TOYOTA HIGHLANDER 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: HIGHLANDER, Model: TOYOTA HIGHLANDER 2023Pages: 498, PDF Size: 69.85 MB
Page 301 of 498

WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in het open
opbergvak mogen worden geplaatst
Neem bij het plaatsen van voorwerpen in
het open opbergvak de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht. Als u dit niet
doet, kunnen voorwerpen uit het opberg-
vakje worden geslingerd bij plotseling
remmen of een uitwijkmanoeuvre. Daarbij
kunnen deze voorwerpen het bedienen
van de pedalen hinderen of de bestuurder
afleiden, wat tot een ongeval kan leiden.
• Plaats geen voorwerpen in het
opbergvakje die er gemakkelijk uit
kunnen schuiven of rollen.
• Stapel voorwerpen niet zodanig in
het opbergvak dat ze boven de rand
ervan uitkomen.
•
Plaats geen voorwerpen in het opberg-
vak die hoger zijn dan de rand ervan.
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte
Bagagehaken
Klap de haak omlaag om hem te gebruiken.
In de bagageruimte zijn haken aanwezig
waaraan bagage kan worden vastgezet.
WAARSCHUWING!
Als de bagagehaken niet in gebruik zijn
Om letsel te voorkomen, dienen de
haken altijd in de opbergpositie te
WAARSCHUWING!(Vervolg)
worden teruggezet wanneer ze niet
worden gebruikt.
Bagagenethaken
Gebruik de bagagenethaken en de bagage-
haken om het bagagenet aan te brengen.
WAARSCHUWING!
Als het bagagenet niet in gebruik is
Om letsel te voorkomen, dienen de
haken altijd in de opbergpositie te
worden teruggezet wanneer ze niet
worden gebruikt.
Tashaken
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
tashaken
Hang geen voorwerpen zwaarder dan
3 kg aan de tashaken.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
299
5
Voorzieningen in het interieur
Page 302 of 498

Bagageafdekking
Verwijderen van de
bagageafdekkingunit (auto's zonder
afdekplaat aan de zijkant)
1. Klap de stoelen op de derde zitrij neer.
(→Blz. 133)
2. Verwijder de middelste afdekplaat
(→blz. 379) en verwijder de
bagageafdekkingunit.
Verwijderen van de
bagageafdekkingunit (auto's met
afdekplaat aan de zijkant)
1. Klap de stoelen op de derde zitrij neer.
(→Blz. 133)
2. Verwijder de middelste afdekplaat
(→blz. 379) en de afdekplaat aan de
zijkant (→blz. 302) en verwijder de
bagageafdekkingunit.Plaatsen van de bagageafdekking
1. Klap de stoelen op de derde zitrij neer.
(→Blz. 133)
2. Druk op de ontgrendelknoppen om de
uiteinden van de
bagageafdekkingunit te verlengen.
3.
Steek, om de bagageafdekkingunit te
plaatsen, met de ontgrendelknoppen
naar boven gericht een van de uiteinden
in de opening, druk vervolgens het
andere uiteinde samen en steek dit in de
andere opening.
4. Trek de afdekking uit de houder en
bevestig hem aan de haakjes.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
300
Page 303 of 498

Verwijderen van de bagageafdekking
1. Maak de afdekking los van de linker en
rechter bevestigingspunten en laat
hem terugkomen.
2. Druk het uiteinde van de
bagageafdekking in en beweeg de
bagageafdekking omhoog.
Opbergen van de bagageafdekkingunit
(auto's zonder afdekplaat aan de zijkant)
1. Verwijder de middelste afdekplaat.
(→Blz. 379)
2. Druk, om de bagageafdekkingunit op
te bergen, beide uiteinden samen
totdat ze vergrendeld worden.
Berg de unit op met de ontgrendelknop-
pen naar boven gericht en de afdekking
richting de achterzijde van de auto.
Opbergen van de bagageafdekkingunit
(auto's met afdekplaat aan de zijkant)
1. Verwijder de middelste afdekplaat
(→blz. 379) en de afdekplaat aan de
zijkant. (→Blz. 302)
2. Druk, om de bagageafdekkingunit op
te bergen, beide uiteinden samen
totdat ze vergrendeld worden.
Berg de unit op met de ontgrendelknop-
pen naar boven gericht en de afdekking
richting de achterzijde van de auto.
WAARSCHUWING!
Bagageafdekking
•Controleer bij het plaatsen/opbergen
van de bagageafdekking of de
bagageafdekking veilig geplaatst/
opgeborgen is.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
301
5
Voorzieningen in het interieur
Page 304 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Anders kunnen de inzittenden bij
plotseling remmen of een aanrijding
dodelijk of ernstig letsel oplopen.
• Plaats geen voorwerpen op de
bagageafdekking. Bij plotseling
remmen of het maken van een bocht
vliegt het voorwerp mogelijk rond en
kan het een inzittende raken. Dit kan
leiden tot een onverwacht ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Laat kinderen niet op de
bagageafdekking klimmen. Klimmen
op de bagageafdekking kan leiden
tot beschadiging van de
bagageafdekking waardoor het kind
dodelijk of ernstig letsel kan
oplopen.
• Richt de bagageafdekkingunit niet
op uw gezicht of lichaam. Als de
uiteinden van de afdekking
plotseling naar buiten komen, kunt u
letsel oplopen.
OPMERKING
Gebruik van de bagageafdekking
• Plaats geen zware voorwerpen op de
bagageafdekking.
• Plaats de afdekkingunit op de juiste
manier met de ontgrendelknop naar
boven gericht.
Extra opbergvakken
Opbergruimte onder de middelste
afdekplaat
Trek de lus omhoog om de middelste
afdekplaat te openen.
Vak zijkant onder bagageafdekking (indien
aanwezig)
Trek de lus omhoog om de afdekplaat aan
de zijkant te openen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd de afdekplaat gesloten. Bij
plotseling remmen kan letsel ontstaan
doordat een inzittende wordt geraakt
door de bagageafdekking of door items
die onder de afdekplaat zijn
opgeborgen.
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
302
Page 305 of 498

5.4 Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
5.4.1 Overige voorzieningen in
het interieur
USB-laadaansluitingen
De USB-laadaansluitingen worden
gebruikt om externe apparaten bij 5 V van
3 A aan stroom te voorzien. De
USB-laadaansluitingen zijn uitsluitend
bedoeld voor opladen. Ze zijn niet
ontworpen voor het overbrengen van
gegevens of andere doeleinden.
Afhankelijk van het draagbare apparaat
wordt er mogelijk niet goed opgeladen.
Raadpleeg de handleiding van het
apparaat voordat u de laadaansluiting
gebruikt.
Gebruik van de USB-laadaansluitingen
Op het instrumentenpaneel
Achterzijde van consolevak
Open de klep.De USB-laadaansluitingen kunnen
worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Situaties waarin de USB-laadaan-
sluitingen mogelijk niet goed werken
• Als er een apparaat dat meer dan 3 A
bij 5 V verbruikt, wordt aangesloten
•
Als er een apparaat dat is ontworpen
voor communicatie met een pc, zoals
een USB-geheugen, wordt aangesloten
• Als het aangesloten externe apparaat
wordt uitgeschakeld (afhankelijk van
het apparaat)
• Als de temperatuur in de auto hoog is,
bijvoorbeeld nadat de auto in de zon
heeft gestaan
Over aangesloten externe apparaten
Afhankelijk van het aangesloten externe
apparaat wordt het opladen mogelijk
een enkele keer onderbroken en
vervolgens weer gestart. Dit duidt niet
op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
USB-laadaansluitingen
• Steek geen vreemde voorwerpen in de
aansluitingen.
• Mors geen water of andere
vloeistoffen in de aansluitingen.
•
Sluit de klepjes als de USB-
laadaansluitingen niet worden gebruikt.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die
in een aansluiting terechtkomen,
kunnen kortsluiting veroorzaken.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de USB-laadaansluitingen en stel ze
niet bloot aan hevige schokken.
• Demonteer of wijzig de
USB-laadaansluitingen niet.
Voorkomen van schade aan externe
apparaten
•
Laat externe apparaten niet achter in de
auto. De temperatuur in de auto kan
hoog oplopen, waardoor het externe
apparaat beschadigd kan raken.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
303
5
Voorzieningen in het interieur
Page 306 of 498

OPMERKING(Vervolg)
• Druk niet op een extern apparaat of de
kabel ervan en oefen er geen
onnodige druk op uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de USB-laadaansluitingen niet
gedurende lange tijd wanneer het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat, zoals een
smartphone of mobiele telefoon, opladen
door het simpelweg op het laadgebied te
plaatsen, mits het apparaat compatibel is
met de Qi draadloze-laadstandaard van
het Wireless Power Consortium.
De draadloze lader kan niet worden
gebruikt met draagbare apparaten die
groter zijn dan het laadgebied. Daarnaast
werkt de draadloze lader mogelijk niet
goed, afhankelijk van het draagbare
apparaat. Raadpleeg de handleiding van
het draagbare apparaat.
Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van
het Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen (type A)
AWerkingsindicator
BLaadgebied
COplaadvak
Namen van alle onderdelen (type B)
AVoedingsschakelaar
BWerkingsindicator
CLaadgebied
DOplaadvak
Gebruik van de draadloze lader (type A)
Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied met het laadoppervlak naar
beneden gericht. De laadspoel bevindt
zich bij sommige apparaten niet in het
midden. Plaats in dat geval het apparaat
zodanig dat de laadspoel zich in het
midden van het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van het
laadgebied. Als het laden niet wordt
uitgevoerd, brandt de werkingsindicator
langzaam afwisselend groen en oranje en
is er mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
304
Page 307 of 498

Gebruik van de draadloze lader (type B)
1. Druk de borglip in en verschuif het
deksel van het consolevak.
(→Blz. 296)
2. Druk op de voedingsschakelaar van de
draadloze lader.
Wanneer u nogmaals op de toets
drukt, wordt de draadloze lader
uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Als het contact UIT wordt gezet, wordt
de aan-/uitstatus van de draadloze
lader in het geheugen opgeslagen.
3.
Plaats een draagbaar apparaat op het
laadgebied met het laadoppervlak naar
beneden gericht. De laadspoel bevindt
zich bij sommige apparaten niet in het
midden. Plaats in dat geval het apparaat
zodanig dat de laadspoel zich in het
midden van het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de
werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats
dan het draagbare apparaat zo dicht
mogelijk bij het midden van hetlaadgebied. Als het laden niet wordt
uitgevoerd, brandt de werkingsindicator
langzaam afwisselend groen en oranje
en is er mogelijk herhaaldelijk een
werkingsgeluid van de laadspoel
hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de
werkingsindicator (groen) branden.
Snellaadfunctie (type A)
• De volgende draagbare apparaten
ondersteunen snelladen.
– Draagbare apparaten die voldoen
aan WPC versie 1.2.4 en compatibel
zijn met snelladen
– iPhones met een iOS-versie die het
laden met 7,5 W ondersteunt
(iPhone 8 en nieuwer)
•
Wanneer een draagbaar apparaat dat
snelladen ondersteunt, wordt
opgeladen, schakelt de oplaadfunctie
automatisch over op de snellaadfunctie.
Oplaadfunctie
• Als er een poosje is verstreken sinds
het laden is voltooid en het draagbare
apparaat niet is verplaatst, begint de
draadloze lader opnieuw met laden.
• Als het draagbare apparaat binnen het
laadgebied wordt verplaatst, kan de
verbinding met de laadspoel
wegvallen en wordt het laden
mogelijk tijdelijk onderbroken.
Wanneer echter een laadspoel in het
laadgebied wordt gesignaleerd,
beweegt de spoel van de lader zich in
de richting van de andere spoel en
wordt het laden hervat.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
305
5
Voorzieningen in het interieur
Page 308 of 498

Status werkingsindicator
Werkingsindicator
Status
Oplaadvak Centraal display
Uit Uit De draadloze lader staat uit
Groen (brandt) GrijsStand-by (laden is mogelijk)
Laden is voltooid
*
Oranje (brandt) BlauwEr is een draagbaar apparaat op het laad-
gebied geplaatst (het draagbare apparaat
wordt geïdentificeerd)
Bezig met laden
*Afhankelijk van het draagbare apparaat blijft de werkingsindicator mogelijk (oranje)
branden nadat het laden is voltooid.
De draadloze lader werkt niet goed.
Hieronder wordt uitgelegd wat u moet doen als de draadloze lader in bepaalde situaties
niet goed werkt.
Werkingsindicator
Vermoedelijke oorzaak/Wat u moet doen
OplaadvakCentraal display
(alleen type A)
Oranje (knippert met
intervallen van een
seconde)GrijsFout in communicatie tussen auto en
draadloze lader
→Als het hybridesysteem in werking is,
schakel dit dan uit en vervolgens weer in.
Als het contact in stand ACC staat, start
dan het hybridesysteem.
Groen (knippert met
intervallen van een
seconde)VerdwijntStoring in de communicatie tussen de
draadloze lader en het multimediasys-
teem
→Als het hybridesysteem in werking is,
schakel dit dan uit en vervolgens weer in.
Groen (brandt) BlauwHet Smart entry-systeem met startknop
signaleert de sleutel
→Wacht tot de signalering van de sleutel
is voltooid.
Oranje (blijft met re-
gelmatige intervallen
3 keer knipperen)GrijsSignalering vreemde voorwerpen:
Er bevindt zich een metalen voorwerp in
het laadgebied, en dus treedt de beveili-
ging tegen oververhitting van de laad-
spoel in werking
→Verwijder het vreemde voorwerp van
het laadgebied.
Onjuiste plaatsing draagbaar apparaat:
→De laadspoel in het draagbare apparaat
bevindt zich buiten het laadgebied, en
dus treedt de beveiliging tegen overver-
hitting van de laadspoel in werking
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
306
Page 309 of 498

Werkingsindicator
Vermoedelijke oorzaak/Wat u moet doen
OplaadvakCentraal display
(alleen type A)
Oranje (blijft met re-
gelmatige intervallen
4 keer knipperen)GrijsDe draadloze lader wordt voor de veilig-
heid uitgeschakeld wanneer de tempera-
tuur in de draadloze lader de ingestelde
waarde overschrijdt.
→Stop het laden, verwijder het draag-
bare apparaat uit het oplaadvak en wacht
tot de temperatuur is gedaald voordat u
de draadloze lader weer gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen
worden geladen
• Draagbare apparaten die compatibel
zijn met de Qi draadloze-
laadstandaard kunnen worden
geladen met de draadloze lader.
Compatibiliteit met alle apparaten die
aan de Qi draadloze-laadstandaard
voldoen is echter niet gegarandeerd.
• De draadloze lader is ontworpen voor
het leveren van een laag vermogen
(5 W of lager) aan een mobiele
telefoon, smartphone of ander
draagbaar apparaat.
• Type A: Het niet in acht nemen van dit
advies kan brand tot gevolg hebben.
De volgende draagbare apparaten
kunnen echter worden geladen met
meer dan 5 W.
– iPhone's met 7,5 W laadvermogen
kunnen met maximaal 7,5 W worden
geladen.
– Apparatuur die voldoet aan versie
1.2.4 van de WPC-specificatie
(Extended Power profile) kan met
maximaal 10 W worden opgeladen.Wanneer er een hoesje om het
draagbare apparaat zit of wanneer er
een accessoire aan is bevestigd
Laad het draagbare apparaat niet
wanneer er een hoesje om het draagbare
apparaat zit of wanneer er een accessoire
aan is bevestigd die niet Qi-compatibel
is. Afhankelijk van het type hoesje (ook
bij sommige door de fabrikant van het
apparaat geleverde hoesjes) en/of
accessoire kan het zijn dat het laden van
het draagbare apparaat niet mogelijk is.
Als het draagbare apparaat op het
laadgebied is geplaatst en niet wordt
geladen, verwijder dan het hoesje en/of
het accessoire.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer
een portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warm. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat
tijdens het laden warm wordt en het
laden stopt als gevolg van de
beschermingsfunctie van het
draagbare apparaat, wacht dan tot het
draagbare apparaat is afgekoeld en
laad dan opnieuw. Mogelijk treedt de
ventilator in werking om de
temperatuur in de draadloze lader te
verlagen. Dit duidt echter niet op een
storing.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
307
5
Voorzieningen in het interieur
Page 310 of 498

Geluid gegenereerd tijdens de
bediening
Wanneer de voedingsschakelaar wordt
ingeschakeld of tijdens het identificeren
van een draagbaar apparaat, zijn er
mogelijk werkingsgeluiden te horen. Dit
duidt niet op een storing.
Schoonmaken van de draadloze lader
→Blz. 317
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat wordt
opgeladen, dient de bestuurder uit veilig-
heidsoverwegingen het hoofdgedeelte
van het draagbare apparaat niet te
bedienen tijdens het rijden.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Laad tijdens het rijden geen lichte
apparaten, zoals draadloze koptelefoons.
Deze apparaten zijn erg licht en kunnen
uit het oplaadvak worden geworpen, wat
tot onvoorziene ongevallen kan leiden.
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met een geïmplanteerde
pacemaker, CRT-pacemaker,
geïmplanteerde hartdefibrillator of
ander elektrische medische apparaat
dienen hun arts te raadplegen m.b.t.
het gebruik van de draadloze lader.
Voorkomen van storingen en
brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er een storing ontstaan in
de apparatuur en kunnen schade, brand
of brandwonden ontstaan als gevolg
van oververhitting of een elektrische
schok.
•
Plaats tijdens het laden geen metalen
voorwerpen tussen het laadgebied en
het draagbare apparaat.
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen op het
laadgebied.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen aluminium stickers of
andere metalen voorwerpen aan de
zijde van het draagbare apparaat (of
de hoes ervan) die het laadgebied
raakt.
• Gebruik het oplaadvak niet als een
klein opbergvak.
• Niet blootstellen aan sterke
schokken.
• Breng geen wijzigingen aan de
draadloze lader aan en wijzig of
verwijder hem niet.
• Laad geen andere apparaten dan de
aangegeven draagbare apparaten.
• Uit de buurt van magnetische
voorwerpen houden.
• Laad apparaten niet op als het
laadgebied is bedekt met stof.
• Niet afdekken met een doek of iets
dergelijks.
OPMERKING
Situaties waarin de functie mogelijk
niet goed werkt
Apparaten worden in de volgende
situaties mogelijk niet goed opgeladen:
• Het draagbare apparaat is volledig
geladen
• Het draagbare apparaat wordt
opgeladen terwijl deze met een kabel
is aangesloten
• Er bevinden zich verontreinigingen
tussen het laadgebied en het
draagbare apparaat
• Door het laden is het draagbare
apparaat warm geworden
• De temperatuur in de buurt van het
oplaadvak is 35°C of hoger,
bijvoorbeeld bij extreme hitte
• Het draagbare is met het laadzijde
naar boven geplaatst
• Het draagbare apparaat is niet op de
juiste plaats op het laadgebied
geplaatst
• Het draagbare apparaat is groter dan
het oplaadvak
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
308