stop start TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 126 of 554

2.2.11 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van
de onderstaande items.
Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-informatiedisplay, raadpleeg
dan ook blz. 123.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Het controlelampje Power op het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem) gaat niet branden, zelfs niet als de stekker is aangesloten op
een externe voedingsbron.
De stekker is niet goed aange-
sloten op de contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten op de contact-
doos.
De elektriciteit is uitgevallenVoer de laadprocedure nogmaals uit als er weer elektriciteit
beschikbaar is.
De op afstand bedienbare
schakelaar is uitgeschakeldSchakel de op afstand bedienbare schakelaar, indien aanwe-
zig, in.
De zekering in het gebouw is
doorgeslagen en de elektrici-
teit is uitgevallenControleer of de zekering in orde is en, als dat het geval is, of
de auto geladen kan worden via een andere contactdoos.
Als laden mogelijk is, kan de eerste contactdoos defect zijn.
Neem contact op met de beheerder of een elektricien.
Kortsluiting tussen het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de stekkerStop onmiddellijk met laden en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een an-
dere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Het waarschuwingslampje storing van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert.
Lekstroomdetectiefunctie of
zelfdiagnosefunctie in werking
en voeding onderbrokenAls de spanning te laag is, kan het waarschuwingslampje
storing gaan knipperen als er interferentie is. Voer een re-
setprocedure uit en sluit aan op een geschikte voedings-
bron. (→Blz. 80)
Als het laden niet start, stop dan onmiddellijk met laden en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De laadindicator gaat niet branden, ook al is de laadstekker aangesloten.
De stekker zit niet goed in de
contactdoosControleer of de stekker goed is aangesloten op de contact-
doos.
De laadstekker is niet goed
aangesloten op het laadcon-
tactControleer de aansluitstatus van de laadstekker.
■Plaats de laadstekker bij het aansluiten goed.
■Controleer na het aansluiten van de laadstekker of de
laadindicator gaat branden.
Als de laadindicator niet gaat branden, zelfs niet wanneer de
laadstekker goed is aangesloten, kan er sprake zijn van een
storing in het systeem. Stop onmiddellijk met laden en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
2.2 Laden
124
Page 127 of 554

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Het batterijpakket (tractiebat-
terij) is al volledig geladenAls het batterijpakket (tractiebatterij) volledig geladen is,
wordt de laadprocedure niet uitgevoerd.
De lader werkt nietNeem contact op met de beheerder als er een probleem is
met de lader.
De laadindicator knippert en de laadprocedure kan niet worden uitgevoerd.
Als de laadindicator knippert
*:
Er is een laadschema opgesla-
genWacht tot het ingestelde tijdstip als u wilt laden volgens het
laadschema.
Stel “Charge Now” (nu laden) in op “On” (aan) om te begin-
nen met laden. (→Blz. 117)
Als de laadindicator snel knip-
pert
*:
Storing in externe voedings-
bron of de autoStart het hybridesysteem en volg de instructies in de mel-
ding op het multi-informatiedisplay. (→Blz. 124)
*: Raadpleeg blz. 76 voor informatie over het branden en knipperen van de laadindicator.
Als de laadschemafunctie niet normaal werkt
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
Kan niet laden op het gewenste tijdstip
De klok van de auto is niet juist
ingesteldControleer de klokinstelling en stel hem in op de juiste
tijd. (→Blz. 136)
De voertuigkalender is niet juist
ingesteld.Controleer de kalenderinstelling en stel de juiste datum
in. (→Blz. 137)
De laadkabel is niet aangesloten
op de autoSluit de laadkabel aan alvorens het laadschema te gebrui-
ken.
Onjuiste laadmodus geselecteerdControleer de instelling van de laadmodus. (→Blz. 111)
Als de laadmodus is ingesteld op “Start”, begint het laden
op het ingestelde tijdstip, maar als “Departure” (vertrek)
is ingesteld, is het laden voltooid op het ingestelde tijd-
stip. (De starttijd voor het laden wordt automatisch gere-
geld door het systeem.)
Het laden begint, ook al is er een laadschema opgeslagen
“Charge Now” (nu laden) is inge-
steld op “On” (aan)Stel “Charge Now” (nu laden) in op “Off” (uit) om te laden
overeenkomstig het laadschema. (→Blz. 117)
Laadschema is ingesteld op “Off”
(uit)Controleer of laadschema niet is ingesteld op “Off” (uit).
(→Blz. 116)
De laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek) en de ge-
plande vertrektijd ligt dicht bij
het huidige tijdstipAls het systeem vaststelt dat er geen tijd is om het laden
te voltooien op de geplande vertrektijd, begint het met
laden. Controleer de laadschema's.
De laadkabel was verwijderd en
opnieuw aangesloten terwijl de
laadindicator knipperdeAls de laadkabel was verwijderd en opnieuw aangesloten
terwijl de laadindicator knipperde, wordt het laadschema
geannuleerd (→blz. 106). Verwijder de laadkabel tijdelijk
en sluit hem weer aan.
De op afstand bedienbare aircon-
ditioning was in werkingAls de op afstand bedienbare airconditioning wordt inge-
schakeld, start het systeem met laden, ook al is er een
laadschema opgeslagen. Stop de op afstand bedienbare
airconditioning en sluit vervolgens de laadkabel opnieuw
aan om te laden met behulp van het laadschema.
2.2 Laden
125
2
Plug-in hybridesysteem
Page 128 of 554

Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij)
(→blz. 96) is in werkingAls de laadmodus is ingesteld op “Departure” (vertrek),
kan de “Traction Battery Heater” (verwarming tractiebat-
terij) in werking treden voordat het laden begint. Contro-
leer de status van de laadindicator. (→Blz. 76)
Het laden stopt eerder dan het tijdstip dat is ingesteld bij “Departure” (vertrek)
Het tijdstip waarop het laden
stopt, komt niet overeen met het
geschatte eindtijdstip door de
conditie van de voedingsbron of
de buitentemperatuurAls er plotselinge veranderingen in temperatuur of veran-
deringen in de conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden eerder beëindigd worden
dan het tijdstip dat berekend is door het systeem.
Het laden is niet voltooid, hoewel het tijdstip is ingesteld op “Departure” (vertrek)
“Climate Prep” (aircovoorberei-
ding) is ingesteld op “On” (aan)
(auto's met “Climate Prep”-
functie (aircovoorbereidings-
functie))Als “Climate Prep” (aircovoorbereiding) is ingesteld op
“On” (aan), werkt de airconditioning tot aan het vertrek-
tijdstip. Daarom kan het laden wellicht niet voltooid zijn
op het ingestelde tijdstip vanwege de laadcondities. Ga
door met laden om het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig te laden.
Het tijdstip waarop het laden
stopt, komt niet overeen met het
geschatte eindtijdstip door de
conditie van de voedingsbron of
de buitentemperatuurAls er plotselinge veranderingen in temperatuur of veran-
deringen in de conditie van de voedingsbron optreden
tijdens het laden, kan het laden beëindigd worden op een
ander tijdstip dan het tijdstip dat berekend is door het
systeem.
Het laden start niet, hoewel het tijdstip dat is ingesteld in “Start” is bereikt
De laadkabel is aangesloten na
het instellen van het tijdstipSluit de laadkabel aan voor het instellen van het tijdstip in
“Start”.
Als er een laadgerelateerde melding wordt weergegeven
Als het hybridesysteem gestart wordt na het laden, wordt een melding weergegeven in
het multi-informatiedisplay.
Volg, als dit gebeurt, de instructies op het scherm.
2.2 Laden
126
Page 136 of 554

1. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het scherm
en selecteer.
2. Druk op
om de cursor weer te
geven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de
helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel aan te passen.
1Donkerder
2Helderder
Druk als het aanpassen is voltooid opom terug te keren naar het vorige
scherm.
Informatie automatisch weergegeven
Bepaalde informatie wordt automatisch
weergegeven overeenkomstig de
bediening van de startknop, de
voertuigconditie, enz.
Starten van het hybridesysteemAls het hybridesysteem start, wordt op de
2 schermen een startanimatie
weergegeven.
Als de animatie is afgelopen, wordt
overgeschakeld naar het normale scherm.
De startanimatie wordt onder een van de
volgende omstandigheden gestopt.
• Als een andere schakelstand dan P
wordt geselecteerd
• Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem (indien aanwezig)
wordt ingeschakeld
Als de ondersteunende systemen in
werking zijn
Bij het gebruik van ondersteunende
systemen, zoals het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (→blz. 271) en de LTA
(Lane Tracing Assist) (→blz. 257), wordt
informatie met betrekking tot elk
systeem, afhankelijk van de situatie,
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Raadpleeg de bladzijde met uitleg over
alle systemen voor details over de
weergegeven informatie en de inhoud
van het display.
Als u geïnformeerd moet worden over
de auto
Als een verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of er een probleem
optreedt in een voertuigsysteem, wordt
een waarschuwingsmelding (of
afbeelding) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→Blz. 442)
3.1 Instrumentenpaneel
134
Page 158 of 554

*3: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van bewegingsenergie van
de auto in elektrische energie bedoeld.
In de HV-modus
1Laadgebied
Geeft aan dat er energie wordt
teruggewonnen via het regeneratieve
opladen.
2Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk
wordt gereden.
Wijzigt binnen het “ECO Accelerator
Guidance”-bereik (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal).
(→Blz. 157)
*1
3PWR-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt
overschreden (bij rijden op vol
vermogen en dergelijke).
4Hybride eco-gebied*2
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
5EV-controlelampje*1, 3
Het EV-controlelampje gaat branden
wanneer de auto alleen door de
elektromotor (tractiemotor) wordt
aangedreven of de benzinemotor niet
draait.
6Status batterijpakket (tractiebatterij)
→Blz. 159
7Eco Score
→Blz. 158
8Actieradius elektrisch rijden
→Blz. 174
• Door de naald tijdens het rijden in
het ECO-gebied te houden, rijdt u
milieuvriendelijker.
• In het laadgebied wordt de
regeneratiestatus
*4aangegeven. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
3.1 Instrumentenpaneel
156
Page 160 of 554

Eco Score
De rijstatus voor de volgende 3 situaties
wordt geëvalueerd op 5 niveaus: soepel
accelereren bij wegrijden (Eco-Start),
rijden zonder plotseling accelereren
(Eco-Cruise) en soepel stoppen
(Eco-Stop). Elke keer dat de auto tot
stilstand wordt gebracht, wordt een score
weergegeven op basis van een perfecte
score van 100 punten.
1Score
2Status “Eco-Start”
3Status “Eco-Cruise”
4Status “Eco-Stop”
Lezen van het staafdisplay:
Score Laag*Hoog
Staafdisplay
*: Voor items die niet onlangs zijn geëvalueerd, wordt 0 weergegeven.
• Telkens als de auto wegrijdt, wordt de
Eco Score gereset en wordt een
nieuwe evaluatie gestart.
• Als de selectiehendel in stand P staat,
wordt alleen de displayzone voor de
Eco Score vergroot en weergegeven.
Wanneer de selectiehendel vanuit P in
een andere stand wordt gezet, keert
het display terug naar de normale
weergave.
• Als het hybridesysteem stopt, worden
de huidige totaalscore en een advies
voor het verhogen van de score
weergegeven. (→Blz. 135)
Informatiedisplay elektrisch rijden
Een van de 2 onderstaande
informatie-items van “HV System
Indicator” (HV-systeemindicator) in
“Meter Customize” (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) kan wordengeselecteerd om weergegeven te
worden in de linker bovenhoek van de
hybridesysteemindicator. (→Blz. 171)
“EV Energy” (EV-energie)
Het percentage van de resterende
energie in het batterijpakket
(tractiebatterij) dat kan worden gebruikt
voor elektrisch rijden wordt
weergegeven.
Wordt 100% als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is.
3.1 Instrumentenpaneel
158
Page 162 of 554

•De ladingstoestand van het batterij-
pakket (tractiebatterij) in de HV-modus
wordt automatisch geregeld door het
hybridesysteem. De resterende hoe-
veelheid energie in het batterijpakket
(tractiebatterij) in de HV-modus haalt
mogelijk niet de bovenste lijn
*zelfs al
wordt er elektrische energie gegene-
reerd door regeneratief remmen
(→
blz. 62) of elektrische energie
gegenereerd door de benzinemotor. Dit
duidt echter niet op een storing. Verder
wordt, zelfs als de weergave van de
resterende hoeveelheid energie in het
batterijpakket (tractiebatterij) hoger
wordt dan de bovenste lijn, de weergave
weergegeven in blauw totdat de auto
terugkeert naar de EV-modus.
*: De positie van de grenslijn tussen de
EV-modus en de HV-modus bij de
weergave van de resterende
hoeveelheid energie in het
batterijpakket (tractiebatterij).
•
Afhankelijk van de laadsituatie zal, als
de resterende hoeveelheid energie in
het batterijpakket (tractiebatterij)
wordt weergegeven tijdens het laden,
het laden worden voortgezet, zelfs al
wordt weergegeven dat het batterij-
pakket (tractiebatterij) volledig geladen
is. Dit duidt echter niet op een storing.
Wacht totdat het laden is voltooid.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de stand van de
selectiehendel N is of als de
resterende lading onder een
vastgesteld niveau daalt. Als de
ladingstoestand nog verder daalt,
klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.Over de Eco Score
• Na het wegrijden wordt de Eco Score
pas weergegeven als de rijsnelheid
hoger wordt dan ongeveer 30 km/h.
• Naast de rijstatus van de auto
evalueert de Eco Score tevens de
gebruiksomstandigheden van de
airconditioning (→blz. 167). De score
die wordt weergegeven als het
hybridesysteem stopt, is het
totaalresultaat van de rijstatus na het
starten van het hybridesysteem en de
gebruiksomstandigheden van de
airconditioning.
Weergave “EV Energy” (EV-energie)
en “EV Distance” (actieradius
elektrisch rijden)
De mate waarin “EV Energy”
(EV-energie) en “EV Distance”
(actieradius elektrisch rijden) afnemen,
is afhankelijk van de rijomstandigheden
van de auto. Verder kunnen “EV Energy”
(EV-energie) en “EV Distance”
(actieradius elektrisch rijden) afnemen
door energieverbruik door het systeem,
zelfs als er niet met de auto gereden
wordt.
“Fuel Consumption Record” (overzicht
brandstofverbruik)
Als de eenheid is ingesteld op km/h
De verandering van het gemiddelde
brandstofverbruik na het starten van het
hybridesysteem kan elke 1 km of 5 km
rijden worden bekeken.
Als de eenheid is ingesteld op MPH (indien
aanwezig)
De verandering van het gemiddelde
brandstofverbruik na het starten van het
hybridesysteem kan elke 1 mijl (1,6 km)
of 5 mijl (8 km) rijden worden bekeken.
Lezen van het scherm
De weergave “
1 km” wordt als
voorbeeld getoond. De basismethode
voor het lezen van het scherm is echter
voor alle schermen met de geschiedenis
van het brandstofverbruik hetzelfde.
3.1 Instrumentenpaneel
160
Page 197 of 554

Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als gevolg
van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven, neem
dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto hoor-
bare alarm klinkt één keer
gedurende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te vergren-
delen terwijl er nog een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto klinkt
herhaaldelijkHet contact werd in de stand ACC ge-
zet terwijl het bestuurdersportier ge-
opend was (het bestuurdersportier
werd geopend terwijl het contact in
de stand ACC stond).Zet het contact UIT en
sluit het
bestuurdersportier.
Als op het multi-informatiedisplay
“Smart Entry & Start System
Malfunction See Owner’s Manual”
(Storing in Smart entry-systeem met
startknop; raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
195
4
Bediening van elk onderdeel
Page 214 of 554

5.1 Voordat u gaat rijden
5.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Voor het starten van het
hybridesysteem
Controleer of de laadkabel is losgenomen.
(→Blz. 460)
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 460
Rijden
1. Selecteer met ingetrapt rempedaal
schakelstand D. (→Blz. 460)
Controleer of de
schakelstandindicator D aangeeft.
2. Deactiveer de parkeerrem.
(→Blz. 460)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd
stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand P. (→Blz. 460)
Parkeren van de auto
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 460)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 460)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
4. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met het rempedaal ingetrapt de
auto goed op de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.
2. Laat het rempedaal opkomen en trap
het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Wanneer de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand
P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de transmissie
in een andere stand te zetten.
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 460)
Voor elektriciteits- en
brandstofbesparend rijden
Als u de systeemeigenschappen van de
auto begrijpt, kunt u de functies van het
hybridesysteem optimaal gebruiken.
Houd er verder rekening mee dat
hybrideauto's vergelijkbaar zijn met
conventionele auto's en dat het
belangrijk is dat u niet plotseling
accelereert enz. Zie “Tips voor het rijden
met een plug-in hybrideauto”
(→blz. 460).
5.1 Voordat u gaat rijden
212
Page 215 of 554

Rijden in de regen
•
Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten besla-
gen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is. (→Blz. 460)
“ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) (→blz. 460)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal). Ook
kunt u door het gebruik van de “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal) uw
Eco Score eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de “Eco-Start”-score toe.
•
Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een constante
snelheid binnen het bereik voorbegeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal. Door de auto binnen het
“ECO Accelerator Guidance”-bereik
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) te houden, neemt de
“Eco-Cruise”-score toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de
“Eco-Stop”-score toe.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 460), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 460), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 460)
Voor een efficiënt gebruik
•
Selecteer stand D tijdens het rijden. In
stand N werkt de benzinemotor, maar
kan er geen elektriciteit worden opge-
wekt. Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt hierdoor ontladen, zodat onnodig
vermogen van de benzinemotor nodig is
om deze weer op te laden.
5.1 Voordat u gaat rijden
213
5
Rijden