TOYOTA COROLLA CROSS 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: COROLLA CROSS, Model: TOYOTA COROLLA CROSS 2022Pages: 562, PDF Size: 89.56 MB
Page 261 of 562

OPMERKING(Vervolg)
stoeprand aan begeleid. Breng, als het
ernaar uitziet dat de auto de
stoeprand gaat raken of van de weg
raakt, de auto tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om het systeem uit te
schakelen.
• Wanneer zich aan de binnenzijde van
het parkeervak een muur of ander
obstakel bevindt, komt de auto
mogelijk tot stilstand op een positie
net buiten het ingestelde beoogde
parkeervak.
Functie wegrijden uit fileparkeervak
Advanced Park
Beschrijving functie
Als bij het wegrijden uit een
fileparkeervak het systeem oordeelt dat
verlaten van het parkeervak mogelijk is,
kan de functie wegrijden uit
fileparkeervak worden gebruikt. Ook kan,
afhankelijk van de omgeving, de stand
van de transmissie worden gewijzigd
door de begeleidingsregeling als de
rijrichting van de auto moet worden
veranderd.Verlaten van een parkeervak met behulp
van de functie wegrijden uit
fileparkeervak
1. Druk met ingetrapt rempedaal en de
transmissie in stand P op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
en controleer of het selectiescherm
voor de vertrekrichting wordt
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem.
2. Selecteer een pijl op het scherm van
het audiosysteem om de richting te
kiezen waarin u wilt wegrijden.
Met behulp van de
richtingaanwijzerschakelaar kunt u
alleen kiezen om naar links of rechts
weg te rijden.
3. Trap het rempedaal in en selecteer de
toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen.
Als de begeleiding wordt
uitgeschakeld, wordt “Advanced Park
Cancel” (Advanced Park
uitgeschakeld) weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
4
Rijden
Page 262 of 562

Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:→blz. 254
4. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. Zodra de
auto in een positie staat waaruit u
kunt wegrijden, wordt “You can exit by
moving the steering wheel” (u kunt
wegrijden door het stuurwiel te
bedienen) weergegeven. Als het
stuurwiel wordt bediend, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
→Blz. 254Functie wegrijden uit fileparkeervak
Gebruik de functie wegrijden uit een
fileparkeervak niet in een andere situatie
dan bij het verlaten van een
fileparkeervak. Trap het rempedaal in,
breng de auto tot stilstand en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit te
schakelen als de begeleiding onbedoeld
in werking is getreden.
Situaties waarin de functie wegrijden
uit fileparkeervak niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden uit fileparkeervak niet:
• Als er in de vertrekrichting auto's
staan te wachten bij een verkeerslicht
• Als er een auto stilstaat op de rijbaan
achter de plek van waaruit de auto
vertrekt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich
een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een zijsensor voor of achter
bevindt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
260
Page 263 of 562

• Wanneer de auto geparkeerd staat op
een stoeprand en een zijsensor het
wegdek signaleert
• Als er geen auto geparkeerd staat
vóór de auto
• Als er heel veel ruimte zit tussen de
voorzijde van de auto en een
geparkeerde auto
Geheugenfunctie Advanced Park
Beschrijving functie
De geheugenfunctie kan worden gebruikt
om te parkeren in een eerder
geregistreerd parkeervak, zelfs als er
geen belijning is aangebracht en er geen
ernaast geparkeerde auto's zijn.
Er kunnen maximaal 3 parkeervakken
worden geregistreerd.Registreren van een parkeervak
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m
2. Druk op de hoofdschakelaar en
selecteer
.
Als de hoofdschakelaar van Advanced
Park wordt ingedrukt bij een
parkeervak zonder lijnen of nabij
geparkeerde auto's, wordt mogelijk
“No available parking space” (geen
parkeervak beschikbaar)
weergegeven. Houd
ingedrukt.
3. Selecteer de functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) of de functie
fileparkeren.
Alleen parkeervakken waarvoor
assistentie kan worden uitgevoerd
worden weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
4
Rijden
Page 264 of 562

4. Selecteer de parkeerrichting.
Wanneer haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is geselecteerd in
stap3
Wanneer fileparkeren is geselecteerd
in stap3
5. Pas met behulp van de pijltoetsen de
positie van het te registreren
parkeervak aan en selecteer
vervolgens de toets OK.6. Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een
melding met betrekking tot de
werking weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de
begeleiding wordt gestart.
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:→blz. 254
7. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto stopt in het
beoogde parkeervak.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262
Page 265 of 562

8. Zet de selectiehendel in stand P als de
auto wordt stilgezet.
9. Controleer de positie waarop de auto
tot stilstand is gekomen. Pas indien
nodig de positie van het te registreren
parkeervak aan met behulp van de
pijltoetsen en selecteer vervolgens de
toets “Reg.”.
“Registration Completed” (registratie
voltooid) wordt weergegeven op het
scherm van het audiosysteem.
• Registreer het parkeervak alleen als er
geen obstakels aanwezig zijn binnen
het met de dikke lijnen aangegeven
gebied.
• De mate waarin de positie van het te
registreren parkeervak kan worden
aangepast, is beperkt.
Bij het parkeren in een met behulp van de
geheugenfunctie geregistreerd
parkeervak
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
AOngeveer 1 m2. Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park en controleer of er een
mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem.
Als de toets MODE wordt
weergegeven, kan deze worden
gekozen om te wisselen tussen de
geheugenfunctie, de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en de
functie fileparkeren.
3. Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
Voer de procedure voor de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) uit vanaf
stap3.(→Blz. 252)
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
→Blz. 254
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
4
Rijden
Page 266 of 562

Bij het overschrijven van een
geregistreerd parkeervak
Als het maximale aantal parkeervakken is
geregistreerd en
wordt geselecteerd,
kan een geregistreerd parkeervak worden
geselecteerd en vervolgens worden
overschreven met een nieuw parkeervak.
Als er meerdere parkeervakken zijn
geregistreerd
Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
OPMERKING
Bij gebruik van de geheugenfunctie
• De geheugenfunctie is een functie die
u begeleidt bij het parkeren in een
eerder geregistreerd parkeervak. Als
de toestand van het wegdek, de auto
of de omgeving anders is dan bij de
registratie, wordt het parkeervak
mogelijk niet goed gesignaleerd of
wordt u niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
OPMERKING(Vervolg)
• Registreer een parkeervak niet in
onderstaande situaties, omdat het
ingestelde parkeervak dan mogelijk
niet kan worden geregistreerd of
begeleiding later wellicht niet
mogelijk is.
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
– Als het regent of sneeuwt
– Als de omgeving donker is ('s
nachts, enz.)
• In de volgende situaties kan een
parkeervak mogelijk niet worden
geregistreerd.
– Als er onvoldoende ruimte aanwezig
is tussen de weg en het parkeervak
– Als het wegdek rond het parkeervak
niet zodanig afwijkt dat het systeem
het kan herkennen
• Als een parkeervak is geregistreerd in
een van de volgende situaties, wordt
de begeleiding later mogelijk niet
gestart of is begeleiding naar de
geregistreerde positie wellicht niet
mogelijk.
– Als er schaduwen over het
parkeervak vallen (er bevindt zich
een carport boven het parkeervak,
enz.)
– Als er bladeren, afval of andere
objecten in het parkeervak liggen
die kunnen bewegen
– Als het wegdek rond het parkeervak
eenzelfde zich herhalend patroon
heeft (klinkers, enz.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Page 267 of 562

OPMERKING(Vervolg)
• In de volgende situaties kan het
systeem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde parkeerplaats:
– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als er een object wordt
gesignaleerd in het geregistreerde
parkeervak
– Wanneer er een voetganger of
passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
– Als de positie waarin de auto
stilstaat bij het starten van de
begeleiding afwijkt van de positie
tijdens het uitvoeren van de
registratie
– Als het geregistreerde parkeervak
niet kan worden bereikt door de
aanwezigheid van parkeerblokken,
enz.
– Als op de weg in de buurt van het
parkeervak een laag uitsteeksel
aanwezig is
– Als het wegdek rond het parkeervak
eenzelfde zich herhalend patroon
heeft
– Als het wegdek rond het parkeervak
is gewijzigd (wegdek is verslechterd
of vernieuwd)
– Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt
van toen de registratie werd
uitgevoerd (door de
weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
– Als het parkeervak tijdelijk verlicht
wordt (verlichting van een andere
auto, beveiligingslicht, enz.)
OPMERKING(Vervolg)
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
– Als er zonlicht direct op een camera
valt, zoals bij laagstaande zon
– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak zich op een
helling bevindt
– Als er warm of koud water op de
camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als er accessoires zijn gemonteerd
die het zicht van de camera
belemmeren
Als de begeleiding wordt beëindigd
tijdens de registratie, voer de registratie
dan opnieuw uit.
• Als tijdens het registreren van een
parkeervak met behulp van de
geheugenfunctie het wegdek niet kan
worden gesignaleerd, wordt “Unable
to find necessary mark to register as
parking space” (kan geen
noodzakelijke markering vinden om
parkeervak te registreren)
weergegeven.
• Stop bij het gebruik van de
geheugenfunctie altijd direct vóór de
stoppositie. Anders kan het
parkeervak mogelijk niet goed
worden gesignaleerd of wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Gebruik de geheugenfunctie niet als
een camera is blootgesteld aan een
hevige schok of beelden van de
Panoramic View Monitor niet goed
zijn uitgelijnd.
• Omdat als een camera is vervangen de
plaatsingshoek van de camera
gewijzigd zal zijn, moeten de
parkeervakken van de
geheugenfunctie opnieuw worden
geregistreerd.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
4
Rijden
Page 268 of 562

Uitschakelen/onderbreken Advanced
Park
De begeleiding wordt uitgeschakeld als
In de volgende situaties wordt de werking
van Advanced Park uitgeschakeld.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het
rempedaal in om de auto tot stilstand te
brengen.
Aangezien het systeem is uitgeschakeld,
dient u het weer in te schakelen of
handmatig door te gaan met parkeren
met behulp van het stuurwiel.
• De hoofdschakelaar van Advanced
Park wordt ingedrukt
• De selectiehendel is in stand P gezet,
terwijl dit niet werd aangegeven
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er wordt een portier geopend
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt
• De buitenspiegels worden ingeklapt
• De TRC of VSC wordt uitgeschakeld
• De TRC, de VSC of het ABS in werking
is
• De startknop wordt ingedrukt
• Het systeem oordeelt dat de
begeleiding niet kan worden
voortgezet in de huidige
parkeeromgeving
• Er zit een storing in het systeem
• Terwijl de auto stilstond, werd
“Cancel” (annuleren) geselecteerd op
het scherm van het audiosysteem
De begeleiding wordt onderbroken als
In de volgende situaties wordt de werking
van Advanced Park onderbroken.
De begeleiding kan weer worden gestart
door de aanwijzingen op het scherm van
het audiosysteem te volgen.
• Het stuurwiel wordt bediend
• Het gaspedaal wordt ingetrapt• De selectiehendel is in een andere
stand (behalve stand P) gezet tijdens
het rijden
• De remregeling is in werking
• De cameratoets wordt ingedrukt
• De PKSB (Parking Support Brake) of
de PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
werkt
Wijzigen van de instellingen van
Advanced Park
Selecteer
op het scherm van het
audiosysteem en selecteer vervolgens
“Advanced Park”.
“Speed Profile” (snelheidsprofiel)
De rijsnelheid voor de begeleiding kan
worden ingesteld.
Deze instelling kan niet worden gewijzigd
tijdens het registreren van een
parkeervak in de geheugenfunctie.
“Detect. range” (detectiegebied)
De afstand waarop obstakels worden
vermeden tijdens de begeleiding kan
worden ingesteld.
“Prk. Method” (parkeermethode)
De voorkeursparkeerrichting die wordt
weergegeven bij een parkeervak waarbij
haaks inparkeren (vooruit/achteruit) en
fileparkeren mogelijk zijn, kan worden
ingesteld.
“Prk. direction” (parkeerrichting)
De voorkeursparkeerrichting die wordt
weergegeven wanneer vooruit of
achteruit haaks inparkeren mogelijk is,
kan worden geselecteerd.
“Exit dir.: Per.” (wegrijrichting haaks)
De voorkeursrichting voor het wegrijden
die wordt weergegeven wanneer vooruit
of achteruit wegrijden uit een parkeervak
naar links of rechts mogelijk is, kan
worden geselecteerd.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
266
Page 269 of 562

“Exit dir.: Par.” (wegrijrichting parallel)
De voorkeursrichting voor het wegrijden
die wordt weergegeven wanneer
wegrijden uit een fileparkeervak mogelijk
is, kan worden geselecteerd.
“Parking view” (parkeerbeeld)
De weergavehoek van het camerabeeld
bij het gebruik van de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) of de
functie fileparkeren kan worden
ingesteld.
“Exit view” (wegrijbeeld)
De weergavehoek van het camerabeeld
bij het gebruik van de functie wegrijden
uit haaks parkeervak (vooruit/achteruit)
of de functie wegrijden uit fileparkeervak
kan worden ingesteld.
“Parking Path Adjustment” (aanpassen
parkeerkoers)
De koers die wordt aangehouden bij de
parkeerbegeleiding, kan naar binnen of
naar buiten worden aangepast.
Als de banden versleten zijn, kan de koers
van de auto afwijken van het midden van
het parkeervak. Gebruik in dat geval deze
instelling om de parkeerkoers aan te
passen.
“Road Width Adjustment” (instellen
breedte weg)
Als de parkeerbegeleiding wordt gestart,
kan de mate van beweging in zijwaartse
richting terwijl de auto naar voren rijdt,
worden aangepast.
“Park Position Adjustment(fwd.)”
(instellen parkeerpositie vooruit)
De positie waarbij haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is voltooid kan
worden aangepast. (Behalve bij gebruik
van de geheugenfunctie.)“Park Position Adjustment(rev.)”
(instellen parkeerpositie achteruit)
De positie waarbij haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) is voltooid kan
worden aangepast. (Behalve bij gebruik
van de geheugenfunctie.)
“Rear Accessory Setting” (instellen
accessoire achter)
Als een accessoire, zoals een trekhaak, is
geïnstalleerd aan de achterzijde van de
auto, kan de lengte van de achterzijde van
de auto worden aangepast om te helpen
een aanrijding met objecten aan de
achterzijde van de auto te voorkomen.
“Clear Registered Parking Space” (wissen
geregistreerd parkeervak)
De in de geheugenfunctie geregistreerde
parkeervakken kunnen worden gewist.
Informatie over een parkeervak kan niet
worden gewist terwijl de begeleiding is
gestart of terwijl informatie over een
parkeervak wordt geregistreerd in de
geheugenfunctie.
Weergegeven meldingen Advanced
Park
Op het scherm van het audiosysteem
worden de bedrijfsstatus, werking van de
begeleiding, enzovoort van Advanced
Park weergegeven. Als er een melding
wordt weergegeven, handel dan volgens
de weergegeven content.
Als “No available parking space” (geen
parkeervak beschikbaar) wordt
weergegeven
Verplaats de auto naar een locatie waar
een parkeervak of parkeerlijnen kunnen
worden gesignaleerd.
Als “Unavailable in current condition”
(niet beschikbaar in actuele situatie)
wordt weergegeven
Verplaats de auto naar een andere locatie
en gebruikt het systeem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
267
4
Rijden
Page 270 of 562

Als “Not enough space to exit” (niet
genoeg ruimte om weg te rijden) wordt
weergegeven
De functie wegrijden uit een
fileparkeervak kan niet worden gebruikt
doordat bijvoorbeeld de afstand tussen
uw auto en geparkeerde auto's voor en
achter uw auto te kort is of er zich een
object in de vertrekrichting bevindt.
Controleer de toestand van het gebied
rond de auto en verlaat het parkeervak
handmatig.
Als “Cannot control speed” (kan
snelheid niet regelen) wordt
weergegeven
Het systeem oordeelde dat het de
snelheid van de auto niet kon regelen
toen het systeem werd gebruikt in een
gebied met een helling of hoogteverschil
en de begeleiding werd uitgeschakeld.
Gebruik het systeem op een locatie met
een horizontale ondergrond.
Als “Obstacle detected” (obstakel
gesignaleerd) wordt weergegeven
Als een bewegend of stilstaand object is
gesignaleerd waarmee uw auto in botsing
zou kunnen komen, wordt de begrenzing-
sregeling/remregeling van het hybride-
systeem uitgevoerd om de Advanced
Park-begeleiding te onderbreken.
Controleer de toestand van de omgeving.
Selecteer de toets “Start” op het scherm
van het audiosysteem om de begeleiding
te hervatten.
Als “Unable to find necessary mark to
register as parking space” (kan geen
noodzakelijke markering vinden om
parkeervak te registreren) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven als
wordt geselecteerd bij een parkeervak
dat niet kan worden gesignaleerd.
Bedien het systeem bij een parkeervak
waar de verschillen in het wegdek kunnen
worden herkend. (→Blz. 261)
4.5.17 Safe Exit Assist*
*Indien aanwezig
Het Safe Exit Assist-systeem gebruikt
radarsensoren aan de linker en rechter
binnenzijde van de achterbumper om de
inzittenden te informeren over
naderende voertuigen of fietsers om een
botsing te helpen voorkomen bij het
openen van de portieren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd veilig en houd
rekening met de omgeving.
•
Safe Exit Assist is een aanvullend
systeem dat, wanneer de auto tot
stilstand is gebracht, de inzittenden
informeert over eventuele naderende
voertuigen en fietsen. Vertrouw niet
uitsluitend op dit systeem voor het
beoordelen van de veiligheid. Wanneer
u dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg. In bepaalde situaties werkt
dit systeem mogelijk niet optimaal.
Daarom moeten de inzittenden
rechtstreeks en met behulp van de
spiegels visueel controleren of de
situatie veilig is.
Systeemonderdelen
AMulti-informatiedisplay
In- en uitschakelen van het Safe Exit
Assist-systeem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
268