sensor TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 5 of 554

5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................229
5.3.1 Lichtschakelaar...........229
5.3.2 AHS (Adaptive High Beam-
systeem)...............231
5.3.3 Schakelaar mistlampen......235
5.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....235
5.4Tanken ....................237
5.4.1 Openen van de tankdop......237
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................239
5.5.1 Toyota Safety Sense........239
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 250
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....257
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......267
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......271
5.5.6 Rijmodusselectieschakelaar....282
5.5.7 Snelheidsbegrenzer........283
5.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....285
5.5.9 Toyota Parking Assist-sensor*. . 304
5.5.10 Parking Support Brake-functie*. 313
5.5.11 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*..........320
5.5.12 GPF-systeem
(benzineroetfilter)........344
5.5.13 Ondersteunende systemen . . . 344
5.6 Rijtips.....................348
5.6.1Rijdenindewinter .........348
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........352
6.1.1 Automatische airconditioning . . 352
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning ...........359
6.1.3 Stoelverwarming..........361
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 362
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 362
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 364
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......364
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............367
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen
inhetinterieur ................370
6.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur ...............370
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........378
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........378
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........382
7.2 Onderhoud..................386
7.2.1 Onderhoud en reparatie......386
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......388
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud......388
7.3.2 Motorkap...............389
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....391
7.3.4Motorruimte .............392
7.3.5 Banden................399
7.3.6 Bandenspanning..........404
7.3.7Velgen.................405
7.3.8 Vervangen van een band......406
7.3.9 Interieurfilter............414
7.3.10 Ruitenwisserrubber vervangen . 416
7.3.11 Batterij elektronische sleutel . . 418
7.3.12 Controleren en vervangen van
zekeringen.............420
7.3.13 Lampen...............422
8.Bij problemen
8.1 Belangrijke informatie...........430
8.1.1 Alarmknipperlichten........430
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 430
8.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......431
8.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................432
8.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............432
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....435
8.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . . 436
8.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........442
8.2.5 Als uw auto een lekke band heeft . 449
8.2.6 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart...........459
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 30 of 554

Onderdelen SRS-airbagsysteem
1Sensoren frontale aanrijding
2Waarschuwingslampje SRS en
controlelampje PASSENGER AIR BAG
3Aan/uit-schakelaar airbag
4Voorpassagiersairbag
5Sensoren aanrijding opzij (voor)
6Sensoren aanrijding opzij
(voorportier)
7Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
8Side airbags
9Curtain airbags
10Sensoren aanrijding opzij (achter)
11Positiesensor bestuurdersstoel
12Bestuurdersairbag
13Knie-airbag bestuurder
14Airbag-ECU
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de airbags
zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel gevuld
worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen beperken.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Alle inzittenden dienen hun
veiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen
met de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
28
Page 52 of 554

1.3 Antidiefstalsysteem
1.3.1 Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust
met ingebouwde transponderchips die
voorkomen dat het hybridesysteem
gestart kan worden met een sleutel die
niet in een eerder stadium is
geregistreerd in de computer van de
auto. Laat de sleutels nooit in de auto
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal
te voorkomen, maar absolute beveiliging
tegen elke vorm van diefstal kan niet
worden gegarandeerd.
Het controlelampje knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven dat
het systeem in werking is.
Het controlelampje stopt met knipperen
als het contact in stand ACC of AAN wordt
gezet om aan te geven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt
• Als de greep van de sleutel tegen een
metalen voorwerp wordt gehouden
• Als de sleutel dicht bij of tegen een
sleutel met ingebouwde
transponderchip van een andere auto
wordt gehouden
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
1.3.2 Supervergrendeling*
*: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen van
de portieren zowel van buitenaf als van
binnenuit onmogelijk te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uitgerust,
zijn voorzien van labels op de ruiten van
de beide voorportieren.
Inschakelen van de supervergrendeling
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden
de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Met de instapfunctie:
Raak het sensorgedeelte van de
buitenportiergreep binnen 5 seconden
twee keer aan.
Met de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op
.
IO13PH004
1 .3 Antidiefstalsysteem
50
Page 53 of 554

Uitschakelen van de
supervergrendeling
Bij gebruik van de instapfunctie: Houd de
buitenportiergreep vast.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk op
.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de
supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in
als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet
van binnenuit kunnen worden geopend.
1.3.3 Alarm*
*: Indien aanwezig
Het alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen
gegeven wanneer er een inbraakpoging
wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is
ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
•
Een vergrendeld portier of vergrendelde
achterklep wordt op een andere manier
ontgrendeld of geopend dan met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
(De portieren zullen automatisch
opnieuw worden vergrendeld.)
• De motorkap wordt geopend.
• Indien aanwezig, signaleert de
inbraaksensor een beweging in de
auto. (Iemand dringt de auto binnen.)Inschakelen van het alarmsysteem
Sluit de portieren en de achterklep en
vergrendel alle portieren met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
Na 30 seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm
Het alarm kan op een van de volgende
manieren worden gedeactiveerd.
•
Ontgrendel de portieren met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
• Schakel het hybridesysteem in. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten
worden alvorens de auto te
vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen.
• Er is niemand in de auto.
• De zijruiten zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
• Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto
achtergebleven.
1 .3 Antidiefstalsysteem
51
1
Veiligheid en beveiliging
Page 54 of 554

Activeren van het alarm
Het alarm wordt in de volgende gevallen
mogelijk geactiveerd: (Door het alarm te
stoppen wordt het alarmsysteem
uitgeschakeld.)
• De portieren worden ontgrendeld met
de mechanische sleutel.
• Een persoon in de auto opent een
portier, de achterklep of de motorkap
of ontgrendelt de auto met de
vergrendelknop aan de binnenzijde.
• De 12V-accu wordt opgeladen of
vervangen terwijl de auto is
vergrendeld. (→Blz. 462)Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de auto
achtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het opladen of vervangen van de
12V-accu
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor (indien aanwezig)
De inbraaksensor signaleert indringers of
een beweging in de auto.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.
Inschakelen van de inbraaksensor
Als het alarm wordt ingeschakeld, wordt
de inbraaksensor automatisch
ingeschakeld. (→Blz. 51)
Uitschakelen van de inbraaksensor
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor
uitschakelt voordat u het alarm instelt,
omdat deze sensor reageert op
bewegingen binnen in de auto.
1. Zet het contact UIT.
Er wordt gedurende ongeveer
4 seconden een melding
1 .3 Antidiefstalsysteem
52
Page 55 of 554

weergegeven op het multi-
informatiedisplay waarin u wordt
gevraagd of u de inbraaksensor wilt
uitschakelen.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het stuurwiel,
selecteer “Yes” ( ja) en druk
vervolgens op
.
Als er gedurende ongeveer 5 s geen
handeling wordt uitgevoerd, dooft de
melding automatisch en wordt de
inbraaksensor niet uitgeschakeld.
De inbraaksensor zal iedere keer dat
het contact AAN wordt gezet, worden
ingeschakeld.
Als de melding waarin u wordt
gevraagd of u de inbraaksensor wilt
uitschakelen niet wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk niet
weergegeven als er een andere melding
wordt weergegeven. Zet in dat geval het
contact AAN, volg de instructies op het
display en zet het contact weer UIT.
Uitschakelen en automatisch opnieuw
inschakelen van de inbraaksensor
• Het alarm kan zelfs worden
ingeschakeld wanneer de
inbraaksensor is uitgeschakeld.
• Druk op de startknop of ontgrendel de
portieren met de instapfunctie of de
afstandsbediening om de
inbraaksensor opnieuw in te
schakelen.
• De inbraaksensor wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem is uitgeschakeld.Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Er is een zijruit geopend.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's
– Het bewegen van mensen buiten de
auto
IO13PH005
IO13PH007
1 .3 Antidiefstalsysteem
53
1
Veiligheid en beveiliging
Page 56 of 554

• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
OPMERKING(Vervolg)
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
IO13PH008
IO13PH009
1 .3 Antidiefstalsysteem
54
Page 68 of 554

Ventilatieopeningen batterijpakket
(tractiebatterij)
Er zijn ventilatieopeningen aanwezig aan
beide zijden van de rugleuning achter
voor de koeling van het batterijpakket
(tractiebatterij). Als deze
ventilatieopening wordt afgedekt, kan
het batterijpakket (tractiebatterij)
oververhit raken, waardoor het
laden/ontladen van het batterijpakket
(tractiebatterij) beperkt kan worden.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor noodgevallen
zorgt ervoor dat het hoogspanningssy-
steem en de brandstofpomp worden uitge-
schakeld als de botsingssensor een aan-
rijding met een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om de
kans op kortsluiting en brandstoflekkage
tot een minimum te beperken. Als het
uitschakelsysteem voor noodgevallen in
werking is getreden, kunt u uw auto niet
meer starten. Neem voor het herstarten
van het hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem
Als er een storing in het hybridesysteem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven. Lees de op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het hybridesysteem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het hybridesy-
steem niet kan worden gestart, vult u de
tank met ten minste de hoeveelheid bran-
dstof die nodig is om het waarschuwings-
lampje laag brandstofniveau (→
blz. 438)
uit te laten gaan. Als er slechts een kleine
hoeveelheid brandstof in de tank zit, kan
het hybridesysteem mogelijk niet worden
gestart. (De standaardhoeveelheid
brandstof is ongeveer 7,5 liter, als de auto
op een vlakke ondergrond staat. Deze
waarde kan afwijken als de auto op een
helling staat. Vul extra brandstof bij
wanneer de auto schuin staat.)
Elektromagnetische golven
•
De hoogspanningsonderdelen en
-kabels van hybrideauto's zijn voorzien
van een afscherming voor elektroma-
gnetische golven, en zenden ongeveer
net zo veel elektromagnetische golven
uit als conventionele auto's met een
benzinemotor, of elektronische
huishoudapparatuur.
• Uw auto kan storingen veroorzaken in
niet-originele audio-onderdelen.
2.1 Plug-in hybridesysteem
66
Page 137 of 554

Als het contact UIT wordt gezet (auto's
met inbraaksensor)
Het selectiescherm voor het
in-/uitschakelen van de inbraaksensor
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 52)Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld
• Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld, wordt het scherm
“Ending” (beëindigen) weergegeven
op het multi-informatiedisplay
(gedurende ongeveer 30 seconden
*1).
Als het scherm “Ending” (beëindigen)
wordt weergegeven, kan de volgende
informatie worden weergegeven door
op
,,ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
1Weergave score voor elk Eco
Score-item (→blz. 158, blz. 167)
2Eco Score en advies
3Verstreken tijd sinds starten
hybridesysteem
4Afgelegde afstand sinds starten
hybridesysteem
5Gemiddeld brandstofverbruik sinds
starten hybridesysteem
6Informatie over het volgende
laadschema*2
7Aan-/uitzetten van “Charge Now” (nu
laden)
Iedere keer dat er opwordt
gedrukt, wijzigt de instelling.
*1:Het scherm wordt uitgeschakeld
zodra de portieren worden vergrendeld.
*2: Dit kan worden weergegeven
wanneer de laadschema's zijn
opgeslagen. (→Blz. 111)
3.1 Instrumentenpaneel
135
3
Instrumentenpaneel
Page 145 of 554

Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)Blz. 305
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 314
*1Controlelampje S-IPA (indien aanwezig)Blz. 323
*1Controlelampje PASSENGER AIR BAGBlz. 35
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*4: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het
controlelampje brandt/knippert.
Op het scherm weergegeven controlelampjes en symbolen
Hoofddisplay en multi-informatiedisplay
Controlelampjes Bladzijde
*1Controlelampje EV MODEBlz. 58
*1Controlelampje EV City-modusBlz. 59
*1Controlelampje laadmodus batterijpakketBlz. 59
*2Controlelampje ECO MODEBlz. 282
3.1 Instrumentenpaneel
143
3
Instrumentenpaneel