display TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 209 of 522

Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 449
Als de batterij van de elektronische
sleutel ontladen is
→Blz. 420
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 482
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand gekomen is. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 437) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
4.2 Rijprocedures
207
4
Rijden
Page 210 of 522

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als ACCESSORY of IGNITION ON
(contact AAN) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
• Schakel het hybridesysteem niet uit
als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Als het
hybridesysteem wordt uitgeschakeld
met de selectiehendel in een andere
stand wordt het contact niet UIT maar
in stand ACC gezet. Als de auto wordt
achtergelaten met het contact in
stand ACC, kan de 12V-accu ontladen
raken.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en
wordt alleen de elektromotor
(tractiemotor) gebruikt voor de
aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's
nachts of in de vroege morgen door
woonwijken rijden of het rijden in een
parkeergarage, enz. zonder dat u zich
zorgen hoeft te maken over
geluidsoverlast of uitlaatgassen. Als
het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief
is, maakt de auto mogelijk geluid.
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje EV MODE
branden.
Door in de EV-modus de schakelaar in te
drukken, wordt teruggekeerd naar
normaal rijden (aandrijving door de
benzinemotor en de elektromotor
[tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
4.2 Rijprocedures
208
Page 211 of 522

• De temperatuur van het
hybridesysteem is te hoog. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te laag. De auto
heeft bijvoorbeeld lang in een
omgeving met een temperatuur lager
dan 0°C gestaan, enz.
• De benzinemotor is aan het
opwarmen.
• Het batterijpakket (tractiebatterij) is
bijna leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 114)
• De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De EV-modus inschakelen wanneer de
benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het
hybridesysteem wordt gestart, wordt na
korte tijd automatisch de benzinemotor
gestart, zodat deze op temperatuur kan
komen. In dat geval kan de EV-modus
niet worden ingeschakeld. Druk zodra
het hybridesysteem is gestart en het
controlelampje READY brandt en
voordat de benzinemotor start op de
EV-modusschakelaar om de EV-modus
in te schakelen.
Automatische uitschakeling van de
EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus kan in
de volgende gevallen automatisch de
benzinemotor worden gestart. Als de
EV-modus wordt uitgeschakeld, klinkt
een zoemer en knippert het
controlelampje EV MODE, waarna het
uitgaat.
• Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 114)
• Rijsnelheid is hoog.• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder
vooraf over het automatisch
uitschakelen te informeren, gebeurt dit
met een melding op het
multi-informatiedisplay.
Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus
varieert van een paar honderd meter tot
ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de
omstandigheden van de auto echter
situaties waarbij de EV-modus niet kan
worden gebruikt. (De maximale
rijafstand is afhankelijk van de
laadtoestand van het batterijpakket
[tractiebatterij] en de
rijomstandigheden.)
Wijzigen van de rijmodus vanuit de
EV-modus
De EV-modus kan worden gebruikt in
combinatie met de ECO-modus en de
SPORT-modus.
De EV-modus kan echter automatisch
uitgeschakeld worden wanneer deze
gebruikt wordt in combinatie met de
SPORT-modus.
Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik
onder normale rijomstandigheden
(aandrijving door benzinemotor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de
EV-modus vaker wordt gebruikt dan
nodig is, zal het brandstofverbruik hoger
zijn.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de
EV-modus zorgvuldig de omgeving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden
zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en
voertuigen in de omgeving mogelijk
niet dat de auto wegrijdt of hen nadert.
4.2 Rijprocedures
209
4
Rijden
Page 215 of 522

Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand en houd het rempedaal ingetrapt voordat u
schakelt tussen stand P en D.
*: Om de selectiehendel vanuit stand P in een andere stand te zetten, moet u het
rempedaal intrappen voordat u de ontgrendelknop van de schakelblokkering indrukt. Als
de ontgrendelknop van de schakelblokkering eerst wordt ingedrukt, wordt de
schakelblokkering niet gedeblokkeerd.
Doel van de schakelstanden
Schakel-
standDoel of functie
PParkeren van de auto/
inschakelen van het hybri-
desysteem
R Achteruit
NNeutraalstand (Toestand
waarbij het vermogen niet
wordt overgebracht)
D Normaal rijden
*1
SRijden in stand S*2
(→Blz. 214)
*1: Zet de selectiehendel onder normale
rijomstandigheden in stand D voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik en een zo
laag mogelijke geluidsproductie.
*2:Door in stand S een schakelbereik te
selecteren, kunt u de mate van accelereren
en afremmen op de motor beïnvloeden.
Selecteren van een rijmodus
→Blz. 283
Selecteren van het schakelbereik in
stand S
Zet de selectiehendel in stand S. Het
schakelbereik kan worden geselecteerd
met de selectiehendel.
1Opschakelen
2Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S6, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in stand
Sis4.
Schakelbereiken en hun functies (stand
S)
• U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde cruise control of
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de
motor afgeremd omdat de cruise control
of Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik niet wordt
uitgeschakeld.
• Als er tijdens het rijden in stand S
wordt teruggeschakeld naar 5 of 4.
• Als tijdens het rijden in stand D de
sportmodus wordt ingeschakeld.
(→Blz. 283)
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 193
1
2
4.2 Rijprocedures
213
4
Rijden
Page 218 of 522

Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het aantal keren dat de richtingaanwijzers
tijdens het veranderen van rijstrook
knipperen kan worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→
blz. 503)
4.2.6 Parkeerrem
U kunt kiezen uit de volgende functies.
Automatische modus
De parkeerrem wordt automatisch
geactiveerd of gedeactiveerd
overeenkomstig de bediening van de
selectiehendel. Ook wanneer de
automatische modus is ingeschakeld, kan de
parkeerrem handmatig worden geactiveerd
en gedeactiveerd. (→
Blz. 217)
1Schakelt de automatische modus in
(houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog getrokken
tot “EPB Shift Interlock Function
Activated.” (Schakelblokkeringsfunctie
EPB geactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
• Wanneer u de selectiehendel uit
stand P zet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en doven het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem.
•
Wanneer u de selectiehendel in stand Pzet, wordt de parkeerrem geactiveerd
en gaan het waarschuwingslampje van
de parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal intrapt.
2Schakelt de automatische modus uit
(houd bij stilstaande auto de parkeerre-
mschakelaar ingedrukt tot “EPB Shift
Interlock Function Deactivated.”
(Schakelblokkeringsfunctie EPB
gedeactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
Handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
1Trek de parkeerremschakelaar omhoog
om de parkeerrem te activeren
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gaan branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem te deactiveren.
Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem doven.
4.2 Rijprocedures
216
Page 219 of 522

Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem knipperen, bedien de
schakelaar dan nogmaals. (→Blz. 445)
Werking van parkeerrem
• Als het contact niet AAN staat, kunt u
de parkeerrem niet met de schakelaar
deactiveren.
• Als het contact niet AAN staat, is de
automatische modus (automatische
activering en deactivering) niet
beschikbaar.
Automatisch deactiveren
De parkeerrem wordt automatisch
gedeactiveerd wanneer u het gaspedaal
langzaam intrapt. De parkeerrem wordt
in de volgende situaties automatisch
gedeactiveerd:
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
• Zet de selectiehendel in een vooruit-
of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Als de functie voor het automatisch
deactiveren niet werkt, deactiveer de
parkeerrem dan handmatig.
Als “EPB Frequently Operated, Wait a
Minute.” (EPB veelvuldig bediend.
Wacht even) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Als de parkeerrem herhaaldelijk
gedurende korte tijd bediend wordt, zal
het systeem de werking beperken om
oververhitting te voorkomen. Gebruik
de parkeerrem niet als dit gebeurt. Na
ongeveer 1 minuut zal de werking weer
normaal zijn.Als “EPB Activation Incomplete.”
(activering EPB niet voltooid) of “EPB
Unavailable” (EPB niet beschikbaar) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Bedien de parkeerremschakelaar. Als de
melding niet verdwijnt nadat de
schakelaar een aantal keer is bediend, zit
er mogelijk een storing in het systeem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Geluid parkeerrem
Wanneer de parkeerrem geactiveerd is,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Waarschuwingslampje parkeerrem en
lampje parkeerrem
• Afhankelijk van de stand van het
contact gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden en blijven ze
branden zoals hieronder beschreven:
AAN: Gaat branden totdat de
parkeerrem wordt gedeactiveerd.
Niet AAN: Blijft gedurende ongeveer
15 seconden branden.
• Wanneer het contact UIT wordt gezet
en de parkeerrem geactiveerd is,
zullen het waarschuwingslampje van
de parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gedurende ongeveer
15 seconden blijven branden. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Wijzigen van de modus
Wanneer de automatische modus
aan/uit wordt gezet, wordt de melding
op het multi-informatiedisplay
weergegeven en klinkt de zoemer.
Parkeren van de auto
→Blz. 192
4.2 Rijprocedures
217
4
Rijden
Page 220 of 522

Waarschuwingszoemer geactiveerde
parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto
wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “EPB Applied.” (EPB
geactiveerd) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem gaat branden
→Blz. 445
Gebruik in de winter
→Blz. 355
WAARSCHUWING!
Bij het parkeren
Laat een kind niet alleen in de auto
achter. De parkeerrem kan onbedoeld
worden gedeactiveerd waardoor de
auto in beweging kan komen, hetgeen
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
Parkeerremschakelaar
Plaats geen objecten in de buurt van de
parkeerremschakelaar. Objecten
kunnen de schakelaar hinderen en er
mogelijk toe leiden dat de parkeerrem
onverwachts wordt bediend.
OPMERKING
Bij het parkeren
Zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem voordat u de
auto verlaat en controleer of de auto
niet beweegt.
OPMERKING(Vervolg)
Wanneer een storing in het systeem
optreedt
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de
waarschuwingsmeldingen.
Wanneer de parkeerrem niet gedeacti-
veerd kan worden door een storing
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd, kunnen de onderdelen van
het remsysteem oververhit raken,
waardoor de remprestaties in negatieve
zin kunnen worden beïnvloed en de
onderdelen van het remsysteem sneller
slijten. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2.7 Brake Hold
Het Brake Hold-systeem houdt na
activering de remmen vast wanneer de
selectiehendel in stand D, S (M20A-FXS
motor) of N staat en het rempedaal
ingetrapt werd om de auto tot stilstand
te brengen. Het systeem laat de rem los
wanneer het gaspedaal ingetrapt wordt
en de selectiehendel in stand D of S
(M20A-FXS motor) staat om zo voor
soepel wegrijden te zorgen.
Activeert het Brake Hold-systeem
Het controlelampje voor de
stand-bystand van het Brake
Hold-systeem (groen) gaat branden.
4.2 Rijprocedures
218
Page 221 of 522

Als het systeem de remmen vasthoudt,
gaat het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking (geel) branden.
Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake Hold-systeem
is ingeschakeld, wordt het systeem
uitgeschakeld en gaat het controlelampje
voor de stand-bystand van het Brake
Hold-systeem uit. Wanneer een van deze
omstandigheden zich voordoet terwijl het
systeem de remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op hetmulti-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem uitgaat. (→Blz. 216)
Wanneer een controle door uw
Toyota-dealer nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Fault Depress Brake to
Deactivate Visit Your Dealer” (Storing
Brake Hold. Trap rem in om te
deactiveren. Laat auto bij dealer
controleren) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2 Rijprocedures
219
4
Rijden
Page 222 of 522

Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 445
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 223) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en uitgeschakeld.
(Wanneer het contact AAN staat.)
2De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3De koplampen en alle verlichting
die hierboven genoemd is, gaan branden.
4.2 Rijprocedures
220
Page 225 of 522

Deze functie wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
• Wanneer het contact AAN wordt
gezet.
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend.
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid
lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 503)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
4.3.2 Automatic High Beam*
*: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
maakt gebruik van een ingebouwde
camera voor om de helderheid van
bijvoorbeeld de straatverlichting en de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers te meten, en schakelt
indien nodig automatisch het grootlicht
in of uit.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van het Automatic High
Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig, houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onjuiste werking van
het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem
1. Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat.
2. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
de koplampen automatisch worden
ingeschakeld om aan te geven dat het
systeem is ingeschakeld.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
223
4
Rijden