TOYOTA COROLLA CROSS 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: COROLLA CROSS, Model: TOYOTA COROLLA CROSS 2022Pages: 562, PDF Size: 89.56 MB
Page 241 of 562

in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat er onmiddellijk moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) wordt
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remregeling
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) wordt
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van dat van de Toyota Parking
Assist-sensor. (→Blz. 215) Daardoor
wordt de PKSB (Parking Support Brake)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 217
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 218
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
239
4
Rijden
Page 242 of 562

Bewegende voertuigen achter de auto (indien aanwezig)
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts of links achter nadert en het
systeem bepaalt dat een aanrijding waarschijnlijk is, activeert deze functie de remmen om
de kans op een aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 214
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 211
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 72, blz. 377) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Voertuigen die de auto van rechts of
links achter naderen met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.– De selectiehendel staat in stand R.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding met een naderend
voertuig te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat een noodstop
noodzakelijk is om een aanrijding
met een naderend voertuig te
voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) wordt
uitgeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
240
Page 243 of 562

– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) wordt
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiegebied van het systeem
verschilt van het detectiegebied van de
RCTA (→blz. 225). Daardoor wordt hetPKSB-systeem (Parking Support Brake)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een object en wordt
er een waarschuwing gegeven.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, de PKSB (Parking
Support Brake) niet is uitgeschakeld en
de remregeling in werking is, klinkt de
zoemer om de bestuurder hierop te
attenderen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 226
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 227
Voetgangers achter de auto (indien aanwezig)
Wanneer de camerasensor achter tijdens het achteruitrijden een voetganger signaleert
achter de auto en het systeem oordeelt dat de kans op een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is, klinkt er een zoemer. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met de gesignaleerde voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
Wanneer tijdens het achteruitrijden een voetganger wordt gesignaleerd achter de auto of
het rempedaal niet of te laat wordt ingetrapt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
Page 244 of 562

Scherm audiosysteem
Geeft een melding weer om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken wanneer er
een voetganger wordt gesignaleerd in het
detectiegebied achter de auto.
AVoetgangerdetectie-icoon
BRemherinnering
WAARSCHUWING!
Als het systeem onnodig wordt
geactiveerd
Trap het rempedaal in direct nadat het
systeem in werking is getreden. (De
werking van de functie wordt
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen.)
Juist gebruik van het systeem
→Blz. 228
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 72, blz. 377) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert
tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto.
– Het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat een noodstop
noodzakelijk is om een aanrijding
met een voetganger te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer
achter de auto gesignaleerd.
• Remregeling
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
Opnieuw inschakelen van het systeem
→Blz. 236
Detectiegebied
Het detectiegebied van het systeem ver-
schilt van het detectiegebied van de RCD-
functie (→
blz. 229). Daardoor wordt de
PKSB (Parking Support Brake) mogelijk
niet geactiveerd, ook al signaleert de
RCD-functie een voetganger en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 230
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 231
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 562

Stilstaande objecten rond de auto (auto's met Advanced Park) (indien aanwezig)
Als een sensor tijdens het parkeren een stilstaand object signaleert, zoals een muur, en de
kans op een aanrijding bestaat, zal het systeem in werking treden om de aanrijding te
voorkomen of de impact te verminderen.
Het systeem werkt in de volgende situaties wanneer in de omgeving van de auto een
stilstaand object wordt gesignaleerd.
Als er bij vooruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object
aan de binnenzijde van een bocht
Als er bij achteruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object
aan de buitenzijde van een bocht
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Page 246 of 562

Voorwaarden voor werking
Deze functie is actief wanneer aan de
werkingsvoorwaarden voor het
signaleren van stilstaande objecten rond
de auto wordt voldaan en onder een van
de volgende omstandigheden.
• Nadat het hybridesysteem is gestart
en de auto maximaal 7 m heeft
gereden.
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in
stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 239
Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 217
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet (→blz. 219), de
PKSB (Parking Support Brake-systeem)
is ingeschakeld (→blz. 233) en de
sensoren voor en achter een object
signaleren en de remregeling wordt
uitgevoerd, klinkt de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor om de
geschatte afstand tot het obstakel aan
te geven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 217Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve in de situaties waarin
stilstaande objecten rond de auto
(→blz. 238) mogelijk niet door de
sensoren worden gesignaleerd, werkt
het systeem mogelijk ook niet in de
volgende gevallen:
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals
fileparkeren
Signaleren van objecten naast de auto
→Blz. 222
4.5.16 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Beschrijving functie
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal. (De
bestuurder bedient de selectiehendel.)
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor* het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat van
het wegdek of de auto of de afstand
tussen de auto en het parkeervak is het
wellicht niet mogelijk om het parkeren in
het beoogde vak te begeleiden.
*Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 247 of 562

Functies
Functie haaks inparkeren (vooruit/
achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto tot stilstand is
gebracht in de buurt van het beoogde
parkeervak tot het moment dat de auto
zich in het parkeervak bevindt.
(→Blz. 252)
Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto geparkeerd staat tot
het moment dat de auto zich op een plek
bevindt waar u het parkeervak
gemakkelijk kunt verlaten. (→Blz. 254)
Functie fileparkeren
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto tot stilstand is
gebracht in de buurt van het beoogde
parkeervak tot het moment dat de auto
zich in het parkeervak bevindt.
(→Blz. 256)
Functie wegrijden uit fileparkeervak
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto geparkeerd staat tot
het moment dat de auto zich op een plek
bevindt waar u het parkeervak
gemakkelijk kunt verlaten. (→Blz. 259)
Geheugenfunctie
De begeleidingsfunctie werkt totdat de
auto in een eerder geregistreerd
parkeervak is begeleid. (→Blz. 261)
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt. Vertrouw niet uitsluitend
op dit systeem. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
• Houd de omgeving in de gaten als de
auto rijdt, net als bij elke andere auto.
• Let altijd op de omgeving van de auto
als het systeem in werking is en trap
indien nodig het rempedaal in om
snelheid te minderen of de auto tot
stilstand te brengen.
• Controleer voordat u met parkeren
begint of het beoogde parkeervak
groot genoeg is voor de auto.
• Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat
van het wegdek of de auto, of de
afstand tussen de auto en het
parkeervak is het wellicht niet
mogelijk een parkeervak te
signaleren of kan het systeem u
mogelijk niet begeleiden tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Dit systeem begeleidt de auto naar
een geschikte positie om de
rijrichting te veranderen, maar als u
merkt dat de auto op een bepaald
moment de ernaast geparkeerde
auto te dicht nadert, trap dan het
rempedaal in en zet de transmissie in
een andere stand. Als u dat doet,
neemt het aantal keer dat de auto
van rijrichting verandert echter
mogelijk toe en wordt de auto
mogelijk schuin geparkeerd.
• De volgende objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
Controleer daarom altijd de
veiligheid van het gebied rondom uw
auto en trap het rempedaal in om de
auto tot stilstand te brengen als de
kans bestaat dat hij een object raakt.
– Dunne objecten zoals draden,
hekken en touwen
– Katoen, sneeuw en andere
materialen die geluidsgolven
absorberen
– Zeer hoekige objecten
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden
Page 248 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Lage objecten (stoepranden,parkeerblokken, enz.)
– Hoge objecten waarbij het bovenste deel uitsteekt
• Zelfs als er zich een object in het beoogde parkeervak bevindt, wordt
dit mogelijk niet gesignaleerd en
wordt de begeleiding mogelijk toch
gestart.
• Als het systeem in werking is en de kans bestaat dat uw auto een
voertuig, parkeerblok, object of
persoon raakt, trap dan het rempedaal
in om de auto tot stilstand te brengen
en druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om het systeem uit te
schakelen.
• Gebruik nooit alleen het scherm van het audiosysteem om het gebied
achter de auto te bekijken. De
afbeelding wijkt mogelijk af van de
werkelijke situatie. Als u tijdens het
achteruitrijden alleen het scherm
gebruikt, kan dat leiden tot een
ongeval, bijvoorbeeld een aanrijding
met een ander voertuig. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks of door
gebruik te maken van de spiegels op
de veiligheid van het gebied rondom
de auto, met name achter de auto.
• Bij extreem lage buitentemperaturen is het scherm mogelijk donker of het
weergegeven beeld onduidelijk.
Controleer ook via de ruiten en
spiegels de veiligheid van het gebied
rondom de auto, aangezien
bewegende objecten mogelijk
vervormd of helemaal niet op het
scherm worden weergegeven.
• In de volgende situaties wordt Advanced Park, terwijl de auto erdoor
tot stilstand is gebracht, mogelijk
uitgeschakeld en komt de auto
mogelijk in beweging. Trap het
rempedaal onmiddellijk in. Anders kan
zich een ongeval voordoen.– Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als instructies van het systeem nietbinnen een bepaalde tijd worden
opgevolgd
– Als het rempedaal wordt ingetrapt en de auto gedurende een bepaalde
tijd stilstaat
– Wanneer een storing in het systeem optreedt
• Let goed op de volgende punten, aangezien het stuurwiel draait als het
systeem in werking is.– Let erop dat uw stropdas, sjaal of arm niet door het draaiende
stuurwiel geraakt kan worden. Houd
uw bovenlichaam uit de buurt van
het stuurwiel. Houd ook kinderen uit
de buurt van het stuurwiel.
– Lange vingernagels kunnen door het draaiende stuurwiel geraakt
worden waardoor u letsel kunt
oplopen.
– Breng in een noodgeval de auto tot stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
om het systeem uit te schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand zijn of haar handen of voeten uit het raam steekt
terwijl dit systeem in werking is.
Voor een juiste werking van Advanced
Park
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan mogelijk niet veilig met de auto
gereden worden en kan een ongeval het
gevolg zijn.
• Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als u op andere plekken dan in gebruikelijke parkeervakken wilt
parkeren
– Als de parkeerplaats is bedekt met zand of grind en er geen duidelijke
belijning is aangebracht
– Als het parkeervak niet horizontaal is, bijvoorbeeld op een helling, of als
er hoogteverschillen zijn
– Mechanisch parkeersysteem
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
Page 249 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Parkeerplaats met een voorziening
die contact maakt met de
onderzijde van de auto
– Als het wegdek bevroren of glad is
of is bedekt met sneeuw
– Als het extreem warm is en het
asfalt zacht is geworden
– Er bevinden zich objecten rondom
de auto.
– Als er zich een object bevindt tussen
uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
– Als er zich een geul bevindt tussen
uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
– Als er zich een gat of geul in de
vertrekrichting bevindt
– Als u zich in een gebied bevindt met
veel voetgangers of voertuigen
– Als het parkeervak zich op een
locatie bevindt waar inparkeren
lastig is (te smal voor uw auto, enz.)
– Als de beelden onduidelijk zijn door
vuil of sneeuw op de cameralens,
licht dat in de camera schijnt of
schaduwen
– Bij gebruik van sneeuwkettingen of
een compact reservewiel
– Als de portieren of de achterklep
niet geheel zijn gesloten
– Als iemand een arm uit het raam
steekt
– Onder barre weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval of
sneeuw
• Gebruik alleen de standaard
bandenmaat, zoals die van de banden
waarmee de auto af fabriek was
uitgerust. Anders werkt Advanced
Park mogelijk niet goed. Als de
banden zijn vervangen, wordt tevens
mogelijk de positie van de lijnen of het
vak verkeerd weergegeven op het
scherm. Neem voor het vervangen van
de banden contact op met een
WAARSCHUWING!(Vervolg)
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• In de volgende situaties kan het
systeem u mogelijk niet begeleiden
naar de geselecteerde parkeerplaats:
– Als de banden erg versleten zijn of
als de bandenspanning te laag is
– Wanneer de auto zwaar beladen is
– Wanneer de auto schuin staat door
een zware belading
– Als het wegdek van het parkeervak
wordt verwarmd (ter voorkoming
van bevriezing van het wegdek)
– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd, bijvoorbeeld nadat een
wiel is blootgesteld aan een hevige
schok
– Wanneer er een voetganger of
passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
– Als iets ten onrechte wordt
gesignaleerd als parkeerlijn
(verlichting, reflecties van een
gebouw, hoogteverschillen op het
parkeeroppervlak, geul, geverfde
lijnen op de weg, opnieuw
getrokken lijnen, enz.)
Als in een andere dan bovengenoemde
situatie de auto sterk afwijkt van het
ingestelde parkeervak, laat de auto dan
zo snel mogelijk controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen voor het
gebruik van Advanced Park
Klap de buitenspiegels in en uit als de
12V-accu ontladen is geweest of is
verwijderd en weer is geplaatst.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Page 250 of 562

Soorten camera's en sensoren die
worden gebruikt voor Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
Camera voor
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 214Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden
gebruikt, wijken de kleuren in de
weergegeven afbeeldingen mogelijk af
van de werkelijke kleuren.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Raadpleeg voor meer informatie over het
onderstaande “Panoramic view monitor
(auto's met Advanced Park)” of “Parking
Assist-systeem” in de handleiding voor
het multimediasysteem.
• Bereik dat kan worden weergegeven
op de schermen
• Camera's
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke weg
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke objecten
Detectiebereik van de camera's en
sensoren
• Als er een auto geparkeerd staat
achter het beoogde parkeervak en de
afstand tussen deze auto en uw auto
te groot wordt, kan deze auto mogelijk
niet meer worden gesignaleerd.
Afhankelijk van de vorm en de staat
van een geparkeerde auto, wordt het
detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden
gesignaleerd.
• Andere objecten dan geparkeerde
auto's, zoals een pilaar of muur,
worden mogelijk niet gesignaleerd. En
als ze wel worden gesignaleerd, wordt
het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed ingesteld.
Situaties waarin witte
parkeervaklijnen mogelijk niet goed
worden herkend
• In de volgende situaties worden
parkeervaklijnen op het wegdek
mogelijk niet gesignaleerd:
– Als er voor het parkeervak geen
witte lijnen zijn gebruikt
(parkeervak is begrensd met
touwen, blokken, enz.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248