TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2019Pages: 690, PDF Size: 111.12 MB
Page 381 of 690

380
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de func-
tie in/uit te schakelen.
1Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor opzij
achter
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst in respectievelijk de linker- en
rechterzijde van de achterbumper. Houd
u aan het volgende om ervoor te zorgen
dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen
tijde schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan
op de achterbumper vuil is of bedekt is
met sneeuw, werkt de Blind Spot Moni-
tor mogelijk niet en wordt er een waar-
schuwingsmelding ( →Blz. 376)
weergegeven. Veeg in dat geval het vuil
of de sneeuw weg en rijd gedurende
ongeveer 10 minuten met de auto terwijl
aan de bedrijfscondities voor de
BSM-functie ( →Blz. 382) wordt voldaan.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige wan-
neer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers, aluminium tape,
enz. op een sensor of het omliggende
gebied op de achterbumper.
●Stel de sensor en de omgeving ervan
op de achterbumper niet bloot aan
krachtige schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt
verplaatst, werkt het systeem moge-
lijk niet goed meer en worden auto's
mogelijk niet meer correct gesigna-
leerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
• Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
• Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig
zijn of als een deel van de sensoren
is losgekomen.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Breng geen wijzigingen aan de sen-
sor of de omgeving ervan op de ach-
terbumper aan.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
een sensor of de achterbumper moet
worden verwijderd/geplaatst of ver-
vangen.
●Breng geen andere kleur lak dan een
officiële Toyota-kleur aan op de ach-
terbumper.
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 380 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 382 of 690

381
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
■
Auto's die kunnen worden gesignaleerd door de Blind Spot Monito r
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren opzij achter om de vol-
gende soorten auto's te signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden en
brengt de bestuurder hiervan op de hoogte via de indicatoren in de buitenspiegels.
Auto's die in het gebied rijden dat niet in de buitenspiegels te zien in (de
dode hoek)
Auto's die snel van achteren naderen in het gebied dat niet in de buitenspie-
gels te zien in (de dode hoek)
■ Detectiegebieden Blind Spot Monitor
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor den gesig-
naleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 0,5 m - 3,5 m vanaf de zijkanten van de auto*1
Ongeveer 1 m vóór de achterbumper
Ongeveer 3 m achter de achterbumper
Ongeveer 3 m - 60 m achter de achterbumper
*2
*1: Het gebied tussen de zijkanten van de auto en 0,5 m vanaf de zijkant van de auto kan niet worden gesignaleerd.
Werking Blind Spot Monitor
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 381 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 383 of 690

382
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
*2: Hoe groter het snelheidsverschil is tussen uw auto en de gesig naleerde auto, hoe
verder weg de auto wordt gesignaleerd, waardoor de indicator in de buitenspiegel
gaat branden of knipperen.
■De Blind Spot Monitor werkt wanneer
De Blind Spot Monitor werkt wanneer aan
alle onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan:
●De Blind Spot Monitor is ingeschakeld.
●De selectiehendel staat in een andere
stand dan R.
●De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 16
km/h.
■De Blind Spot Monitor signaleert een
auto wanneer
De Blind Spot Monitor signaleert in de vol-
gende situaties een auto in het detectiege-
bied:
●Een auto in een aangrenzende rijstrook
uw auto inhaalt.
●U haalt een auto in een aangrenzende
rijstrook langzaam in.
●Een andere auto binnen het detectiege-
bied komt wanneer deze van rijstrook
wisselt.
■Omstandigheden waaronder de Blind
Spot Monitor een auto niet signaleert
De Blind Spot Monitor is niet ontworpen
om de volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
●Kleine motorfietsen, fietsen, voetgan-
gers, enz.*
●Tegemoetkomende auto's
●Vangrails, muren, bebording, gepar-
keerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten
*
●Auto's achter u die op dezelfde rijstrook
rijden*
●Auto's die 2 rijstroken van uw auto ver-
wijderd zijn*
●Auto's die snel door uw auto worden
ingehaald*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
■Omstandigheden waa ronder de Blind
Spot Monitor mogelijk niet goed
werkt
●Onder de volgende omstandigheden
signaleert de Blind Spot Monitor auto's
mogelijk niet correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of wanneer
er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke auto
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus-
sen uw auto en een auto achter u
• Bij een duidelijk verschil in snelheid tus- sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Wanneer het snelheidsverschil tussen uw auto en een andere auto verandert
• Wanneer een auto het detectiegebied binnenkomt met ongeveer dezelfde
snelheid als uw auto
• Wanneer uw auto vanuit stilstand weg- rijdt, blijft een auto in het detectiegebied
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Wanneer de rijstroken breed zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en de auto op een aangren-
zende rijstrook ver van uw auto vandaan
is
• Bij het rijden met een aanhangwagen
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet- sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
• Bij een duidelijk verschil in hoogte tus- sen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
• Direct nadat de Blind Spot Monitor is ingeschakeld
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 382 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 384 of 690

383
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Onder de volgende omstandigheden is
de kans dat de Blind Spot Monitor onno-
dig een auto en/of object signaleert gro-
ter:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan
is blootgesteld aan hevige schokken
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het detec-
tiegebied binnenkomt kort is
• Bij het op- en afrijden van opeenvol- gende steile hellingen, zoals heuvels,
dalingen in de weg, enz.
• Wanneer de rijstroken smal zijn of wan- neer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere
dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
• Bij het rijden op wegen met scherpe
bochten, opeenvolgende bochten of
oneffenheden
• Als de banden slippen of spinnen
• Wanneer er slechts weinig ruimte zit tus- sen uw auto en een auto achter u
• Wanneer een accessoire (zoals een fiet-
sendrager) op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
*: Indien aanwezig
■ Soorten sensoren
Hatchback
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwe-
zig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
Toyota Parking
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot
objecten, zoals een muur, bij het
fileparkeren en inparkeren in een
garage wordt gemeten door sen-
soren en wordt doorgegeven via
het multi-informat iedisplay, het
head-up display (indien aanwe-
zig), het audiosysteemdisplay
(indien aanwezig) en een zoe-
mer. Controleer bij gebruik van
dit systeem ook altijd zelf de
omgeving.
Systeemonderdelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 383 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 385 of 690

384
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
Wagon
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Zijsensoren voor (indien aanwezig)
Zijsensoren achter (indien aanwe-
zig)
■ Weergave
Wanneer de sensoren een object,
zoals een muur, signaleren, wordt er
een afbeelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het head-up
display (indien aanwezig) en het
audiosysteemdisplay (indien aanwe-
zig) overeenkomstig de positie van
en de afstand tot het object.
Multi-informatiedisplay en head-up
display
Signalering hoeksensoren voor Signalering binnenste sensor voor
Signalering zijsensor voor (indien
aanwezig)
*
Signalering zijsensor achter
(indien aanwezig)
*
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter*: De displays van de zijsensoren worden
niet weergegeven tot de gebieden aan
de zijkant volledig zijn gescand.
Audiosysteemdisplay
Er wordt een afbeelding weergegeven
wanneer de Toyota Parking Assist Moni-
tor wordt weergegeven.
Als er een object wordt gesignaleerd, ver-
schijnt er een vereenvoudigde afbeelding
op het audiosysteemdisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om de
Toyota Parking Assist-sensor in of uit
te schakelen. ( →Blz. 124)
1 Druk op of om te
selecteren.
2 Druk op of om te
selecteren en druk vervolgens op
.
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 384 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 386 of 690

385
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Wanneer de Toyota Parking
Assist-sensor wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF (
→B l z . 111 )
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan op het multi-informatiedis-
play, selecteer en vervolgens
“On” (aan). Als het systeem door mid-
del van deze methode is uitgescha-
keld, wordt het niet automatisch weer
ingeschakeld nadat het contact UIT
en weer AAN is gezet.
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
●Rijd als het systeem is ingeschakeld
niet harder dan 10 km/h.
●Het detectiegebied van de sensoren
en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens het voor- of achteruitrij-
den of de omgeving (vooral naast de
auto) veilig is en rijd langzaam. Regel
de snelheid met het rempedaal.
●Monteer geen accessoires binnen de
detectiegebieden van de sensoren.
●Objecten direct onder de bumper wor-
den niet waargenomen.
Smalle paaltjes of objecten die lager
zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze
nadert, zelfs als ze eerder wel zijn
gesignaleerd.
■Zijsensoren (indien aanwezig)
In de onderstaande situaties werkt het
sonarsysteem mogelijk niet goed, waar-
door een ongeval kan ontstaan. Rijd
met de nodige voorzichtigheid.
●Obstakels worden mogelijk niet aan
de zijkanten gesignaleerd tot er kort
met de auto is gereden en de scan
van de zijkanten is voltooid.
(→ Blz. 386)
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of dieren
die vanaf opzij naderen niet worden
gesignaleerd.
●Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels mogelijk
niet worden gesignaleerd, afhankelijk
van de situatie rondom de auto. Op
dat moment wordt de weergave van
de zijsensor ( →Blz. 384) tijdelijk uit-
geschakeld.
■Wanneer moet de functie uitge-
schakeld worden
Schakel in de volgende situaties de
functie uit, omdat deze anders mogelijk
zelfs werkt als er geen kans op een
aanrijding is.
●De auto is uitgerust met een staafan-
tenne, een draadloze antenne of
mistlampen.
●De voor- of achterbumper of een sen-
sor ondergaat een sterke schok.
●Als een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
●Er zijn sleepogen geplaatst.
●Er is een kentekenplaat met achter-
grondverlichting gemonteerd.
■Als de Toyota Parking Assist-sen-
sor in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het sys-
teem mogelijk niet goed als gevolg van
een storing in een sensor, enz. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Het display van de Toyota Parking
Assist-sensor knippert of wordt con-
tinu weergegeven en er klinkt een
piepsignaal terwijl er geen objecten
worden gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 385 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 387 of 690

386
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■Het systeem kan worden geactiveerd
wanneer
●Het contact AAN staat.
●De Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
●De rijsnelheid lager is dan ongeveer
10 km/h.
●Een andere schakelstand dan P is gese-
lecteerd.
●Het stuurwiel wordt ongeveer 90° of
meer gedraaid (zijsensoren voor, zijsen-
soren achter) (indien aanwezig)
■Waarschuwingsfunctie obstakel
(indien aanwezig)
Wanneer een obstakel zich aan de zijkant
van de auto op het traject van de auto
bevindt terwijl de auto naar voren of achte-
ren rijdt, informeert deze functie de
bestuurder m.b.v. het display en de zoe-
mer.
Obstakel
Berekend traject auto
■Signalering obstakels aan zijkanten
(indien aanwezig)
●Obstakels aan de zijkanten worden tij-
dens het rijden gesignaleerd door de zij-
kanten te scannen met de zijsensoren.
Herkende obstakels worden gedurende
maximaal ongeveer 2 minuten in het
geheugen opgeslagen.
●Obstakels worden mogelijk niet aan de
zijkanten gesignaleerd tot de scan is vol-
tooid. Nadat het contact AAN is gezet,
wordt het scannen voltooid nadat er
korte tijd met de auto is gereden.
●Wanneer een obstakel, zoals een ander
voertuig, een voetganger of een dier,
door de zijsensoren is gesignaleerd,
blijft het systeem he t obstakel mogelijk
signaleren, zelfs nadat het obstakel zich
niet meer binnen het detectiegebied van
de zijsensor bevindt.
■Als “Parking Assist Unavailable
Please Clean Parking Assist Sensor”
(Parking Assist niet beschikbaar, rei-
nig Parking Assist-sensor) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil. Verwij-
der dit van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt.
WAARSCHUWING
●Als het gedeelte rond de sensor in
aanraking komt met iets of wordt
blootgesteld aan een krachtige schok.
●Als de bumper of grille ergens tegen-
aan komt.
●Als het display knippert of continu
wordt weergegeven en er geen zoe-
mer klinkt, behalve wanneer het
geluid is gedempt.
●Controleer eerst de sensor als er een
weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er
geen ijs, sneeuw of modder op de
sensor zit, is de sensor waarschijnlijk
defect.
■Opmerkingen bij het wassen van
de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
●Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet recht-
streeks op de sensoren, omdat dit er
toe kan leiden dat een sensor niet
meer goed werkt.
●Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren, omdat dit er toe kan lei-
den dat een sensor niet meer goed
werkt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 386 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 388 of 690

387
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Ook wordt er bij lage temperaturen moge-
lijk een waarschuwingsmelding weergege-
ven doordat zich ijs vormt op een sensor
en een sensor daardoor mogelijk geen
obstakels signaleert. Zodra het ijs smelt,
zal het systeem weer normaal werken.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de vol-
gende situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen
objecten die zich dicht bij de voor- of
achterbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object
en andere factoren kan de detectieaf-
stand korter worden of kan detectie niet
mogelijk zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en
de weergave zit een kleine vertraging.
Ook als er met lage snelheid wordt gere-
den, bestaat de mogelijkheid dat het
object binnen het detectiegebied van de
sensoren komt voordat het display wordt
weergegeven en het waarschuwingssig-
naal hoorbaar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te
horen als het audiosysteem hard staat
of als de luchtcirculatie van de airconditi-
oning veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen
doordat zoemers van andere systemen
klinken.
■Omstandigheden waaronder de func-
tie mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kun-
nen van invloed zijn op de capaciteit van
de sensor om objecten correct te signale-
ren. Specifieke situaties waarin dit voor
kan komen ziet u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of
ijs. (Het reinigen van de sensoren zal
het probleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien
van de sensor zal het probleem oplos-
sen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan
het gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het display of dat objecten,
zoals een muur, niet worden gesigna-
leerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.
●Wanneer een sensor of de omgeving
van een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto
van claxons, motorfietsmotoren, lucht-
remmen van vrachtwagens of andere
geluidsbronnen die ultrasone geluids-
golven produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm
of er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.
●De auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed wor-
den gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sen-
sor het mogelijk niet signaleren. Let goed
op bij de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.
●Katoen, sneeuw en andere materialen
die geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten
●Hoge obstakels waarbij het bovenste
deel uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde
soorten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 387 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 389 of 690

388
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
■Detectiebereik van de sensoren Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Ongeveer 115 cm (auto's met zij-
sensoren voor en zijsensoren
achter)
Het schema toont het detectiebereik van
de sensoren. Houd er rekening mee dat
de sensoren geen objecten kunnen signa-
leren die zich extreem dicht bij de auto
bevinden.
Meer informatie m.b.t. de signalering van
obstakels aan de zijkanten. (
→Blz. 386)
Het bereik van de sensoren kan verschil-
lend zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de
vorm van het object.
■ Multi-informatiedisplay, head-up display (indien aanwezig) en audio-
systeemdisplay (indien aanwezig)
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd door een sensor, wor dt de globale
afstand tot het obstakel weergegeven op het multi-informatiedis play, het audio-
systeemdisplay (indien aanwezig) en het head-up display (indien aanwezig).
(Als de afstand tot het object klein wordt, gaan de afstandssegmenten mogelijk
knipperen.)
De displays van de werking van de zijsensor voor en zijsensor a chter (indien
aanwezig) worden niet weergegeven tot de gebieden aan de zijkan t volledig
zijn gescand.
Globale afstand tot object: 150 cm - 60 cm
* (binnenste sensor achter)
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. ( →Blz. 390)
Weergave
sensorsignalering, afstand
tot object
Multi-informatiedisplayAudiosysteemdisplayHead-up display
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 388 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 390 of 690

389
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Globale afstand tot object: 100 cm - 60 cm* (binnenste sensor voor)
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. ( →Blz. 390)
Globale afstand tot object: 60 cm - 45 cm* (behalve zijsensor voor, zijsensor
achter)
115 cm - 70 cm
* (zijsensor voor, zijsensor achter)
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. ( →Blz. 390)
Globale afstand tot object: 45 cm - 30 cm* (behalve zijsensor voor, zijsensor
achter)
70 cm - 30 cm
* (zijsensor voor, zijsensor achter)
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. ( →Blz. 390)
Globale afstand tot object: 30 cm - 15 cm*1
*1: Functie automatisch dempen zoemer is uitgeschakeld. ( →Blz. 390)
*2: De afstandssegmenten zullen langzaam knipperen.
Multi-informatiedisplayAudiosysteemdisplayHead-up display
Multi-informatiedisplayAudiosysteemdisplayHead-up display
Multi-informatiedisplayAudiosysteemdisplayHead-up display
Multi-informatiedisplay*2Audiosysteemdisplay*2Head-up display
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 389 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM