ESP TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 135 of 522

door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 131)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
•
Bij het gebruik van de portiergreep kun-
nen uw nagels over het portier krassen.
Zorg ervoor dat uw nagels of de lak van
het portier niet beschadigd raken.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Bediening van elk onderdeel 
Page 214 of 522

•Wanneer er met hoge snelheden wordt
gereden, voelt u, in vergelijking met
normale auto's met een benzinemotor,
de motorremwerking minder.
• Er kan met de auto geaccelereerd
worden zelfs wanneer schakelstand B
geselecteerd is.
Als er continu in stand B wordt gereden,
zal het brandstofverbruik hoog zijn.
Selecteer normaal gesproken stand D.
WAARSCHUWING!
Tijdens het rijden op een glad wegdek
Accelereer of wijzig de stand van de
selectiehendel niet plotseling. Door
plotseling afremmen op de motor kan
de auto in een slip raken, wat kan leiden
tot een ongeval.
Voorkomen van ongevallen bij het
uitschakelen van de schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het
rempedaal in alvorens de
deblokkeerschakelaar in te drukken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats
van het rempedaal wordt ingetrapt als
de deblokkeerschakelaar wordt
ingedrukt en de selectiehendel uit
stand P wordt gezet, kan de auto
plotseling wegrijden, hetgeen kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Lading batterijpakket (tractiebatterij)
Als de selectiehendel in stand N staat,
wordt het batterijpakket (tractiebatterij)
niet opgeladen. Houd stand N niet
gedurende langere tijd ingeschakeld, om
te voorkomen dat het batterijpakket
leegraakt.
4.2.4 Hybridetransmissie (M20A-FXS motor)
Bedienen van de selectiehendel
Houd, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal ingetrapt*en zet de selectiehendel
in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand terwijl u de ontgrendelknop van de
schakelblokkering ingedrukt houdt.
Zet de selectiehendel in een andere stand, zoals u normaliter doet.
4.2 Rijprocedures
212 
Page 224 of 522

Adaptive Front Lighting-systeem (AFS)
(indien aanwezig)
Het Adaptive Front Lighting-systeem
zorgt voor uitstekend zicht bij kruisingen
en in bochten door de lichtbundel van de
koplampen automatisch in de gewenste
rijrichting te verstellen op basis van de
rijsnelheid en de hoek waarover de
voorwielen verdraaid worden.
AFS werkt bij een snelheid van 10 km/h
of hoger.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De
koplampen en mistlampen voor
(indien aanwezig) worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: Alle verlichting wordt
automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar eenmaal in de stand
en daarna weer in de standof.
Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding als het contact UIT of in stand
ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling (auto's zonder
draaiknop koplampverstelling)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Onder de volgende omstandigheden
gaat de overige verlichting na
20 minuten automatisch uit om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt:
• De koplampen en/of achterlichten
branden.
• Het contact wordt in stand ACC of UIT
gezet.
• De lichtschakelaar staat in stand
of.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
222 
Page 299 of 522

WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
In de linker- en rechterzijde van de
achterbumper van de auto wordt
respectievelijk één Blind Spot
Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan
het volgende om ervoor te zorgen dat
de Blind Spot Monitor goed werkt.
•Houd de sensor en het omliggendegebied op de bumper te allen tijde
schoon. Als een sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper vuil is of
bedekt is met sneeuw, werkt de Blind
Spot Monitor mogelijk niet en wordt er
een waarschuwingsmelding
(→
blz. 286) weergegeven.
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuwweg en rijd gedurende ongeveer
10 minuten met de auto terwijl aan de
bedrijfscondities voor de BSM-functie
(→
blz. 299) wordt voldaan.
Laat de auto nakijken door een erkendeToyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
WAARSCHUWING!(Vervolg)
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding niet verdwijnt.
•Stel de sensor en de omgeving ervanop de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken. Als een sensor
ook maar iets wordt verplaatst, werkt
het systeem mogelijk niet goed meer
en worden auto's mogelijk niet meer
correct gesignaleerd. Laat in de
volgende gevallen uw auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige
schokken.
– Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
• Neem de sensor niet uit elkaar.
•
Monteer geen accessoires op de sensor of het omliggende gebied op de bumper
en plak er geen stickers op.
• Breng geen wijzigingen aan de sensor of het omliggende gebied op de
bumper aan.
• Breng geen andere kleur lak dan een officiële Toyota-kleur aan op de
achterbumper.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
297
4
Rijden
Voor auto's die in Servië zijn verkocht 
Page 317 of 522

• Wanneer een gesignaleerde
naderende auto een bocht maakt
•
Als er zich ronddraaiende objecten, zoals
een ventilator van een airco-unit, in de
buurt van de auto bevinden
• Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten
(vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto
en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
4.5.12 PKSB (Parking Support
Brake)*
*: Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid
of achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een object groot is, wordt er een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object zeer groot is,
worden de remmen automatisch
bekrachtigd om te helpen een
aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
Er worden ultrasoonsensoren gebruikt
om bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden stilstaande objecten,
zoals een muur, te signaleren in het
detectiegebied. (→Blz. 320)
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
(indien aanwezig)
Er worden radarsensoren achter gebruikt
om bij achteruitrijden naderende auto's in
het detectiegebied achter de auto te
signaleren. (→Blz. 322)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Gebruik de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 110)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
4
Rijden 
Page 354 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het vervangen van de wielen of
banden.
WAARSCHUWING!
Omgaan met banden en
wielophanging
Problemen met de banden of
wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de
ondersteunende systemen en kunnen
een storing veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan
het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen.
Afhankelijk van diverse factoren,
waaronder de staat van de auto, de
aanhangwagen, het wegoppervlak en
de omgeving waarin wordt gereden,
kan het Trailer Sway Control-systeem
minder goed werken. Raadpleeg de
handleiding van uw aanhangwagen
voor meer informatie over het op de
juiste wijze trekken van uw
aanhangwagen.
Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan resulteren
in dodelijk of ernstig letsel.
• Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf
rechtuit sturen. Probeer de
aanhangwagen niet onder controle
te krijgen door aan het stuurwiel te
draaien.
• Laat het gaspedaal onmiddellijk maar
zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen. Ga niet harder rijden. Rem
niet.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als u geen extreme correcties uitvoert
met sturen of remmen, zullen uw auto
en de aanhangwagen stabiliseren.
(→Blz. 201)
4.6 Rijtips
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende
punten om zuinig en milieuvriendelijk
te rijden:
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof verbruikt wordt. (→Blz. 282)
Gebruik van de
hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de
hybridesysteemindicator binnen de
Eco-zone te houden. (→Blz. 108)
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u
moet wachten bij een verkeerslicht of als
u in druk verkeer rijdt. Zet de
selectiehendel in stand P als de auto
geparkeerd staat. Als u stand N gebruikt,
is er geen positief effect op het
brandstofverbruik. In stand N werkt de
benzinemotor, maar kan er geen
elektriciteit worden opgewekt. Ook bij
gebruik van de airconditioning, enz.
wordt het vermogen van het
batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
• Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom
onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
352 
Page 365 of 522

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Voorkomen van beschadiging van de
nanoe™ (indien aanwezig)
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopening aan passagierszijde,
bevestig niets aan de uitstroomopening
en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopening geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat de
generator niet goed werkt.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*
*: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de
voorstoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming
en de stoelverwarming.
WAARSCHUWING!
• Wees voorzichtig wanneer iemand
uit onderstaande categorieën in
contact komt met het stuurwiel en
de stoelen wanneer de stuurwiel- en
stoelverwarming zijn ingeschakeld:
– Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en
gehandicapten
– Personen met een gevoelige huid
– Personen die oververmoeid zijn
– Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
•
Neem, om de kans op brandwonden of
oververhitting te beperken, de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
– Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
• Plaats geen zware voorwerpen met
een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe
voorwerpen (naalden, punaises, enz.)
op de stoel.
• Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld,
om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
363
5
Voorzieningen in het interieur 
Page 378 of 522

6.1 Onderhoud en
verzorging
6.1.1 Reinigen en beschermen
van het exterieur van uw auto
Voer het volgende uit om uw auto te
beschermen en in perfecte staat te
houden:
• Spoel de auto van boven naar
beneden af met veel water en
verwijder zo vuil en stof van de
carrosserie, uit de wielkasten en van
de onderkant van de auto.
• Was de auto met een spons of een
zachte doek (bijv. een zeemlap).
• Verwijder hardnekkige vlekken met
een autowasmiddel en spoel grondig
af met water.
• Veeg overtollig water weg.
• Wanneer het water niet meer in
druppels op de lak blijft liggen, moet
de auto opnieuw in de was worden
gezet.
Zet de auto alleen in de was als de
carrosserie is afgekoeld.
Zelfherstellende coating
De carrosserie is voorzien van een
zelfherstellende coating die bestand is
tegen kleine, oppervlakkige krassen die
worden veroorzaakt in een
autowasstraat, enz.
• De coating heeft een levensduur van
5 tot 8 jaar vanaf het moment dat de
auto vanuit de fabriek is geleverd.
• De hersteltijd varieert afhankelijk van
de diepte van de kras en de
buitentemperatuur. De hersteltijd kan
korter worden wanneer de coating
verwarmd wordt met warm water.
• Diepe krassen die zijn veroorzaakt
door sleutels, muntstukken e.d.
kunnen niet worden hersteld.
• Gebruik geen was met
schuurmiddelen.Wassen in de wasstraat
• Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn
ingeklapt voordat u van een wasstraat
gebruikmaakt. Begin met wassen
vanaf de voorzijde van de auto. Klap
de spiegels weer uit voordat u gaat
rijden.
• Sommige borstels in wasstraten
kunnen krassen veroorzaken op de
carrosserie en andere onderdelen
(velgen, enz.), waardoor de lak van uw
auto wordt beschadigd.
• In sommige autowasserettes wordt de
achterspoiler mogelijk niet gereinigd.
Ook bestaat er mogelijk een
verhoogde kans op schade aan de
auto.
Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van
de portieren of de ruiten en blijf er niet
langdurig op spuiten, omdat er anders
water in het interieur terecht kan
komen.
Opmerkingen voor auto's met Smart
entry-systeem en startknop
Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in dat
geval de correctieprocedure hieronder
bij het wassen van de auto:
• Leg de sleutel op een afstand van ten
minste 2 m van de auto als u de auto
wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van
de elektronische sleutel in om het
Smart entry-systeem met startknop
uit te schakelen. (→Blz. 131)
Velgen en wieldoppen (auto's zonder
matzwart gespoten velgen)
• Verwijder vuil onmiddellijk met een
neutraal reinigingsmiddel.
• Spoel het reinigingsmiddel direct na
het gebruik weg met water.
6.1 Onderhoud en verzorging
376 
Page 379 of 522

• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
lak tegen beschadiging te
beschermen.
– Gebruik geen zuurhoudende of
alkalische middelen of
schuurmiddelen
– Gebruik geen harde borstels
– Reinig de velgen niet met
reinigingsmiddelen als de velgen,
bijvoorbeeld na het rijden of
stilstaan bij warm weer, nog warm
zijn
Lichtmetalen velgen (auto's met
matzwart gespoten velgen)
Voor matzwart gespoten velgen moeten
andere reinigingsmethoden worden
gebruikt dan voor conventionele
lichtmetalen velgen. Let op de
onderstaande zaken. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Verwijder vuil met water. Als de velgen
bijzonder vuil zijn, gebruik dan een
spons of een zachte doek licht
bevochtigd met een verdund neutraal
reinigingsmiddel om het vuil te
verwijderen.
• Als u een reinigingsmiddel gebruikt,
spoel het dan onmiddellijk weg met
water. Gebruik vervolgens een zachte
doek om de velg droog te deppen.
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
matzwarte lak tegen beschadiging te
beschermen:
– Boen of poets de velgen niet met
een borstel of een droge doek.
– Gebruik geen velgcoatings of
reinigingsmiddelen met een
schurende werking.
– Selecteer bij het wassen van de auto
in een wasstraat niet de
velgenreinigingsfunctie (als deze
optie beschikbaar is).Remblokken en -klauwen
Als de auto geparkeerd wordt met
vochtige remblokken of remschijven, kan
er roest ontstaan waardoor de
remblokken of remschijven vast kunnen
komen te zitten. Alvorens de auto na een
wasbeurt te parkeren is het raadzaam
langzaam te rijden en het rempedaal een
aantal keren in te trappen om de
onderdelen te drogen.
Bumpers en zijlijsten
Gebruik geen schuurmiddelen.
Verchroomde delen (indien aanwezig)
Als het vuil niet kan worden verwijderd,
reinig de onderdelen dan als volgt:
• Gebruik een zachte doek en sop met
ongeveer 5% neutraal
reinigingsmiddel om het vuil te
verwijderen.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek.
• Gebruik met alcohol natgemaakte
doekjes o.i.d. om olieresten te
verwijderen.
WAARSCHUWING!
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de
motorruimte komt. Anders kunnen de
elektrische componenten, enz. vlam
vatten.
Bij het wassen van de voorruit
Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO staat, kunnen de
ruitenwissers in de volgende gevallen
onverwacht in werking treden.
Hierdoor kunnen uw handen bekneld
raken en kunt u ernstig letsel oplopen,
en hierdoor kunnen de
ruitenwisserbladen beschadigd raken.
6.1 Onderhoud en verzorging
377
6
Onderhoud en verzorging 
Page 396 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u elektrolyt op de huid krijgt,
dient u de desbetreffende plaats zeer
grondig te wassen. Als het pijn doet
of brandt, roept u meteen medische
hulp in.
•
Als u elektrolyt op uw kleding krijgt, kan
deze erdoorheen op de huid komen.
Trek onmiddellijk de kleding uit en volg,
indien nodig, de procedure zoals
hierboven beschreven.
• Als u per ongeluk elektrolyt inslikt,
moet u veel water of melk drinken.
Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
WAARSCHUWING!
Wanneer het vloeistofniveau van de
12V-accu te laag is
Gebruik de 12V-accu niet wanneer er
onvoldoende vloeistof in de 12V-accu
zit. Anders zou de 12V-accu kunnen
ontploffen.
Accukabels van de 12V-accu
losnemen
Neem de negatieve (-) accupool niet los
van de carrosseriezijde. De losgenomen
negatieve (-) accupool kan in contact
komen met de positieve (+) accupool,
waardoor dodelijk of ernstig letsel als
gevolg van een kortsluiting kan
ontstaan.
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt
opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer het
hybridesysteem in werking is.
Controleer ook of alle accessoires zijn
uitgeschakeld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij
intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden
veroorzaakt.Ruitensproeiervloeistof
Vul in de volgende situaties
ruitensproeiervloeistof bij:
• Een sproeier werkt niet.
•
Er verschijnt een waarschuwi-
ngsmelding op het multi-
informatiedisplay. (indien aanwezig)
WAARSCHUWING!
Bij het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als
het hybridesysteem warm is of nog
werkt. Ruitensproeiervloeistof bevat
alcohol en kan vlam vatten als het
bijvoorbeeld op hete motoronderdelen
wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries
in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van
uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen
ruitensproeiervloeistof meer kan
worden gesproeid.
Verdunnen van
ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water. Raadpleeg de op het
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
394