display TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 4 of 586

Ter informatie....................5
Over deze handleiding...............7
Zoekmethoden....................8
Overzicht.......................9
1.Veiligheid en beveiliging
1.1 Voor een veilig gebruik............22
1.1.1 Voordat u gaat rijden.........22
1.1.2 Veilig rijden..............23
1.1.3 Veiligheidsgordels..........24
1.1.4 Airbags.................28
1.2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen . 35
1.2.1 Handmatig in-/uitschakelsysteem
airbag..................35
1.2.2 Rijden met kinderen in de auto . . . 37
1.2.3 Baby- en kinderzitjes.........37
1.3 Noodoproep..................50
1.3.1 eCall
*..................50
1.4 Antidiefstalsysteem.............58
1.4.1 Startblokkering............58
1.4.2 Supervergrendeling
*.........59
1.4.3 Alarm*.................59
2. EV-systeem
2.1 EV-systeem..................66
2.1.1 Kenmerken EV-systeem.......66
2.1.2 Voorzorgsmaatregelen
EV-systeem..............69
2.1.3 Tips voor rijden met een batterij-
elektrische auto............74
2.1.4 Actieradius...............75
2.2 Laden......................76
2.2.1 Laaduitrusting............76
2.2.2 Vergrendelen en ontgrendelen van de
AC-laadstekker............79
2.2.3 Laadmethoden............81
2.2.4 Laadtips................83
2.2.5 Wat u moet weten voor het laden . 84
2.2.6 Procedure voor AC-laden......87
2.2.7 Procedure voor DC-laden......93
2.2.8 Gebruik van de
laadschemafunctie..........98
2.2.9 Gebruik van de “Mijn ruimte-
modus”................108
2.2.10 Solarlaadsysteem
*........1112.2.11 Wanneer de normale procedure voor
laden niet kan worden
uitgevoerd .............114
3. Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
3.1 Instrumentenpaneel............126
3.1.1 Waarschuwingslampjes en
controlelampjes...........126
3.1.2 Meters en tellers...........130
3.1.3 Multi-informatiedisplay......133
4. Voordat u gaat rijden
4.1 Informatie over sleutels..........140
4.1.1 Sleutels................140
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de
portieren...................142
4.2.1 Portieren...............142
4.2.2 Achterklep..............147
4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop...............162
4.3 Verstellen van de stoelen.........167
4.3.1 Voorstoelen.............167
4.3.2 Achterstoelen............168
4.3.3 Hoofdsteunen............170
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de
spiegels....................173
4.4.1 Stuurwiel...............173
4.4.2 Binnenspiegel............174
4.4.3 Buitenspiegels............174
4.5 Openen, sluiten van de ruiten.......176
4.5.1 Elektrisch bedienbare ruiten . . . 176
4.6 Favoriete instellingen...........179
4.6.1 Ergonomisch geheugen
*......179
4.6.2 “My settings” (mijn instellingen) . 182
5. Rijden
5.1 Voordat u gaat rijden............186
5.1.1 Rijden met de auto.........186
5.1.2 Lading en bagage..........191
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . . 193
5.2 Rijprocedures................198
5.2.1 Startknop...............198
5.2.2 Transmissie..............202
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar . . . 207
5.2.4 Parkeerrem..............208
2
Page 13 of 586

AStartknop blz. 198
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 198, blz. 201
Noodstop van het EV-systeem
blz. 436
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 466
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
BDraaiknop transmissie blz. 203
Wijzigen van de schakelstand blz. 203
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 437
CTellers blz. 130
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 130, blz. 132
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 126
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 442
DMulti-informatiedisplay blz. 133
Display blz. 133
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 449
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 207
Lichtschakelaar blz. 213
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 213
Mistachterlicht blz. 222
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 222
Gebruik blz. 222
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 405
Koplampsproeiers
*1blz. 222
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 436
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 398
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 173
Verstellen blz. 173
JAirconditioning blz. 359
Gebruik blz. 359
Achterruitverwarming blz. 361
KMultimediasysteem*2
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
11
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Page 18 of 586

Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 198
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 198, blz. 201
Noodstop van het EV-systeemblz. 436
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 466
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
BDraaiknop transmissie blz. 203
Wijzigen van de schakelstand blz. 203
Voorzorgsmaatregelen bij slepenblz. 437
CTellers blz. 130
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 130, blz. 132
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 126
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 442
DMulti-informatiedisplay blz. 133
Display blz. 133
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 449
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 207
Lichtschakelaar blz. 213Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 213
Mistachterlicht blz. 222
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 222
Gebruik blz. 222
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 405
Koplampsproeiers blz. 222
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 436
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 398
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 173
Verstellen blz. 173
JAirconditioning blz. 359
Gebruik blz. 359
Achterruitverwarming blz. 361
KMultimediasysteem*
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16
Page 63 of 586

Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de auto
achtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het bijladen of vervangen van de
12V-accu.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig)
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
• De inbraaksensor signaleert
indringers of een beweging in de auto.
• De hellingsensor signaleert een
verandering van de hoek van de auto
ten opzichte van het wegdek, die
bijvoorbeeld ontstaat als de auto
weggesleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 60)De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay in het
instrumentenpaneel.
Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
• Nadat de inbraaksensor en de
hellingsensor uitgeschakeld zijn,
worden deze opnieuw ingeschakeld
door op de startknop te drukken of de
portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
1 .4 Antidiefstalsysteem
61
1
Veiligheid en beveiliging
Page 69 of 586

Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt de
tractiebatterij op.
Door actief gebruik te maken van het
regeneratieve remmen kan de actieradius
worden vergroot doordat elektriciteit
wordt opgeslagen in de tractiebatterij.
Laden
De batterij-elektrische auto rijdt op
elektriciteit die afkomstig is van een
externe voedingsbron en wordt
opgeslagen in de tractiebatterij. Voor het
laden kunnen niet alleen openbare
laadstations, maar ook contactdozen
thuis worden gebruikt. Bij conventionele
auto's moet brandstof getankt worden,
maar hier moeten andere procedures
gevolgd worden. Lees daarom het
volgende aandachtig door.
• Laaduitrusting (→blz. 76)
• Wat u moet weten voor het laden
(→blz. 84)
• Procedure voor het laden van uw auto
(→blz. 87, blz. 93)
• Wanneer de normale procedure voor
laden niet kan worden uitgevoerd
(→blz. 114)
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd de
tractiebatterij wordt opgeladen.
• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl
er wordt gereden met de transmissie
in stand D.
• Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl
er wordt gereden met de transmissie
in stand D.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu wordt geladen via de
tractiebatterij als het EV-systeem in
werking is of terwijl de tractiebatterij
wordt geladen.Als de auto langere tijd niet is gebruikt,
is de 12V-accu mogelijk ontladen
geraakt door zelfontlading. Volg de
juiste procedures als dit gebeurt.
(→Blz. 469)
Als de auto gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt
• Laad de tractiebatterij eens per
maand als de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt. Hierdoor is de
tractiebatterij beschermd tegen
extreme spanningsafname door
zelfontlading.
• Als de auto gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt, wordt de
12V-accu opgeladen door de
tractiebatterij om de kans te
verkleinen dat de 12V-accu ontladen
raakt. In dat geval kan de
koelventilator gaan draaien; dit duidt
echter niet op een storing.
• Laat de klep van de laadaansluiting
niet openstaan en laat de laadkabel
niet aangesloten op de auto, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt.
Laden van de tractiebatterij
Zorg ervoor dat het laadniveau altijd
voldoende is voor uw rijbehoeften.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is, kan er niet met de auto gereden
worden. Laad de batterij zo snel mogelijk
als deze ontladen raakt.
Als de tractiebatterij ontladen raakt
• Als de tractiebatterij ontladen raakt,
gaat het waarschuwingslampje
tractiebatterij ontladen branden of
knipperen en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 444)
• Als de tractiebatterij volledig ontladen
is, kan het EV-systeem niet worden
gestart en kan niet met de auto
gereden worden. Laad de
tractiebatterij zo snel mogelijk als
deze ontladen raakt.
2.1 EV-systeem
67
2
EV-systeem
Page 75 of 586

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de bodemplaat van de auto
tijdens het rijden wordt blootgesteld
aan hevige schokken, breng de auto
dan op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de onderkant
van de auto. Schade aan de
tractiebatterij of vloeistoflekkage
kan leiden tot een autobrand, enz.
Raak de auto niet aan en neem
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Zelfs als er
aan de onderzijde van de auto geen
beschadigingen zichtbaar zijn, kan
de tractiebatterij zijn beschadigd.
Laat als de bodemplaat van de auto
is blootgesteld aan een schok de
tractiebatterij nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen
Verlaag de auto niet. De tractiebatterij
in de bodemplaat van de auto maakt
gemakkelijker contact met de grond als
de auto is verlaagd. Wanneer de
tractiebatterij beschadigd is, kan dat
leiden tot een autobrand, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
EV-systeem en het
hoogspanningssysteem worden
uitgeschakeld als de botsingssensoren
een aanrijding met een kracht boven een
bepaalde drempelwaarde hebben
gesignaleerd. Als het uitschakelsysteem
voor noodgevallen in werking is
getreden, kunt u uw auto niet meer
starten. Neem voor het herstarten van
het EV-systeem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmelding
Als er een storing in het EV-systeem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op. (→Blz. 120,
blz. 449)
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het EV-systeem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart omdat de tractiebatterij volledig
ontladen is, start het systeem dan weer
na AC- of DC-laden. Om voor voldoende
actieradius te zorgen, raden wij u aan de
tractiebatterij te laden totdat het
waarschuwingslampje tractiebatterij
ontladen uitgaat.
2.1 EV-systeem
73
2
EV-systeem
Page 77 of 586

hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 130)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uw
voorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren• Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel
mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een
gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de
voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de
auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 84)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen:→blz. 120
2.1 EV-systeem
75
2
EV-systeem
Page 84 of 586

• Deze regeling stop 31 dagen nadat de
laadkabel is aangesloten, zelfs als hij
nog steeds is aangesloten op de auto.
• Als deze regeling in werking is, worden
de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden
onmiddellijk.
Koeler tractiebatterij
Als de tractiebatterij heet is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
koelt deze functie de tractiebatterij om
deze te beschermen.
De functie treedt mogelijk in werking als
continu wordt gereden met hoge
snelheden, zoals bij rijden op autowegen
of snelwegen, of tijdens DC-laden.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
→Blz. 109
Verwarming tractiebatterij
• De verwarming van de tractiebatterij
kan worden ingeschakeld als er niet
wordt geladen.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is, brandt de
laadindicator.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is tijdens
laden, kan het laden langer duren dan
normaal.
• De resterende lading in de
tractiebatterij neemt af als de
verwarming van de tractiebatterij in
ingeschakeld. Het kan nodig zijn om
de tractiebatterij nogmaals te laden
om de resterende lading aan te vullen.
Koeler tractiebatterij
• AC-laden: De instellingen van de
koeler van de tractiebatterij kunnen
worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 82)
• De laadindicator brandt wanneer de
koeler van de tractiebatterij stand-by
staat of in werking is.• Als het laadniveau van de
tractiebatterij laag is, werkt de koeler
van de tractiebatterij mogelijk niet,
zelfs niet als de temperatuur van de
tractiebatterij hoog is.
• Als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan terwijl de koeler van de
tractiebatterij in werking is, wordt het
koelen gestopt.
– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in stand ACC of
AAN gezet.
– De schakelstand wordt een andere
dan stand P
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 365)
– De resterende lading in de
tractiebatterij daalt tot onder een
bepaald niveau
• De koeler van de tractiebatterij
gebruikt de energie van de
tractiebatterij en een externe
voedingsbron.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, neemt de lading van
de tractiebatterij toe en af binnen
een bepaald bereik en de lading zal
niet toenemen tijdens AC-laden.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 134) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
2.2 Laden
82
Page 85 of 586

Als “Off” (uit) wordt geselecteerd, wordt
het vermogen van de tractiebatterij
mogelijk beperkt, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
2.2.4 LaadtipsIn dit hoofdstuk worden methoden
toegelicht voor het gebruiken van de
laadfunctie van deze auto en het bekijken
van informatie met betrekking tot het
laden.
Systematisch laden
Om de batterij-elektrische auto optimaal
te kunnen gebruiken adviseren we de
auto wanneer mogelijk te laden.
Voor vertrek van huis
Om de batterij-elektrische auto te kunnen
gebruiken moet de tractiebatterij voor het
vertrek van huis worden geladen.
Onderweg naar de bestemming of op de
bestemming
Laad de tractiebatterij bij het
dichtstbijzijnde laadstation als de
resterende lading in de batterij laag is.Tijdens het parkeren
Bij auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om de
tractiebatterij te laden als aan de
noodzakelijke voorwaarden zoals
parkeren is voldaan. (→Blz. 111)
Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen.
Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
wordt weergegeven en kan worden
gecontroleerd op het
multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er tijdens het laden een portier wordt
geopend terwijl het contact UIT staat,
worden de huidige ladingstoestand en de
geschatte tijd tot volledige lading
gedurende een bepaalde tijd
weergegeven.
De werkelijke laadtijd is afhankelijk van
condities als de resterende lading in de
tractiebatterij, de buitentemperatuur en
de specificaties van een AC/DC-lader.
De tijd tot voltooiing van het laden wordt
mogelijk niet weergegeven als de
laadstroom naar de tractiebatterij
afneemt en de laadtijd langer wordt.
2.2 Laden
83
2
EV-systeem
Page 86 of 586

Nadat het laden is voltooid
Als een van de portieren wordt geopend
terwijl het contact UIT staat en het laden
voltooid is, wordt gedurende korte tijd
een melding met de resultaten van het
laden weergegeven.
Ook wordt er een melding weergegeven
als er een handeling wordt uitgevoerd om
het laden te stoppen of als zich een
situatie voordoet waarbij er niet kan
worden geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 120)
2.2.5 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende voorzorgsmaatregelen
voordat u de tractiebatterij gaat laden.
Laadstroom
De maximale stroom voor AC-laden is
32 A. De laadstroom kan echter lager
worden dan 32 A, afhankelijk van de
maximale stroom van de AC-lader.
Veiligheidsfuncties
• Het EV-systeem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten
terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het EV-systeem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het laden
Geadviseerd wordt de laadprocedure
niet uit te laten voeren door mensen
met geïmplanteerde pacemakers of
CRT-pacemakers. Vraag iemand anders
dat te doen.
• Kom niet in de buurt van de lader en
de laadkabel tijdens het laden. Het
laden kan de werking van dergelijke
apparatuur beïnvloeden.
• Blijf niet in de auto tijdens het laden.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
• Stap niet in de auto en haal ook niets
uit de bagageruimte. Het laden kan
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden.
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto
Laat de transmissie in stand P staan.
In het onwaarschijnlijke geval dat de
laadkabel beschadigd is geraakt, kan
een andere stand dan stand P worden
geselecteerd en kan de auto in
beweging komen, met een ongeval tot
gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een AC-laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten
en onjuist gebruik kan brand of
elektrische schokken veroorzaken, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Tijdens het laden zal er langdurig een
hoge stroom lopen.
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
2.2 Laden
84