display TOYOTA HIGHLANDER 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: HIGHLANDER, Model: TOYOTA HIGHLANDER 2023Pages: 498, PDF Size: 69.85 MB
Page 148 of 498

VerschijnselWaarschijnlijke oorzaak Oplossing
Het beeld is niet goed te zien. Er zitten verontreinigingen
(zoals waterdruppels, stof of
modder) op de cameralens. ■
Bedien de speciale
camerareinigingssproeier
en reinig de cameralens.
(→Blz. 193)
■ Schakel over naar de
modus optische spiegel.
■ Spoel de camera af met
een grote hoeveelheid
water, veeg hem schoon
met een zachte, met water
bevochtigde doek en
schakel vervolgens terug
naar de modus digitale
spiegel.
Het beeld is niet recht. De achterklep is niet geheel
gesloten.
Sluit de achterklep volledig.
De camera of de omgeving
ervan is aan een krachtige
schok blootgesteld. Schakel over naar de modus
optische spiegel en laat de
auto nakijken door een er-
kende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Het display is schemerig en
wordt weergegeven.
Er is mogelijk een storing in
het systeem aanwezig. Schakel over naar de modus
optische spiegel en laat de
auto nakijken door een er-
kende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste des-
kundige.
dooft.
wordt weergegeven.
De digitale binnenspiegel is
extreem warm. (Het display
wordt geleidelijk aan scheme-
riger. Als de temperatuur blijft
stijgen, wordt de digitale bin-
nenspiegel uitgeschakeld.) Het wordt aangeraden om de
temperatuur in het interieur
te verlagen om de tempera-
tuur van de spiegel terug te
brengen. (
verdwijnt
wanneer de spiegel afkoelt.)
Als
niet verdwijnt, ook
al is de spiegel afgekoeld, laat
dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste des-
kundige.
3.4 Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
146
Page 152 of 498

5. Laat de schakelaar voor de
ruitbediening even los en houd
vervolgens de schakelaar gedurende
ten minste ongeveer 4 seconden in de
one-touch openpositie.
6. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening nogmaals omhoog
getrokken in de one-touch
sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat
de portierruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die
positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
ruit nog in beweging was. Als de ruit in de
tegengestelde richting beweegt en niet
volledig kan worden gesloten of geopend,
laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking
ruiten
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de mechanische
sleutel.
*(→Blz. 394)
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 109)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingszoemer bij geopende
elektrisch bedienbare ruiten
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de elektrisch bedienbare ruiten
geopend zijn.Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
• De bestuurder is verantwoordelijk
voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van
de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen,
te voorkomen, de elektrisch bedien-
bare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de
blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening te gebruiken.
(→Blz. 151)
•
Controleer of geen van de inzittenden
een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de ruiten
bediend worden.
•Wanneer de elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische
sleutel, bedien dan de elektrisch
bedienbare ruit nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel
bekneld kan raken tussen de ruit. Laat
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
150
Page 155 of 498

het panoramadak volledig gesloten is,
sluit het zonnescherm automatisch
volledig.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld
raakt tussen het panoramadak en het
frame, stopt de beweging van het
panoramadak en wordt het weer iets
geopend:
• Het panoramadak is aan het sluiten of
naar beneden aan het kantelen.
• Het elektrisch bedienbare
zonnescherm is aan het sluiten.
Als het panoramadak niet normaal
sluit
Ga als volgt te werk:
• Als het panoramadak sluit, maar dan
weer een stukje opengaat
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Schuif de panoramadakschakelaar
naar voren en houd hem vast.
*
Het panoramadak gaat dicht, gaat
weer open en stopt ongeveer
10 seconden. Vervolgens sluit het tot
de omhooggekantelde stand.
3. Laat de schakelaar los, schuif hem
vervolgens naar voren en houd hem
weer vast.
Het panoramadak sluit zolang u de
schakelaar in die stand houdt.
4. Controleer of het panoramadak
geheel gesloten is en laat dan de
schakelaar los.
• Als het panoramadak omlaag kantelt
maar dan weer omhoog kantelt
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Schuif de panoramadakschakelaar
naar voren en houd hem vast.
*
Het panoramadak kantelt omlaag,
kantelt vervolgens omhoog en stopt
ongeveer 10 seconden. Vervolgens
sluit het.
3. Controleer of het panoramadak
geheel gesloten is en laat dan de
schakelaar los.
*Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het panoramadak ook na het op de
juiste wijze uitvoeren van bovenstaande
procedure niet volledig sluit, laat dan uw
auto controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als het zonnescherm niet normaal sluit
Ga als volgt te werk:
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Sluit het panoramadak.
3. Schuif de schakelaar van het
zonnescherm naar voren en houd hem
vast.
*
Het zonnescherm gaat dicht, gaat
weer open en stopt ongeveer
10 seconden. Vervolgens sluit het.
4. Controleer of het zonnescherm
geheel gesloten is en laat dan de
schakelaar los.
*Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het zonnescherm ook na het op de
juiste wijze uitvoeren van bovenstaande
procedure sluit, maar vervolgens weer
iets opengaat, laat dan uw auto
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer open
panoramadak
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het panoramadak geopend zijn.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
153
3
Voordat u gaat rijden
Page 160 of 498

4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Rijprocedure
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 171
Rijden
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 176)
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 181)
Als de parkeerrem in de automatische
modus staat, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd wanneer
de selectiehendel in een andere stand
dan P wordt gezet. (→Blz. 181)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
(→Blz. 181)
Zet de selectiehendel in stand P of N
als de auto langdurig stilstaat.
(→Blz. 176)
Parkeren van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 181)
en zet de selectiehendel in stand P
(→blz. 176).
3. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
4. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met ingetrapt rempedaal de
selectiehendel in stand D. (→Blz. 177)
2. Trek de parkeerremschakelaar
omhoog om de parkeerrem
handmatig te activeren. (→Blz. 181)
3. Laat het rempedaal opkomen en trap
langzaam het gaspedaal in om de auto
in beweging te brengen.
4. Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem handmatig te
deactiveren.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Als de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
•
Wanneer de selectiehendel vanuit stand
P of R in een andere stand voor voorui-
trijden, zoals stand D
*, wordt gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*Afhankelijk van de situatie is het wellicht
niet mogelijk om de selectiehendel in een
andere stand te zetten.
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 266)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 271)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
4.1 Voordat u gaat rijden
158
Page 161 of 498

• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
•
Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen
die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal (→blz. 84, blz. 94)
Het is gemakkelijker om milieuvriendelijk
te rijden door te rijden overeenkomstig het
display voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal. Ook kunt u door het
gebruik van de begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal uw “Eco Score”
eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het “ECO Accelerator
Guidance”-bereik (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal)
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de score van “Start” toe.
• Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een
constante snelheid binnen het “ECO
Accelerator Guidance”-bereik
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal). Door de auto binnen het
bereik voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal te houden, neemt
de score van “Cruise” (constant) toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de score voor
“Stop” toe.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 266), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 266), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
In de volgende gevallen werkt de
wegrijregeling niet:
• Als de Trail-modus is ingeschakeld
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
• De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig in een lage
versnelling.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 408)
Milieubewust rijden
→Blz. 75, blz. 79
4.1 Voordat u gaat rijden
159
4
Rijden
Page 173 of 498

4.2 Rijprocedures
4.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het hybridesysteem gestart
of de stand van het contact veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat.
3. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan
het hybridesysteem niet worden
gestart.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
5. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY
uit is, kunt u niet wegrijden.Als het hybridesysteem niet kan
worden ingeschakeld
•
De startblokkering is mogelijk niet
uitgeschakeld. (→Blz. 66) Neem
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• Lees de op het multi-
informatiedisplay weergegeven
melding m.b.t. het starten en volg de
aanwijzingen op.
Als de buitentemperatuur laag is,
bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt,
knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet totdat
het controlelampje READY continu
brandt. Continu branden betekent dat
de auto kan rijden.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 61
Als de 12V-accu is ontladen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart met het Smart entry-systeem
met startknop. Raadpleeg blz. 395 om
het hybridesysteem weer te starten.
Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 106
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 126
Aanwijzing voor de instapfunctie
→Blz. 126
Stuurslotfunctie (indien aanwezig)
• Nadat het contact UIT is gezet en de
portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met
de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het
stuurslot automatisch weer
uitgeschakeld.
4.2 Rijprocedures
171
4
Rijden
Page 174 of 498

• Als het stuurslot niet kan worden
ontgrendeld, wordt “Push POWER
Switch while Turning the Steering
Wheel in Either Direction” (druk de
startknop in en draai daarbij het
stuurwiel in een willekeurige richting)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Controleer of de
selectiehendel in stand P staat. Druk
kort en krachtig op de startknop
terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
• Om te voorkomen dat de elektromotor
van het stuurslot oververhit raakt, kan
de werking worden onderbroken als
het hybridesysteem in korte tijd
herhaaldelijk wordt in- en
uitgeschakeld. Schakel het
hybridesysteem in dat geval niet in of
uit. Na ongeveer 10 seconden zal de
elektromotor van het stuurslot weer
functioneren.
Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 66Batterij elektronische sleutel
→Blz. 346
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Raadpleeg blz. 393 als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
(auto's met stuurslotfunctie)
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand is gekomen. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
4.2 Rijprocedures
172
Page 175 of 498

OPMERKING
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk start,
laat uw auto dan onmiddellijk controleren
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan
normaal, bijvoorbeeld als de knop iets blijft
hangen, kan de startknop defect zijn. Neem
onmiddellijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem (→blz. 181)
en zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het waarschuwings-
lampje van de parkeerrem brandt.
3. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
4.
Laat het rempedaal los en controleer of
ACCESSORY (stand ACC) of IGNITION
ON (contact AAN) niet wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
Wanneer het hybridesysteem is
uitgeschakeld
Zelfs als het contact UIT is gezet, blijft de
koelventilator mogelijk nog enige tijd
werken.
WAARSCHUWING!
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 360) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om het hybridesysteem opnieuw
te starten nadat dit ten gevolge van
een noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop in.
4.2 Rijprocedures
173
4
Rijden
Page 176 of 498

Wijzigen van de standen van het
contact
De standen kunnen worden gewijzigd
door op de startknop te drukken als het
rempedaal niet wordt ingetrapt. (De
stand verandert iedere keer dat op de
knop wordt gedrukt.)
1. UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2. ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
3. AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*Als de selectiehendel niet in stand P
staat en het hybridesysteem wordt
uitgezet, wordt in plaats van de stand UIT
de stand ACC van het contact
geselecteerd.Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl de selectiehendel in stand P staat,
wordt het contact automatisch UIT gezet.
Deze functie kan echter niet geheel
uitsluiten dat de 12V-accu ontladen
raakt. Laat de auto niet gedurende
langere tijd in stand ACC of AAN staan
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
zonder het hybridesysteem in te
schakelen.
• Als ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Uitschakelen van het hybridesysteem
met de selectiehendel in een andere
stand dan P
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het
contact niet UIT maar in stand ACC gezet.
Voer de volgende procedure uit om het
contact UIT te zetten:
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Zet de selectiehendel in stand P.
3. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven en druk de
startknop kort en stevig in.
4. Controleer of ACCESSORY (stand
ACC) of IGNITION ON (contact AAN)
op het multi-informatiedisplay uit is.
4.2 Rijprocedures
174
Page 177 of 498

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Schakel het hybridesysteem niet uit als
de selectiehendel in een andere stand
dan P staat. Als het hybridesysteem
wordt uitgeschakeld met de
selectiehendel in een andere stand
wordt het contact niet UIT maar in stand
ACC gezet. Als het contact in stand ACC
blijft staan, kan de accu ontladen raken.
4.2.2 EV-modus
In de EV-modus wordt er elektrisch
vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en wordt
alleen de elektromotor (tractiemotor)
gebruikt voor de aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het 's nachts of
in de vroege morgen door woonwijken
rijden of het rijden in een parkeergarage,
enz. zonder dat u zich zorgen hoeft te maken
over geluidsoverlast of uitlaatgassen.
Als echter het akoestische
voertuigwaarschuwingssysteem actief is,
maakt de auto mogelijk geluid.
Bedieningsinstructies
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingeschakeld, gaat
het controlelampje EV MODE branden. Door
in de EV-modus de schakelaar in te drukken,
wordt teruggekeerd naar normaal rijden
(aandrijving door de benzinemotor en de
elektromotor [tractiemotor]).
Omstandigheden waarin de EV-modus
niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus
mogelijk niet worden ingeschakeld. Als de
modus niet ingeschakeld kan worden,
klinkt er een zoemer en verschijnt er een
melding op het multi-informatiedisplay.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te hoog. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• De temperatuur van het
hybridesysteem is te laag. De auto
heeft bijvoorbeeld lang in een
omgeving met een temperatuur lager
dan 0°C gestaan, enz.
• De benzinemotor is aan het
opwarmen.
• Het batterijpakket (tractiebatterij) is
bijna leeg. De resterende capaciteit
van het batterijpakket die op de
energiemonitor wordt aangegeven, is
laag. (→Blz. 102)
• Rijsnelheid is hoog.
• Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt
of de auto rijdt op een helling, enz.
• De voorruitverwarming is
ingeschakeld.
De EV-modus inschakelen wanneer de
benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het
hybridesysteem wordt gestart, wordt na
korte tijd automatisch de benzinemotor
gestart, zodat deze op temperatuur kan
komen. In dat geval kan de EV-modus
niet worden ingeschakeld.
Druk zodra het hybridesysteem is
gestart en het controlelampje READY
brandt en voordat de benzinemotor
start op de EV-modusschakelaar om de
EV-modus in te schakelen.
4.2 Rijprocedures
175
4
Rijden