display TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 88 of 586

tractiebatterij afneemt, de afstand die
gereden kan worden afnemen. De
prestaties van de auto nemen echter
niet merkbaar af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in de tractiebatterij
lager zijn dan normaal nadat het laden is
voltooid om de tractiebatterij te
beschermen (de actieradius nadat de
batterij volledig geladen is, kan korter
zijn).
*
• Er wordt geladen als de
buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden onder zware belasting of in
extreme hitte
Laat, als in andere situaties de
resterende lading in de tractiebatterij na
voltooiing van het laden beduidend
lager is dan normaal, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*: Als dit gebeurt, zal de resterende
lading sneller afnemen dan normaal,
zelfs als het display met de resterende
lading van de tractiebatterij aangeeft
dat de tractiebatterij volledig geladen is.
Wanneer de hoeveelheid lading die
naar de tractiebatterij wordt gestuurd,
afneemt
Wanneer bijvoorbeeld de
airconditioning of de verwarming van de
tractiebatterij is geactiveerd, nemen het
laadvermogen dat naar de tractiebatterij
wordt gestuurd, de hoeveelheid lading
die naar de tractiebatterij wordt
gestuurd en de resterende lading van de
tractiebatterij mogelijk af.
De laadtijd kan toenemen
In de volgende situaties kan de laadtijd
langer zijn dan normaal:• Bij erg hoge of bij erg lage
temperaturen.
• Wanneer de tractiebatterij heet
wordt, bijvoorbeeld onmiddellijk na
het rijden onder zware belasting.
• De auto verbruikt veel elektriciteit,
bijvoorbeeld wanneer de koplampen
zijn ingeschakeld.
• Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”.
• Tijdens het laden is de stroom
uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de
stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij
de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag,
bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• Wanneer de bovenste limiet van de
laadstroom wordt gewijzigd bij de
laadstroominstelling van de auto.
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is.
• Als de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden.
• Als de stekker warmte genereert door
een losse aansluiting, enz.
• Als de voeding van de lader wordt
gewijzigd.
• Als geregeld en herhaaldelijk gebruik
wordt gemaakt van DC-laden.
• Bij het selecteren van een andere
instelling dan MAX voor “DC charging
power” (DC-laadvermogen).
• Als de temperatuur van de
laadgerelateerde onderdelen te hoog
is.
• Als de auto het laadvermogen beperkt
door de toestand van de externe
voeding waarop hij is aangesloten.
2.2 Laden
86
Page 91 of 586

Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert na het
aansluiten van de AC-laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 98)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden middels
het laadschema uit te schakelen en te
beginnen met laden moet een van de
onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu laden) aan
(→blz. 103, blz. 107)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem
direct weer aan terwijl de
laadindicator knippert.
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 79
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is.
Als de laadindicator niet gaat branden
nadat de laadstekker aangesloten is,
verwijder dan de stekker en sluit hem
opnieuw aan. Controleer of de
laadindicator van de laadaansluiting nu
wel brandt.
De laadtijd kan toenemen
Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken.
In dat geval wordt de autorisatie van het
laadstation geannuleerd en kan het
laden mogelijk niet weer worden
gestart. Sluit de laadstekker weer aan en
voer de autorisatie voor het laadstation
uit.Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (laadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Current”
(laadstroom) wordt weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “16A” of
“8A” te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging current”
(laadstroom).
5. Selecteer “16A” of “8A”.*1
2.2 Laden
89
2
EV-systeem
Page 92 of 586

De maximale laadstroom is beperkt tot
minder dan of gelijk aan de geselecteerde
stroom.
*2
Als de stroomonderbreker nog steeds in
werking treedt tijdens het laden, ook al is
de bovenste limiet van de laadstroom
gewijzigd, controleer dan of de
aangesloten voedingsbron voldoet aan
de voorgeschreven laadcondities.
*1: Driefasenladen, de geselecteerde
stroom wordt per fase toegepast.
*2: Het begrenzen van de laadstroom
verlengt de laadtijd.
Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
De bovenste limiet van de laadcapaciteit
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
De geselecteerde bovenste limiet geldt
voor zowel AC-laden als DC-laden.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Limit” (laadlimiet) te selecteren en
druk vervolgens op
.Het scherm “Charging Limit”
(laadlimiet) wordt weergegeven.
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”,
“80%”, “70%”, “60%” of “50%” en
druk vervolgens op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging limit”
(laadlimiet).
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”,
“80%”, “70%”, “60%” of “50%”.
Als de instelling wordt gewijzigd tijdens
DC-laden, wordt het laden mogelijk
onderbroken door werking van de
DC-laadtimer en kan de tractiebatterij
niet volledig geladen worden.
Beschermingsfunctie tegen
oververhitting AC-laadcontact
Door de plaatsing van een thermosensor
in het AC-laadcontact wordt voorkomen
dat onderdelen smelten wanneer de
temperatuur stijgt ten gevolge van
verontreinigingen in de laadstekker.
Als een bepaalde temperatuurstijging
wordt gesignaleerd, stopt het laden
onmiddellijk.
Hierna wordt er, terwijl het contact UIT
staat, een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay (→blz. 120)
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
2.2 Laden
90
Page 96 of 586

4. Houd de DC-laadstekker goed vast en
steek hem stevig en volledig in het
laadcontact.
Steek de DC-laadstekker erin; de
stekker wordt automatisch
vergrendeld.
Zorg er bij het aansluiten van de
DC-laadstekker op het laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
De vorm van en het omgaan met de
DC-laadstekker verschilt per type
DC-lader. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de procedures van de
DC-lader.
5. Bedien de DC-lader en start het laden.Volg de procedures van de DC-lader
om het laden te starten.
Het laden start nadat een
systeemcontrole is uitgevoerd.
6. Controleer of de laadindicator van de
laadaansluiting gaat branden.
Als de laadindicator niet brandt, is het
laden niet gestart.
Stop het laden overeenkomstig de
procedures van de DC-lader als u het
DC-laden wilt onderbreken.
De laadtijd kan toenemen
Als de DC-laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 80
Als er een melding met betrekking tot
een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader wordt weergegeven
Zelfs als er een melding met betrekking
tot een storing in de auto aan de zijde van
de DC-lader (bijv. storing auto gevonden,
storing auto opgetreden) wordt
weergegeven, is er geen storing in de
auto aanwezig, maar is er mogelijk sprake
van een communicatiefout tussen de
DC-lader en de auto. In dat geval is er
mogelijk een aansluiting beschadigd
(slecht contact) in de DC-laadstekker. Als
er sprake is van een storing in de auto,
neem dan contact op met de beheerder
van de DC-lader.
Tijdens DC-laden
• De huidige ladingstoestand kan
worden gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
• De werkelijke laadtijd kan verschillen
van de tijd die tijdens het laden wordt
weergegeven op de DC-lader.
• Er kunnen gevallen zijn waarin de
radio niet te horen is vanwege
geluiden tijdens DC-laden.
• Naarmate de batterij bijna volledig is
geladen, neemt de laadsnelheid af en
duurt het langer voordat het laden is
voltooid.
2.2 Laden
94
Page 97 of 586

• De tijd die nodig is om het opladen te
voltooien, kan veranderen of het laden
wordt mogelijk gestopt voordat de
bovenste limiet van de laadcapaciteit
wordt bereikt vanwege de resterende
lading van de tractiebatterij, de
buitentemperatuur, de specificaties
van de lader (stander), enz.
• Het verdient aanbeveling frequent
DC-laden te voorkomen om een
afname van de capaciteit van de
tractiebatterij te voorkomen.
• Verlaat de DC-laadlocatie als het
DC-laden is voltooid snel zodat andere
gebruikers er gebruik van kunnen
maken.
• Bij DC-laden terwijl de tractiebatterij
zeer koud is, zoals bij koud weer, kan er
stoom uit het
elektromotorcompartiment komen of
condens ontstaan op de motorkap. Dit
wordt veroorzaakt door waterdamp
die ontstaat bij het smelten van
sneeuw, ijs of rijp als de tractiebatterij
wordt verwarmd. Dit duidt niet op een
storing.
• Afhankelijk van de specificaties van de
DC-lader kan het laden worden
gestopt voordat de batterij volledig is
opgeladen.
DC-laadvermogen instellen
U kunt de limiet voor het DC-
laadvermogen wijzigen op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “DC charging
power” (DC-laadvermogen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “DC charging power”
(DC-laadvermogen) wordt
weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het
laadvermogen (MAX, “125 kW”,
“100 kW”, “75 kW”, “50 kW”) te
selecteren en druk vervolgens op
.
*Het maximale vermogen tijdens het
opladen is beperkt tot het geselecteerde
vermogen of lager.
Als MAX wordt geselecteerd, wordt de
auto opgeladen met het maximale
laadvermogen.
• Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “DC charging power”
(DC-laadvermogen).
5. Selecteer MAX, “125 kW”, “100 kW”,
“75 kW” of “50 kW”.
*Het maximale vermogen tijdens het
opladen is beperkt tot het geselecteerde
vermogen of lager.
Als MAX wordt geselecteerd, wordt de
auto opgeladen met het maximale
laadvermogen.
2.2 Laden
95
2
EV-systeem
Page 98 of 586

Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
→Blz. 90
Als “Check Charging System Close
Charging Port Lid See Owner’s Manual”
(controleer laadsysteem, sluit klep
laadaansluiting, zie handleiding) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Als de systeemcontrole na DC-laden niet
succesvol wordt voltooid, start het
EV-systeem niet, zelfs niet als de
startknop wordt ingedrukt terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt.
Voer een systeemcontrole uit met de
volgende procedures.
1. Activeer de parkeerrem en zet het
contact UIT.
2. Sluit de afdekkap van het laadcontact
en sluit de klep van de
laadaansluiting.
3. Controleer of “Checking Charging
System” (controleren laadsysteem)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als het
contact AAN wordt gezet.
Open de klep van de laadaansluiting
niet terwijl het laadsysteem wordt
gecontroleerd.
Als de systeemcontrole is voltooid,
wordt het contact automatisch UIT
gezet.
4. Druk op de startknop terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt. Het
controlelampje READY gaat branden.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de controle
van het laadsysteem is uitgevoerd en de
melding niet van het multi-
informatiedisplay verdwijnt.WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
DC-laden
Houd u aan het volgende bij DC-laden.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Controleer of de DC-lader en het
DC-laadcontact niet beschadigd zijn.
Als het DC-laadcontact op enige
wijze beschadigd is, voer het
DC-laden dan niet uit en laat het
laadcontact onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Raak de aansluitingen van de
DC-laadstekker en het laadcontact
niet aan met metalen puntige
voorwerpen (bedrading en naalden)
en veroorzaak geen kortsluiting met
vreemde voorwerpen.
• Plaats geen andere voorwerpen dan
de DC-laadstekker in het
DC-laadcontact.
• Controleer of de DC-laadkabel niet
opgerold is of klem zit onder zware
voorwerpen.
• Zorg ervoor dat het DC-laadcontact
direct contact maakt met de
DC-laadstekker. Sluit geen
verloopstekkers, verlengsnoeren,
enz. aan tussen de DC-laadstekker en
het DC-laadcontact.
• Volg de procedures van de DC-lader
als het DC-laden wordt onderbroken.
Stop het DC-laden onmiddellijk als u
hitte, rook, vreemde geluiden of
geuren, enz. waarneemt tijdens het
laden.
• Controleer of er geen
verontreinigingen, sneeuw en ijs op
de DC-laadstekker en het
DC-laadcontact zitten. Als er iets op
het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de DC-laadstekker
aan te sluiten.
2.2 Laden
96
Page 100 of 586

U kunt het DC-laden ook stoppen door
met tussenpozen van1-2seconden
driemaal op de ontgrendeltoets voor de
portieren (op de elektronische sleutel of
het bestuurdersportier) te drukken.
Als de DC-laadstekker niet ontgrendeld
kan worden
→Blz. 80
Na DC-laden
Zelfs als de tractiebatterij is geladen tot
de ingestelde bovenste limiet, is het op de
DC-lader weergegeven laadniveau
mogelijk lager dan het werkelijke niveau.
OPMERKING
Waarschuwingen voor na DC-laden
• Plaats na het verwijderen van de
DC-laadstekker uit het laadcontact de
kap op het DC-laadcontact en sluit
vervolgens de klep van de
DC-laadaansluiting. Als de kap van het
DC-laadcontact niet wordt gesloten,
kunnen verontreinigingen in het
laadcontact terechtkomen en kan er
een storing optreden in het
EV-systeem.
2.2.8 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 136)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij.
Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Charge Now” (nu
opladen)
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd en “Charge
Now” (nu opladen) “On” (aan) is, gaat
“Charge Now” (nu opladen) “Off” (uit).
2.2 Laden
98
Page 101 of 586

“Next Event” (volgende gebeurtenis)
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
verwijst naar het laadschema dat van de
geregistreerde laadschema's het dichtst
bij het actuele tijdstip ligt.
Overeenkomstig het laadschema wordt
AC-laden uitgevoerd bij de “Next Event”
(volgende gebeurtenis).
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay:
→blz. 100
• Bediening scherm
multimediasysteem:→blz. 103
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
worden geregistreerd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en de starttijd en stoptijd
op dezelfde tijd zijn ingesteld, wordt het
laden gedurende 24 uur, vanaf de
starttijd, uitgevoerd.
De laadschemafunctie kan niet worden
gebruikt in combinatie met DC-laden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 136)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 136)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het
laadschema de AC-laadstekker aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadstekker werd aangesloten.
• Sluit de AC-laadstekker aan voor de
starttijd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start” en u de AC-laadstekker na de
ingestelde starttijd aansluit, wordt er
naar het volgende laadschema
verwezen.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en u de AC-laadstekker
na de starttijd aansluit, wordt het
laden onmiddellijk gestart en wordt er
geladen tot de stoptijd.
• Controleer na het aansluiten van de
AC-laadstekker of de laadindicator
van de laadaansluiting knippert
(→blz. 79)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie).
Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.
Als de AC-laadstekker aangesloten
blijft op de auto
• Zelfs wanneer de laadmodus is
ingesteld op “Start” en er meerdere
opeenvolgende laadschema's zijn
geregistreerd, wordt de volgende
laadprocedure niet uitgevoerd
volgens het laadschema als de
AC-laadstekker na het voltooien van
de laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
2.2 Laden
99
2
EV-systeem
Page 102 of 586

de tractiebatterij volledig geladen is,
het laadschema niet worden
uitgevoerd.
• Als de stoptijd voor het laden wordt
bereikt voordat de tractiebatterij
volledig is geladen en de laadmodus is
ingesteld op “Start-Stop”, wordt het
eerstvolgende schema na de stoptijd
bijgewerkt als het volgende
laadschema en wordt het laden
herhaald totdat de batterij volledig is
geladen.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 365) wordt
ingeschakeld
• Als de “My Room Mode” (mijn
ruimte-modus) wordt ingeschakeld
(→blz. 108)
• Als “Charge now” (nu laden) wordt
ingeschakeld (→blz. 103, blz. 107)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
tijdschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 89)
“Battery heater” (batterijverwarming)
(→Verwarming
tractiebatterij 81)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→Koeler
tractiebatterij 82)
Afhankelijk van de temperatuur van de
tractiebatterij wordt de verwarming van
de tractiebatterij of de
tractiebatterijkoeler mogelijk
geactiveerd en gaat de laadindicator
mogelijk branden terwijl de timer wacht
op het opladen.Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 134)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (laadschema) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
100
Page 105 of 586

selecteren en druk vervolgens opom het geselecteerde laadschema te
verwijderen.
Selecteer “No” (nee) en druk
vervolgens op
om het wissen te
annuleren.Druk opom terug te
keren naar het vorige scherm.
Instellen van “Charge Now” (nu opladen)
op “On” (aan)
De instelling “Charge Now” (nu opladen)
kan worden gewijzigd door het uitvoeren
van een van de twee onderstaande
procedures.
Via het scherm “Charging Schedule”
(laadschema)
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 100) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu opladen) te selecteren en
druk vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu opladen)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Closing Display” (afsluitend
scherm)
*
*
Als “Closing Display” (afsluitend scherm)
niet is ingesteld op “Charging Schedule”
(laadschema) op het scherm
van het
multi-informatiedisplay, wordt het “Closing
Display” (afsluitend scherm) niet
weergegeven. Controleer in dat geval de
instellingen op het multi-informatiedisplay
1. Zet het contact UIT. Het scherm
“Closing Display” (afsluitend scherm)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (Als het
portier is geopend terwijl u wacht op
het laadschema, wordt hetzelfde
scherm weergegeven.)
2. Druk op
om “Charge Now” (nu
opladen) in te stellen op “On” (aan).Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
AC-laadstekker is aangesloten.
“Next Event” (volgende gebeurtenis)
weergeven
1. Voer stap1totenmet4van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 100) uit en geef
het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) weer.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Event”
(volgende gebeurtenis) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Next Event” (volgende
gebeurtenis) wordt weergegeven.
Wanneer het instellen van het
laadschema wordt geannuleerd
Onder de volgende omstandigheden
wordt het instellen van het laadschema
geannuleerd.
• Het contact wordt bediend voordat de
instellingen zijn bevestigd
• De auto rijdt weg
• Er wordt een display weergegeven
met een hogere prioriteit dan dat van
de instelling voor het laadschema
OPMERKING
Tijdens het instellen
Zorg ervoor dat bij het instellen bij
uitgeschakeld EV-systeem de 12V-accu
niet ontladen raakt.
Instellingen uitvoeren op het scherm
van het multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem voor meer informatie
over de bediening van het scherm van het
audiosysteem.
Instellingen met betrekking tot het
laadschema worden uitgevoerd op het
scherm “Charging Schedule”
(laadschema).
2.2 Laden
103
2
EV-systeem