsbedieningsfunctie kan
worden hervat door dichter naar de
auto te lopen.
• De koplampen worden ingeschakeld als de omgeving donker is.
• Als de werking van het systeem wordt uitgeschakeld ten gevolge van een
storing, gaan de alarmknipperlichten
knipperen. De alarmknipperlichten
worden uitgeschakeld als aan een van
de volgende voorwaarden wordt
voldaan:– Er wordt een portier geopend
– Er zijn ongeveer 3 minuten verstreken sinds de
alarmknipperlichten begonnen te
knipperen
• De afstandsbedieningsfunctie kan alleen worden gestart als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:– Als het EV-systeem wordt gestart nadat de ondersteuningsmodus is
geselecteerd
– Als het contact UIT staat
– Als de op afstand bedienbare airconditioning is ingeschakeld
• Als de portieren worden vergrendeld met de instapfunctie nadat ze zijn
ontgrendeld met de
afstandsbediening, wordt het
vergrendelen mogelijk vertraagd.OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik van Advanced Park
Klap de buitenspiegels in en uit als de
12V-accu ontladen is geweest of is
verwijderd en weer is geplaatst.
Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
• Controleer het laadniveau van debatterij van de smartphone alvorens
de afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken. Als de batterij van de
smartphone leeg raakt tijdens het
gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie, wordt de
begeleiding onderbroken. Tevens
wordt de afstandsbedieningsfunctie
niet gestart als dit wordt geprobeerd
terwijl het laadniveau van de batterij
van de smartphone 20% of lager is.
• Schakel de Bluetooth- communicatiefunctie van de
smartphone in alvorens de
afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken. De
afstandsbedieningsfunctie kan niet
worden gebruikt als de Bluetooth-
functie is uitgeschakeld.
• Schakel tijdens het gebruik van de afstandsbedieningsfunctie de
Bluetooth-functie van de smartphone
niet uit en verbreek niet de verbinding
met het multimediasysteem. Als er
geen verbinding kan worden gemaakt
met de auto via Bluetooth, kan de
afstandsbedieningsfunctie niet
worden gebruikt.
• Als tijdens het gebruik van de afstandsbedieningsfunctie een
oproep wordt ontvangen, enz., en een
andere app wordt geopend, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
331
5
Rijden
Page 334 of 610

OPMERKING(Vervolg)
• Als tijdens het gebruik van deafstandsbedieningsfunctie de toets
home of de aan-uittoets van de
smartphone wordt ingedrukt en het
scherm wordt vergrendeld, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Gebruik de Remote Park-app niet met andere apparaten dan die waarvan de
werking is bevestigd door de maker.
Anders werkt het systeem mogelijk
niet goed.
• Als de omgevingstemperatuur laag is, duurt het mogelijk even voordat het
systeem wordt gestart, ten gevolge
van het laadniveau van de 12V-accu.
• Als de spanning van de 12V-accu daalt, wordt de begeleiding
uitgeschakeld.
• Als de afstandsbedieningsfunctie wordt gebruikt op een helling, is de
rijsnelheid lager en wordt de afstand
tot waar de auto objecten nadert
langer dan op een vlakke weg.
• Als er in het systeem een tijdelijke storing optreedt nadat de auto tot
stilstand is gebracht door de
elektrisch bedienbare parkeerrem of
doordat stand P is geselecteerd, wordt
het contact mogelijk UIT gezet en het
systeem mogelijk uitgeschakeld. Laat
in dat geval de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als er een systeemstoring optreedt, wordt de begeleiding mogelijk tijdelijk
onderbroken. De werking wordt
hervat zodra het systeem weer
normaal werkt. Volg de instructies op
het scherm van de smartphone om de
werking te hervatten.
OPMERKING(Vervolg)
• De afstandsbedieningsfunctie kanniet worden gestart als het
EV-systeem is gestart met een
aftermarket op afstand bedienbaar
startsysteem.
• Nadat de afstandsbedieningsfunctie is gebruikt, wordt de parkeerrem
volgens de voorschriften geactiveerd.
Gebruik de afstandsbedieningsfunctie
niet in gebieden met extreem lage
buitentemperaturen omdat de
parkeerrem vast kan vriezen en
mogelijk niet kan worden
gedeactiveerd. Als de parkeerrem
vastvriest, hoort u mogelijk een geluid
als hij wordt gedeactiveerd. Dit duidt
echter niet op een storing.
• Gebruik de op afstand bedienbare functie niet met een elektronische
sleutel waarvan de batterij leeg is.
• De op afstand bedienbare functie kan niet worden gestart als de laadstekker
van de auto is aangesloten. Als de
ondersteuning per ongeluk wordt
gestart, kan deze op abnormale wijze
worden beëindigd.
Soorten camera's en sensoren
Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
Camera voor
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
332
Page 353 of 610

Parkeren met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Een smartphone kan worden gebruikt om
de parkeerfunctie op afstand te bedienen
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,
afhankelijk van de conditie van het
parkeervak enzovoort, de stand van de
transmissie worden gewijzigd door de
begeleidingsregeling als de rijrichting
van de auto moet worden veranderd.1. Breng de auto tot stilstand op een punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
(→Blz. 336)
2. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het multimedia-
display. (→Blz. 336)
3. Selecteer de toets
en selecteer
[Perpendicular/parallel]
(haaks/parallel).
4. Selecteer de toets [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de elektronische sleutel en de
smartphone bij u draagt en start
vervolgens de Remote Park-app op de
smartphone.
Het detectiegebied van de
elektronische sleutel bevindt zich
binnen ongeveer 3 m rond de auto.
Als er zich een obstakel binnen de
koers van de auto bevindt, verplaats
het dan alvorens de auto te parkeren.
Een pylon kan ook worden verplaatst
na het verlaten van de auto.
6. Bevestig van buiten de auto het parkeervak op het scherm van de
smartphone en selecteer vervolgens
de toets “Start”.
Start de bediening van de
afstandsbedieningsfunctie terwijl u
op een afstand van ten minste
ongeveer 50 cm van de auto en buiten
de koers van de auto staat. 7. Volg continu het werkingsgebied op
het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.
De portieren worden automatisch
vergrendeld voordat de auto in
beweging komt.
8. Als het parkeervak is bereikt, wordt de transmissie in stand P gezet, wordt
het contact UIT gezet en worden de
portieren vergrendeld nadat de auto
tot stilstand is gebracht door de
parkeerrem.
Op de smartphone wordt een
voltooiingsscherm weergegeven.
De parkeerfunctie kan zelfs als er
obstakels aanwezig zijn, worden
gebruikt als
• Als de parkeerfuncties worden gebruikt bij een parkeervak met witte
lijnen kan het vak, zelfs als er zich een
obstakel in het parkeervak bevindt,
worden ingesteld als beoogd
parkeervak. Hierdoor kan de
begeleiding worden voortgezet nadat
een parkeervak vanaf de binnenzijde
van de auto is ingesteld en de auto
vervolgens wordt verlaten om een
obstakel te verplaatsen, zoals een
pylon op een invalideparkeerplaats.
• Bij haaks inparkeren met behulp van Advanced Park kunnen aan elke kant
van de auto 3 parkeervakken
(maximaal 6 in totaal) worden
gesignaleerd. Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie kan echter
aan elke kant van de auto slechts
1 parkeervak worden gesignaleerd.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
351
5
Rijden
Page 354 of 610

De auto naar voren en achteren
bewegen met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Nadat de auto is gestopt, kan er
begeleiding worden gegeven om de auto
bijvoorbeeld in een garage te zetten, door
de functie achterwaartse beweging te
gebruiken.1. Breng de auto tot stilstand op de plaats waar u de begeleiding wilt
starten.
2. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park. (→Blz. 334)
3. Selecteer
en vervolgens
[Forward/reverse]
(vooruit/achteruit).
4. Selecteer [OK].
5. Verlaat de auto terwijl u de elektronische sleutel en de
smartphone bij u draagt en start
vervolgens de Remote Park-app op de
smartphone.
Het detectiegebied van de
elektronische sleutel bevindt zich
binnen ongeveer 3 m rond de auto.
6. Bevestig van buiten de auto de rijrichting op het scherm van de
smartphone en selecteer vervolgens
de toets “Start”.
Start de bediening van de
afstandsbedieningsfunctie terwijl u
op een afstand van ten minste
ongeveer 50 cm van de auto en buiten
de koers van de auto staat. Het
detectiegebied van de elektronische
sleutel bevindt zich binnen ongeveer
3 m rond de auto. 7. Volg continu het werkingsgebied op
het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.
Nadat de begeleiding is gestart, kan
deze halverwege stoppen of kan de
rijrichting van de auto worden
gewijzigd.
8. Selecteer de aan-uittoets op het scherm van de smartphone. Het
contact wordt dan UIT gezet en de
portieren worden automatisch
vergrendeld.
Wijzigen van de rijrichting
Tijdens de begeleiding kan de rijrichting
van de auto worden gewijzigd met de
functie voorwaartse en achterwaartse
beweging. Als er zich bijvoorbeeld een
muur achter de auto bevindt, kan, door de
toets voor het wijzigen van de rijrichting
op het scherm van de smartphone te
bedienen, de auto iets naar voren
gereden worden om het inladen van
voorwerpen mogelijk te maken en
vervolgens terug worden gereden naar
zijn originele positie.
Wegrijden met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie
Er kan begeleiding worden gegeven bij
het wegrijden uit een haaks parkeervak of
fileparkeervak als het contact UIT staat.
Als voorwaartse en achterwaartse
beweging wordt geselecteerd, is de
maximale afstand die de auto kan
afleggen vanaf het startpunt7menishet
mogelijk om de rijrichting te veranderen. 1. Ontgrendel de portieren met behulp van de elektronische sleutel als u zich
in de buurt van de geparkeerde auto
bevindt en start vervolgens de
Remote Park-app op de smartphone.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
352
Page 355 of 610

Als de smartphone geen verbinding
kan maken met de auto, ontgrendel de
portieren dan weer met de
elektronische sleutel.
2. Selecteer de toets “Start” op het scherm van de smartphone.
Het contact wordt AAN gezet.
3. Controleer of de mogelijke vertrekrichting wordt weergegeven
en selecteer de vertrekrichting.
4. Volg continu het werkingsgebied op het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.
Nadat de begeleiding is gestart, kan
deze halverwege stoppen of kan de
rijrichting van de auto worden
gewijzigd.
5. Verplaats de auto naar de positie waar de begeleiding wordt beëindigd en
stap in de auto terwijl u de
elektronische sleutel bij u draagt.
Stop de bediening van het scherm van
de smartphone of stap in de auto om
de begeleiding halverwege te
stoppen.
Wegrijden bij gebruik van de op afstand
bedienbare airconditioning
• Zelfs wanneer de remote airconditioning is ingeschakeld, kunt u
de ondersteuning bij het verlaten van
een parkeervak gebruiken. • Als de afstandsbedieningsfunctie
wordt gestart terwijl de op afstand
bedienbare airconditioning werkt en
de handelingen niet worden gevolgd
op een smartphone, kan de
begeleiding worden uitgeschakeld
door in de auto te stappen en het
rempedaal in te trappen.
Parkeren met behulp van de
afstandsbedieningsfunctie en
geheugenfunctie
Een smartphone kan worden gebruikt om
de geheugenfunctie op afstand te
bedienen als het beoogde parkeervak kan
worden gesignaleerd wanneer de auto
dicht bij een parkeervak dat eerder is
geregistreerd, tot stilstand wordt
gebracht. Ook kan, afhankelijk van de
conditie van het parkeervak enzovoort,
de stand van de transmissie worden
gewijzigd door de begeleidingsregeling
als de rijrichting van de auto moet
worden veranderd. 1. Breng de auto tot stilstand op een punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
(→Blz. 346)
2. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het multimedia-
display. (→Blz. 346)
3. Selecteer de toets
en selecteer
[Perpendicular/parallel]
(haaks/parallel).
4. [OK]. Als de toets [MODE] wordt
weergegeven, kan deze worden
geselecteerd om te wisselen tussen de
geheugenfunctie, de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en de
functie fileparkeren.
5. Verlaat de auto terwijl u de elektronische sleutel en de
smartphone bij u draagt en start
vervolgens de Remote Park-app op de
smartphone.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
353
5
Rijden
Page 356 of 610

Het detectiegebied van de
elektronische sleutel bevindt zich
binnen ongeveer 3 m rond de auto.
Als er zich een pylon of ander obstakel
binnen de koers van de auto bevindt,
verplaats het dan na het verlaten van
de auto.
6. Bevestig van buiten de auto het parkeervak op het scherm van de
smartphone en selecteer vervolgens
de toets “Start”.
Start de bediening van de
afstandsbedieningsfunctie terwijl u
op een afstand van ten minste
ongeveer 50 cm van de auto en buiten
de koers van de auto staat.
7. Volg continu het werkingsgebied op het scherm van de smartphone terwijl
u de veiligheid van de omgeving van
de auto controleert; de auto beweegt
en het parkeren wordt begeleid.
Als de bediening van het scherm van
de smartphone wordt gestopt, kan de
begeleiding worden onderbroken en
de auto tot stilstand worden gebracht.
De portieren worden automatisch
vergrendeld voordat de auto in
beweging komt.
8. Als het parkeervak is bereikt, wordt de transmissie in stand P gezet, wordt
het contact UIT gezet, worden de
portieren vergrendeld en worden de
spiegels ingeklapt nadat de auto tot
stilstand is gebracht door de
parkeerrem.
Vervolgens wordt op de smartphone
een voltooiingsscherm weergegeven.
Voorbereiding voor het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
Voorbereiding voor gebruik
Voer altijd het onderstaande uit alvorens
de afstandsbedieningsfunctie te
gebruiken: 1. Download de Remote Park-app in de appstore. 2. Zet het contact AAN en registreer de
smartphone als een Bluetooth-
apparaat in het multimediasysteem.
Raadpleeg voor meer informatie over
het registreren van een
Bluetooth-apparaat de handleiding
voor het multimediasysteem.
3. Stel de Remote Park-app in en registreer de auto.
4. De geregistreerde auto wordt weergegeven op het scherm van de
smartphone.
Selecteer de auto.
De naam en de afbeelding van de auto
kunnen worden gewijzigd via het
registratiescherm voor een nieuwe
auto.
Via het menuscherm kunnen auto's
worden toegevoegd.
Afstandsbedieningsfunctie aan/uit 1. Selecteer
op het multimedia-
display en selecteer vervolgens
“Advanced Park”.
2. Selecteer “Remote Park” om deze in of uit te schakelen. (De
standaardinstelling is aan.)
3. Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park.
Als de schakelaar wordt ingedrukt
terwijl de begeleiding is gestart, wordt
de begeleiding uitgeschakeld.
4. Selecteer de toets
die wordt
weergegeven op het
multimedia-display.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
354
Page 359 of 610

• Als er 30 seconden zijn verstrekenzonder dat de auto in beweging kon
worden gebracht ondanks dat het
scherm van de smartphone is bediend
om de auto in beweging te brengen
• Als de aan-uittoets op het scherm van de smartphone wordt geselecteerd
• Als de Remote Park-app geforceerd wordt gesloten
• Als de auto op een steile helling staat
• Als een elektronische sleutel wordt gesignaleerd in de auto terwijl het
gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie is
onderbroken
• Als de omgevingstemperatuur -10°C of lager is
De begeleiding met de
afstandsbedieningsfunctie wordt
onderbroken als
In de volgende situaties wordt de
begeleiding onderbroken.
• Als de Bluetooth-communicatie tussen de smartphone en het
multimediasysteem verbroken wordt
• Als de continue bediening van de smartphone wordt onderbroken
• Als de Remote Park-app naar de achtergrond verdwijnt (er wordt een
oproep ontvangen, de toets home
wordt ingedrukt, enz.)
• Als de elektronische sleutel niet wordt gesignaleerd
• Als er zich een obstakel in de rijrichting van de auto bevindt
• Als de auto wordt bediend terwijl de begeleiding is gestart
• Als de Smart Key wordt bediend terwijl de begeleiding is gestart
• Als het portier wordt ontgrendeld terwijl de begeleiding is gestart
• Als er een portier wordt geopend terwijl met de auto wordt gereden Wijzigen van de instellingen van
Advanced Park
Selecteer
op het multimedia-display
en selecteer vervolgens “Advanced Park”.
Remote Park
De afstandsbedieningsfunctie kan
worden in- en uitgeschakeld.
Speed Profile (snelheidsprofiel)
De rijsnelheid voor de begeleiding kan
worden ingesteld.
Deze instelling kan niet worden gewijzigd
tijdens het registreren van een
parkeervak in de geheugenfunctie.
Detect. range (detectiegebied)
De afstand waarop obstakels worden
vermeden tijdens de begeleiding kan
worden ingesteld.
Prk. Method (parkeermethode)
De voorkeursparkeerrichting die wordt
weergegeven bij een parkeervak waarbij
haaks inparkeren (vooruit/achteruit) en
fileparkeren mogelijk zijn, kan worden
ingesteld.
Prk. direction (parkeerrichting)
De voorkeursparkeerrichting die wordt
weergegeven wanneer vooruit of
achteruit haaks inparkeren mogelijk is,
kan worden geselecteerd.
Exit dir.:Per. (wegrijrichting:haaks)
De voorkeursrichting voor het wegrijden
die wordt weergegeven wanneer vooruit
of achteruit wegrijden uit een parkeervak
naar links of rechts mogelijk is, kan
worden geselecteerd.
Exit dir.:Par. (wegrijrichting:paral.)
De voorkeursrichting voor het wegrijden
die wordt weergegeven wanneer
wegrijden uit een fileparkeervak mogelijk
is, kan worden geselecteerd.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
357
5
Rijden
Page 360 of 610

Parking view (parkeerbeeld)
De weergavehoek van het camerabeeld
bij het gebruik van de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) of de
functie fileparkeren kan worden
ingesteld.
Exit view (wegrijbeeld)
De weergavehoek van het camerabeeld
bij het gebruik van de functie wegrijden
uit haaks parkeervak (vooruit/achteruit)
of de functie wegrijden uit fileparkeervak
kan worden ingesteld.
Parking Path Adjustment (aanpassen
parkeerkoers)
De koers die wordt aangehouden bij de
parkeerbegeleiding, kan naar binnen of
naar buiten worden aangepast.
Als de banden versleten zijn, kan de koers
van de auto afwijken van het midden van
het parkeervak. Gebruik in dat geval deze
instelling om de parkeerkoers aan te
passen.
Road Width Adjustment (instellen
breedte weg)
Als de parkeerbegeleiding wordt gestart,
kan de mate van beweging in zijwaartse
richting terwijl de auto naar voren rijdt,
worden aangepast.
Park Position Adjustment (fwd.)
(instellen parkeerpositie vooruit)
De positie waarbij haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is voltooid kan
worden aangepast. (Behalve bij gebruik
van de geheugenfunctie.)
Park Position Adjustment (rev.) (instellen
parkeerpositie achteruit)
De positie waarbij haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is voltooid kan
worden aangepast. (Behalve bij gebruik
van de geheugenfunctie.)Rear Accessory Setting (instellen
accessoire achter)
Als een accessoire, zoals een trekhaak, is
geïnstalleerd aan de achterzijde van de
auto, kan de lengte van de achterzijde van
de auto worden aangepast om te helpen
een aanrijding met objecten aan de
achterzijde van de auto te voorkomen.
Clear Registered Parking Space (wissen
geregistreerd parkeervak)
De in de geheugenfunctie geregistreerde
parkeervakken kunnen worden gewist.
Informatie over een parkeervak kan niet
worden gewist terwijl de begeleiding is
gestart of terwijl informatie over een
parkeervak wordt geregistreerd in de
geheugenfunctie.
Wijzigen van de instellingen van de
Remote Park-app
Waarschuwingsgeluid Toyota Parking
Assist-sensor AAN/UIT (smartphone-
instelling)
De waarschuwingsgeluiden van de Toyota
Parking Assist-sensor vanaf de
smartphone-app kunnen worden
in-/uitgeschakeld via de Remote
Park-app.
Volumeregeling waarschuwingsgeluid
Toyota Parking Assist-sensor
(smartphone-instelling)
Het volume van de
waarschuwingsgeluiden van de Toyota
Parking Assist-sensor vanaf de
smartphone-app kan worden geregeld
via de Remote Park-app.
Weergegeven meldingen Advanced
Park
Op het multimedia-display worden de
bedrijfsstatus, werking van de
begeleiding, enzovoort van Advanced
Park weergegeven. Als er een melding
wordt weergegeven, handel dan volgens
de weergegeven content.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
358