sensor TOYOTA HIGHLANDER 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: HIGHLANDER, Model: TOYOTA HIGHLANDER 2023Pages: 498, PDF Size: 69.85 MB
Page 5 of 498

4.4Tanken ....................194
4.4.1 Openen van de tankdop......194
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................196
4.5.1 Toyota Safety Sense........196
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 200
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....211
4.5.4 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......220
4.5.5 RSA (Road Sign Assist)
*......231
4.5.6 BSM (Blind Spot Monitor).....236
4.5.7 Toyota Parking Assist-sensor
*. . 240
4.5.8 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert) .................248
4.5.9 PKSB (Parking Support Brake)
*. . 253
4.5.10 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......259
4.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*...............261
4.5.12 Rijmodusselectieschakelaar . . . 262
4.5.13 Trail-modus.............263
4.5.14 GPF-systeem (benzineroetfilter)
*...................264
4.5.15 Ondersteunende systemen . . . 265
4.6 Rijtips.....................271
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto.............271
4.6.2Rijdenindewinter .........272
4.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............275
5. Voorzieningen in het interieur
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........280
5.1.1 Automatische airconditioning
voor ..................280
5.1.2 Automatische airconditioning
achter.................287
5.1.3 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming/
stoelventilatoren
*..........290
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 292
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 292
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 295
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......295
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............299
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur ...................3035.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur ...............303
6. Onderhoud en verzorging
6.1 Onderhoud en verzorging.........314
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........314
6.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........316
6.2 Onderhoud..................318
6.2.1 Onderhoud en reparatie......318
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......319
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........319
6.3.2 Motorkap...............321
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik....322
6.3.4Motorruimte .............323
6.3.512V-accu ...............327
6.3.6 Banden................329
6.3.7 Bandenspanning..........339
6.3.8Velgen.................340
6.3.9 Interieurfilter............341
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) . 343
6.3.11 Batterij elektronische sleutel . . 346
6.3.12 Controleren en vervangen van
zekeringen.............348
6.3.13 Lampen...............350
7.Bij problemen
7.1 Belangrijke informatie...........360
7.1.1 Alarmknipperlichten........360
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 360
7.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......361
7.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................362
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............362
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....364
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . . 365
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........373
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft . 377
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Page 31 of 498

Onderdelen SRS-airbagsysteem
AVoorpassagiersairbag
BControlelampjes PASS AIR BAG ON
en PASS AIR BAG OFF
CSide airbags voor
DCurtain airbags
ESensoren aanrijding opzij (achter)
FWaarschuwingslampje SRS
GBestuurdersairbag
HSensoren aanrijding opzij
(voorportier)
IGordelspanners en
spankrachtbegrenzers
JKnie-airbag bestuurder
KSensoren frontale aanrijding
LAirbag-ECU
MAan/uit-schakelaar airbag
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de
airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags
snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen
beperken.
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,
brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de airbags worden
geactiveerd door hete gassen.
• Er is een luide knal hoorbaar en er
komt wit poeder vrij.
• Gedurende enkele minuten na het
activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag enontstekingsmechanisme) evenals de
voorstoelen, delen van de voor- en
achterstijlen en de daklijstbekleding
nog heet zijn. De airbag zelf kan ook
heet zijn.
• De voorruit kan barsten.
• Het hybridesysteem wordt uitgezet en
de brandstoftoevoer naar de motor
wordt gestopt. (→Blz. 65)
• Alle portieren worden ontgrendeld.
(→Blz. 110)
1 .1 Voor een veilig gebruik
29
1
Veiligheid en beveiliging
Page 58 of 498

Uitvoeren van de regelgeving
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
1. BESCHRIJVING IN VOERTUIG GEÏNTEGREERD ECALL-SYSTEEM
1.1.Overzicht, werking en functionaliteiten van het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeemO
1.2.De op 112 gebaseerde eCall-dienst is een publieke dienst van
algemeen nut die gratis beschikbaar is.O
1.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem is standaard ingeschakeld. Bij een ernstige aanrijding
wordt het systeem automatisch geactiveerd door signalen van
sensoren in het voertuig. Het wordt ook automatisch geacti-
veerd als de auto is voorzien van een TPS-systeem dat niet
werkt bij een ernstige aanrijding.O
1.4.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan indien nodig ook handmatig worden geactiveerd.
Instructies voor het handmatig activeren van het systeemO
1.5.Als door een ernstige systeemstoring het in het voertuig geïn-
tegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt uitgescha-
keld, krijgen de inzittenden van het voertuig de volgende waar-
schuwingO
2. INFORMATIE OVER GEGEVENSVERWERKING
2.1.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het in het voer-
tuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem zijn ver-
zameld, moet voldoen aan de regelgeving met betrekking tot
persoonsgegevens zoals vastgelegd in richtlijn 95/46/EG en
2002/58/EG, en moet met name zijn gebaseerd op de nood-
zaak om de vitale belangen van personen te beschermen, con-
form artikel 7(d) van richtlijn 95/46/EG.O
2.2.De verwerking van dergelijke gegevens dient strikt beperkt te
blijven tot het doel van het behandelen van de eCall-
noodoproep naar het Europese alarmnummer 112.O
2.3. Soorten gegevens en hun ontvangers
2.3.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-
systeem kan alleen de volgende gegevens verzamelen en ver-
werken: voertuigidentificatienummer, type voertuig (perso-
nenauto of lichte bestelwagen), type brandstof/aandrijving van
het voertuig (benzine/diesel/aardgas/LPG/elektriciteit/
waterstof ), laatste drie locaties en rijrichting van het voertuig,
logbestand van de automatische activering van het systeem
inclusief tijdstip van activering.O
2.3.2.De ontvangers van de door het in het voertuig geïntegreerde
op 112 gebaseerde eCall-systeem verwerkte gegevens zijn de
relevante openbare alarmcentrales die zijn aangewezen door
de publieke autoriteiten van het land waarin deze centrales zijn
gevestigd om als eerste eCall-oproepen naar het Europese
alarmnummer 112 te ontvangen en te verwerken.O
1 .3 Noodoproep
56
Page 67 of 498

OPMERKING
Batterijpakket (tractiebatterij)
Vervoer geen grote hoeveelheden water,
zoals een gevuld reservoir voor een
waterdispenser, in de auto. Als er water op
het batterijpakket (tractiebatterij) komt,
kan het batterijpakket beschadigd raken.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Ventilatieopening batterijpakket
(tractiebatterij)
Er zijn ventilatieopeningen aanwezig
onder beide zijden van de tweede zitrij
voor de koeling van het batterijpakket
(tractiebatterij).
Als de ventilatieopeningen worden
afgedekt, kan dat de koeling van het
batterijpakket (tractiebatterij) beïnvloeden.
Als de aanvoer van koele lucht en afvoer van
warme lucht van het batterijpakket
(tractiebatterij) beperkt wordt, wordt de
afstand waarover gereden kan worden op de
elektromotor (tractiemotor) kleiner en
neemt het brandstofverbruik mogelijk toe.
OPMERKING
Ventilatieopening batterijpakket
(tractiebatterij)
• Voorkom dat zaken als stoelbekleding,
plastic hoezen en bagage de
ventilatieopening blokkeren. De
aanvoer van koele lucht naar en de
afvoer van warme lucht van het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
mogelijk beperkt, waardoor het door
het batterijpakket (tractiebatterij)
geleverde vermogen afneemt en er
een storing optreedt.
• Reinig de ventilatieopeningen
regelmatig om verstopping te
voorkomen. (→Blz. 343)
• Laat de ventilatieopening niet nat of
vuil worden, anders kan er
kortsluiting ontstaan en kan het
batterijpakket (tractiebatterij)
beschadigd raken.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
hoogspanningssysteem en de
brandstofpomp worden uitgeschakeld als
de botsingssensor een aanrijding met
een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om
de kans op een elektrische schok en
brandstoflekkage tot een minimum te
beperken. Als het uitschakelsysteem voor
noodgevallen in werking is getreden,
kunt u uw auto niet meer starten. Neem
voor het herstarten van het
hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1 .4 Hybridesysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
Page 73 of 498

Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de
aangegeven systemen van de auto.
(rood)Waarschuwingslampje
remsysteem
*1(→blz. 365)
(geel)Waarschuwingslampje
remsysteem
*1(→blz. 365)
Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistoftempe-
ratuur
*2(→blz. 366)
Waarschuwingslampje hy-
bridesysteem oververhit*2
(→blz. 366)
Laadstroomcontrole-
lampje*2(→blz. 366)
Waarschuwingslampje lage
oliedruk*2(→blz. 366)
Motorcontrolelampje*1
(→blz. 366)
Waarschuwingslampje
SRS*1(→blz. 367)
Waarschuwingslampje
ABS*1(→blz. 367)
Waarschuwingslampje on-
juiste bediening pedaal*2
(→blz. 367)
(rood/geel)Waarschuwingslampje
elektrische stuurbekrachti-
ging (→blz. 367)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau*1
(→blz. 367)
Controlelampje
bestuurders- en voorpas-
sagiersgordel (→blz. 368)
Controlelampje achterpas-
sagiersgordel*3
(→blz. 368)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1
(→blz. 368)
(oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 369)
(knippert)Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 369)
Controlelampje RCTA OFF*1
(→blz. 369)
(knippert)Controlelampje PKSB
OFF
*1(indien aanwezig)
(→blz. 369)
(knippert of
brandt)Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 370)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 370)
(knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem
*1(→blz. 370)
(knippert)Controlelampje Brake
Hold-systeem in werking
*1
(→blz. 370)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd.
2.1 Instrumentenpaneel
71
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 74 of 498

Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er
kan een storing in een systeem aanwezig
zijn als een lampje niet gaat branden of
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het
multi-informatiedisplay.
*3Dit lampje brandt in het centrale
paneel.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het hybridesysteem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
beschermen bij een ongeval, waardoor
dodelijk of ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (→blz. 180)
Controlelampje achterlicht
(→blz. 185)
Controlelampje grootlicht
(→blz. 187)
Controlelampje Automatic
High Beam-systeem
(→blz. 188)
Controlelampje mistlampen
voor (→blz. 190)
Controlelampje mistachter-
licht (→blz. 190)
Waarschuwingslampje
PCS*1, 2(→blz. 200)
Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 220)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 220)
Controlelampje cruise con-
trol SET (→blz. 220)
*7
Controlelampje LTA
(→blz. 201, blz. 216)
BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegel*2, 3(→blz. 236,
blz. 248)
Controlelampje BSM OFF*1,
2
(→blz. 236)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*1, 2
(indien aanwezig)
(→blz. 241)
Controlelampje RCTA OFF*1,
2
(→blz. 248)
2.1 Instrumentenpaneel
72
Page 90 of 498

•DRCC (Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik)
(→blz. 220)
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Curve Speed Reduction” (verlaging
bochtensnelheid) (→blz. 226)
Hiermee kunt u de mate van
verlagen van de bochtensnelheid
instellen.
– “DRCC(RSA)” (indien aanwezig)
(→blz. 228)
Druk op
om de Dynamic Radar
Cruise Control met Road Sign Assist
in of uit te schakelen.
•
BSM (Blind Spot Monitor)
(→blz. 236)
Druk op
om de Blind Spot
Monitor-functie in of uit te schakelen.
– BSM (Blind Spot Monitor) aan/uit
Hiermee kunt u de Blind Spot
Monitor-functie in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Brightness” (helderheid)
Hiermee kunt u de helderheid van
de indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 236)
– “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
•
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(→blz. 248)
Druk op
om de RCTA in of uit te
schakelen.
– RCTA aan/uit
Hiermee kunt u de RCTA in- of
uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van het volgende
onderwerp te wijzigen:
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
RCTA-zoemer wijzigen.•
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 231)
Druk op
om de Road Sign Assist in
of uit te schakelen.
– RSA (Road Sign Assist) aan/uit
Hiermee kunt u de Road Sign Assist
in- of uitschakelen.
Houd
ingedrukt om de
instellingen van de volgende
onderwerpen te wijzigen:
– “Notification Method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode die wordt
gebruikt om de bestuurder te
waarschuwen wanneer het systeem
een te hoge snelheid, een
verkeersbord voor een inhaalverbod
of een verkeersbord voor verboden
in te rijden signaleert, wijzigen.
– “Notification Level” (drempelw.
meld.)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de
bestuurder te waarschuwen
wanneer het systeem een
verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
Voertuiginstellingen
Houd
ingedrukt om de instellingen
van de volgende onderwerpen te
wijzigen:
• TPWS
(bandenspanningswaarschuwingssysteem)
(→blz. 331)
– “Set Pressure” (stel
bandenspanning in) (initialisatie
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Hiermee kan het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden geïnitialiseerd.
–
“Change Wheel” (wielen wijzigen)
(registreer de identificatiecodes van
het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Hiermee kunt u de identificatiecodes
van de bandenspanningssensoren
registreren in het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
2.1 Instrumentenpaneel
88
Page 103 of 498

Buitentemperatuur
Wordt weergegeven in de volgende
situaties:
• Wanneer het contact AAN wordt gezet
(weergegeven gedurende ongeveer
10 seconden)
• Wanneer het controlelampje lage
buitentemperatuur knippert
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het multi-
informatiedisplay. Zie voor meer
informatie de beschrijving van de
weergave van de buitentemperatuur op
het multi-informatiedisplay. (→Blz. 80)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
displayzone (indien aanwezig)
Hiermee kunnen de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde
onderwerpen worden weergegeven:
(Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem.)
Routebegeleiding naar bestemming
Wordt weergegeven als het
navigatiesysteem met een
routebegeleiding bezig is. Wanneer u een
kruising nadert, wordt een pijl
weergegeven om aan te geven welke kant
u op moet.
Straatnaam
Afhankelijk van de situatie worden de
straatnamen van een naderende kruising
weergegeven.
Kompas (weergave rijrichting boven)
Geeft de rijrichting aan.
Weergave straatnaam
Afhankelijk van de situatie, zoals wanneer
er geen informatie beschikbaar is in
kaartgegevens enz., worden de
straatnamen van een kruising mogelijk
niet weergegeven.Displayzone status ondersteunend
systeem
Hiermee wordt de status van de volgende
systemen weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 211)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 220)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten) (indien
aanwezig) (→blz. 259)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig) (→blz. 240)
• Wegrijregeling (→blz. 158)
• Brake Override-systeem (→blz. 159)
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het multi-
informatiedisplay. Zie de beschrijving
van de desbetreffende systemen voor
meer informatie.
Icoon
/
De volgende aan het multi-
informatiedisplay gekoppelde iconen en een
melding kunnen worden weergegeven:
: Centrale waarschuwingsicoon
Wordt weergegeven als op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→Blz. 373)
: Informatie-icoon
Wordt weergegeven als op het
multi-informatiedisplay een
pop-updisplay met een suggestie/tip
wordt weergegeven. (→Blz. 96)
Displayzone meldingen
Afhankelijk van de situatie wordt het
volgende weergegeven:
Waarschuwing/melding
Afhankelijk van de situatie wordt een
waarschuwingsmelding of een andere
melding weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 110 of 498

COntgrendelen van de portieren
(→blz. 109)
DOpenen van de ruiten*1(→blz. 109)
EOpenen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep*2(→blz. 116)
*1Deze instellingen moeten aan de perso-
onlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2Indien aanwezig
Gebruik van de mechanische sleutel
Schuif het ontgrendelknopje opzij om de
mechanische sleutel uit de elektronische
sleutel te verwijderen.
De mechanische sleutel kan maar in één
richting ingestoken worden, aangezien
slechts één zijde van de sleutel van een
groef is voorzien. Als u de sleutel niet in
de slotcilinder kunt steken, draait u de
sleutel om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel. Zorg
dat u de mechanische sleutel en de
elektronische sleutel bij u hebt. Als de
batterij van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel
aangewezen. (→Blz. 393)
Wanneer u de sleutel van de auto moet
achterlaten bij een parkeerwachter
Vergrendel indien nodig het
dashboardkastje. (→Blz. 296)Verwijder de mechanische sleutel voor
eigen gebruik en geef alleen de
elektronische sleutel aan de
parkeerwachter.
Als u uw mechanische sleutels verliest
→Blz. 392
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.3.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
3.2.1 Portieren
De portieren kunnen worden vergrendeld
en ontgrendeld met de instapfunctie, de
afstandsbediening of de schakelaars van
de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om alle
portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgrendeld.
3.1 Informatie over sleutels
108
Page 111 of 498

*De instellingen voor het
ontgrendelen van de portieren
kunnen worden gewijzigd. (→Blz. 109,
blz. 415)
2. Raak de vergrendelsensor (de
inkeping aan de bovenzijde van de
voorportiergreep) aan om alle
portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Afstandsbediening
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Houd de toets
ofingedrukt
en houd tegelijkertijd de toets
gedurende ongeveer 5 seconden
ingedrukt als het controlelampje in de
sleutel uit is.De instelling verandert telkens wanneer
een handeling wordt uitgevoerd, zoals
hieronder is aangegeven. (Als u de
instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de
toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
2.)
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met rechtse
besturing)
Exterieur: 3 keer
een piepsignaal
Interieur: Eén bel-
signaalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt
alleen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier
vasthoudt, worden
alle portieren ont-
grendeld.
Exterieur: Twee
piepsignalen
Interieur: Eén bel-
signaalAls u een voorpor-
tiergreep vast-
houdt, worden alle
portieren
ontgrendeld.
Voor auto's met een alarm: om te
voorkomen dat het alarm onbedoeld
wordt geactiveerd, moet u de portieren
ontgrendelen met de afstandsbediening
en een portier eenmaal openen en sluiten
als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er
binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend,
worden de portieren weer vergrendeld en
wordt het alarm automatisch
ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit
wordt geactiveerd. (→Blz. 67)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
109
3
Voordat u gaat rijden