alarm TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 125 of 522

De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
2Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het oppervlak van de
voorportiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
*: De instellingen voor het ontgrendelen
van de portieren kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 125)
Afstandsbediening
1Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te sluiten.
*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Feedbacksignalen
Portieren:
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld met behulp vande instapfunctie of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Ruiten:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat
de ruiten bediend worden.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto een
portier wordt geopend, zorgt de
beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de
voorportiergreep (auto's met
instapfunctie)
Raak de vergrendelsensor aan met uw
handpalm.
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen met de instapfunctie of de
afstandsbediening wanneer een portier
niet geheel gesloten is, klinkt er
gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit
het portier volledig om de zoemer uit te
schakelen en vergrendel de portieren
opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien
aanwezig)
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, wordt het alarmsysteem
ingeschakeld. (→Blz. 94)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
123
3
Bediening van elk onderdeel
Page 127 of 522

Instellen van de ontgrendelfunctie (auto's met Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1Zet het contact UIT.
2Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor van het alarmsysteem uit om tijdens
het veranderen van de instellingen het alarm niet onbedoeld te activeren. (indien
aanwezig) (→blz. 96)
3Wanneer het controlelampje in de sleutel uit is, houd dan de toetsongeveer
5 seconden ingedrukt terwijl u tegelijkertijd de toetsingedrukt houdt.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder
is aangegeven.
(Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplayOntgrendelfunctie Piepsignaal
(auto's met linkse be-
sturing)Als u de portiergreep van het be-
stuurdersportier vasthoudt,
wordt alleen het bestuurderspor-
tier ontgrendeld.
Exterieur: 3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
(auto's met rechtse
besturing)Als u de portiergreep van het
voorpassagiersportier vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.
Als u een portiergreep vasthoudt,
worden alle portieren ontgren-
deld.Exterieur: Twee piepsignalen
Interieur: Eén belsignaal
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd,
moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier eenmaal
openen en sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat op
is gedrukt geen portier wordt geopend, worden de portieren weer vergrendeld en
wordt het alarm automatisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (→Blz. 94)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier niet goed is gesloten. Het open
portier wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop beïnvloeden
→Blz. 132
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 503)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Bediening van elk onderdeel
Page 129 of 522

2Druk op de toets om de achterklep te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Afstandsbediening
→Blz. 123
Schakelaars centrale vergrendeling
→Blz. 124
Openen van de achterklep van buitenaf
Trek de achterklep omhoog terwijl u de
schakelaar achterklep openen ingedrukt
houdt.
De achterklep kan niet direct nadat de
schakelaar achterklep openen is
ingedrukt, worden gesloten.
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep en druk de
achterklep van buitenaf naar beneden om
deze te sluiten.
Let op dat de achterklep bij het sluiten
ervan met de handgreep niet opzij wordt
getrokken.Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld met behulp van
de instapfunctie of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, klinkt er
een zoemer om aan te geven dat een
portier niet goed is gesloten.
Het open portier wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
Indien het openingssysteem van de
achterklep niet werkt
De achterklep kan van binnenuit worden
geopend.
1. Verwijder het kapje met een
schroevendraaier.
Breng om het kapje te beschermen
een doek aan tussen de
sleufkopschroevendraaier en het
kapje, zoals aangegeven in de
afbeelding.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
127
3
Bediening van elk onderdeel
Page 133 of 522

Bij het starten van het
hybridesysteem of veranderen van de
standen van het contactHet systeem werkt als de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt.
Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare zoemers en waarschuwingsmeldingen
op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door
een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem de juiste maatregelen op basis van de
weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
De buiten de auto hoorbare
zoemer klinkt eenmaal gedu-
rende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te
vergrendelen terwijl er nog
een portier geopend was.Sluit alle portieren en ver-
grendel ze opnieuw.
De zoemer in het interieur
klinkt herhaaldelijkHet contact werd in stand
ACC gezet terwijl het bestuur-
dersportier was geopend (of
het bestuurdersportier werd
geopend terwijl het contact in
stand ACC stond).Zet het contact UIT en sluit
het bestuurdersportier.
Als “Entry & Start System Malfunction.
See Owner’s Manual.” (Storing in Smart
entry-systeem met startknop. Raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
•In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met het
Smart entry-systeem met startknop
ontgrendeld kunnen worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer binnen een afstand van 2 m
van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.•
Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren
alleen via het bestuurdersportier
worden ontgrendeld. Houd in dat geval
de greep van het bestuurdersportier
vast of gebruik de afstandsbediening of
de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
131
3
Bediening van elk onderdeel
Page 135 of 522

door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 131)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
•
Bij het gebruik van de portiergreep kun-
nen uw nagels over het portier krassen.
Zorg ervoor dat uw nagels of de lak van
het portier niet beschadigd raken.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Bediening van elk onderdeel
Page 136 of 522

Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te
voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 498)
Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt wellicht niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de mechanische
sleutel. (→Blz. 478)
• Starten van het hybridesysteem:
→blz. 478Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 498)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 123, blz. 478)
• Starten van het hybridesysteem en
wijzigen van de standen van het
contact:→blz. 478
• Uitschakelen van het hybridesysteem:
→blz. 205
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
134
Page 207 of 522

Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 217)
en zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 211).
3. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.
4. Laat het rempedaal los en controleer
of de melding ACCESSORY (stand
ACC) op het multi-informatiedisplay
uit is.
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1UIT*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
*: Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, wordt het contact in plaats van
UIT in stand ACC gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als de selectiehendel niet in stand P staat
en het hybridesysteem wordt uitgezet,
wordt het contact in plaats van UIT in
stand ACC gezet. Voer de volgende
procedure uit om het contact UIT te
zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.
3. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) en “Turn power OFF.” (zet
contact UIT) op het multi-
informatiedisplay worden
weergegeven en druk de startknop
eenmaal in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) en “Turn power OFF.” (zet
contact UIT) op het multi-
informatiedisplay uit zijn.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P is
staat, wordt het contact automatisch UIT
gezet. Deze functie kan het ontladen van
de 12V-accu echter niet helemaal
voorkomen. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
4.2 Rijprocedures
205
4
Rijden
Page 435 of 522

7.1 Belangrijke informatie.........434
7.1.1 Alarmknipperlichten........434
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .434
7.1.3 Als de auto onder water staat of het
wateropdewegstijgt.......434
7.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen..............435
7.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .435
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....438
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .439
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........446
7.2.5 Als de auto een lekke band heeft
(auto's met bandenreparatieset) . .451
7.2.6 Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel)....468
7.2.7 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........478
7.2.8 Als de elektronische sleutel niet
goed werkt............479
7.2.9 Als de 12V-accu is ontladen....480
7.2.10 Als uw auto oververhit raakt . . .486
7.2.11 Als de auto vast komt te zitten . .490
Bij problemen7
433
Page 436 of 522

7.1 Belangrijke informatie
7.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot
stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl het
hybridesysteem niet in werking is (terwijl
het controlelampje READY niet brandt)
kan de 12V-accu ontladen raken.
7.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan
worden, als volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de selectiehendel in stand N.Als de selectiehendel in stand N staat
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de selectiehendel niet in stand N kan
worden gezet
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
WAARSCHUWING!
Als het hybridesysteem tijdens het
rijden uitgeschakeld moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer
werken, waardoor het verdraaien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Minder zo
veel mogelijk vaart voordat u het
hybridesysteem uitschakelt.
7.1 Belangrijke informatie
434
Page 453 of 522

• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
*
: Indien aanwezig
Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet beschikbaar.
Zie handleiding) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 243)
Als “Radar Cruise Control unavailable.”
(Dynamic Radar Cruise Control-
systeem niet beschikbaar) wordt
weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Waarschuwingszoemer
→Blz. 445
OPMERKING
Als “Maintenance required for Traction
battery at your dealer.” (Onderhoud bij
dealer vereist voor tractiebatterij)
wordt weergegeven (2ZR-FXE motor
[behalve Guadeloupe, Martinique,
Frans-Guyana en Groenland])
Deze melding geeft aan dat het batterij-
pakket (tractiebatterij) mogelijk
gecontroleerd of vervangen moet worden.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Blijf niet doorrijden, anders
kan het hybridesysteem mogelijk niet weer
worden gestart.
Als “Low 12-Volt Battery. See Owner’s
Manual.” (12V-accu bijna leeg. Zie
handleiding) veelvuldig wordt
weergegeven
De 12V-accu kan verouderd zijn.
Wanneer de auto niet wordt gebruikt, kan
OPMERKING(Vervolg)
de accu ontladen raken. Laat daarom de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
7.2.5 Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
bandenreparatieset)
Auto's die zijn uitgerust met een
bandenreparatieset, zijn niet uitgerust
met een reservewiel.
Een lekke band met perforatieschade
door een spijker of schroef kan
voorlopig worden gerepareerd met de
bandenreparatieset.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met
een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig
beschadigd worden dat reparatie niet
meer mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij
het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Vóór het repareren van de band
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Controleer de mate waarin de band
beschadigd is.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
451
7
Bij problemen