sensor TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 450 of 554

• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
• RSA (Road Sign Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 249, blz. 436)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet
beschikbaar. Zie handleiding) wordt
weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 249)
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Radar Cruise Control niet
beschikbaar) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Als de schakelstand niet kan worden
gewijzigd of als het contact in stand
ACC is gezet, ook al wordt er
geprobeerd om het contact UIT te
zetten wanneer een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Als de 12V-accu is ontladen of als de
schakelregeling defect is, kan het
volgende zich voordoen.• Schakelstand P kan niet worden
geselecteerd. Parkeer de auto op een
vlakke ondergrond en activeer de
parkeerrem goed.
• Mogelijk start het hybridesysteem
niet.
• Het contact wordt mogelijk in stand
ACC gezet, ook al wordt er geprobeerd
om het contact UIT te zetten In dit
geval wordt het contact mogelijk UIT
gezet nadat de parkeerrem is
geactiveerd.
• De functie voor het automatisch
selecteren van stand P (→blz. 226)
werkt mogelijk niet. Druk alvorens het
contact UIT te zetten de schakelaar
stand P in en controleer of
schakelstand P is ingeschakeld door
de schakelstandindicator of het
controlelampje stand P te controleren.
Waarschuwingszoemer
→Blz. 441
OPMERKING
Als “Maintenance Required for
Traction Battery at Your Dealer”
(Onderhoud bij dealer vereist voor
tractiebatterij) wordt weergegeven
Het batterijpakket (tractiebatterij) moet
worden nagekeken of vervangen. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wanneer u door blijft rijden zonder
het batterijpakket (tractiebatterij) te
laten nakijken, kan het
hybridesysteem niet worden gestart.
• Raadpleeg onmiddellijk een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het hybridesysteem
niet gestart kan worden.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
448
Page 458 of 554

3. Neem de slang los van het ventiel,
verwijder het dopje van de slang en
sluit dan de slang weer aan.
4. Zet de compressor aan, wacht enkele
seconden en zet de compressor weer
uit. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
(→Blz. 476)
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de
bandenreparatieset is gerepareerd, moet
het ventiel bij een definitieve reparatie
worden vervangen.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset (auto's met ban-
denspanningswaarschuwingssysteem)
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
• Zelfs als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje
lage bandenspanning
branden/knipperen.
Aanwijzing voor het controleren van
de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste
houdbaarheidsdatum van de
bandenreparatievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat
vermeld op de fles. Gebruik de
bandenreparatievloeistof niet wanneerde uiterste houdbaarheidsdatum is
verstreken. Anders worden reparaties
met de bandenreparatieset mogelijk niet
goed uitgevoerd.
Bandenreparatieset
• De bandenreparatieset is bedoeld om
de autoband met lucht te vullen.
•
De bandenreparatievloeistof is beperkt
houdbaar. De uiterste houdbaarheid-
sdatum staat vermeld op de fles. De
bandenreparatievloeistof dient voor de
uiterste houdbaarheidsdatum te word-
en vervangen. Neem voor vervanging
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
•De vloeistof in de bandenreparatieset
kan slechts eenmalig worden gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repa-
reren. Als de bandenreparatievloeistof
in de fles en andere delen van de set zijn
gebruikt en moeten worden vervangen,
neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De compressor kan meerdere keren
worden gebruikt.
• De bandenreparatievloeistof kan
worden gebruikt bij een buiten-
temperatuur van -40°C tot 60°C.
• De bandenreparatieset is exclusief
bestemd voor de originele banden die
op uw auto zijn gemonteerd. Gebruik
de set niet voor banden met een
afwijkende maat of voor andere
doeleinden.
• Als de bandenreparatievloeistof op
uw kleren komt, kan deze vlekken
veroorzaken.
• Eventueel gemorste
bandenreparatievloeistof moet direct
van het wiel of de carrosserie worden
verwijderd. Veeg het oppervlak
onmiddellijk af met een vochtige
doek.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
456
Page 461 of 554

OPMERKING(Vervolg)
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
bagageruimte, buiten bereik van
kinderen.
•
Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de bandenspanning-
smeter niet bloot aan schokken.
Hierdoor kunnen storingen optreden.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. Vervang na het
gebruik van bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→
Blz. 400)
8.2.6 Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
Het niet starten van het
hybridesysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het
volgende overzicht en onderneem de
bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→Blz. 220)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De laadkabel is mogelijk aangesloten
op de auto. (→Blz. 103)• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed.
*(→Blz. 460)
• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank. (→Blz. 66)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de startblokkering.
*(→Blz. 50)
• Er is mogelijk een storing aanwezig in
de schakelregeling.
*(→Blz. 222,
blz. 448)
• Het hybridesysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
hybridesysteem te starten.
(→Blz. 460)
• De kans bestaat dat de temperatuur
van het batterijpakket (tractiebatterij)
zeer laag is (lager dan ongeveer
-30°C). (→Blz. 67, blz. 222)
*: Het is wellicht niet mogelijk om de
selectiehendel in een andere stand dan
P te zetten.
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 462)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 395)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 462)
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 395)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
459
8
Bij problemen
Page 481 of 554

Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
1Instellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
2Instellingen die u met behulp van het navigatiesysteem kunt wijzigen
3Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Instrumentenpaneel (→blz. 132)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Sensorgevoeligheid voor
vermindering van de helder-
heid van het instrumenten-
paneel afhankelijk van de
lichtsterkte buitenStandaard -2 - 2 – – O
Sensorgevoeligheid voor
terugzetten van de helder-
heid van het instrumenten-
paneel op het oorspronke-
lijke niveau afhankelijk van
de lichtsterkte buitenStandaard -2 - 2 – – O
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (→blz. 194, blz. 184)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Bedieningssignaal (alarm-
knipperlichten)Aan Uit – O O
Waarschuwingszoemer ge-
opend portier (tijdens het
vergrendelen)Aan Uit – – O
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren auto-
matisch weer worden ver-
grendeld30 seconden60 seconden
––O
120 seconden
Bedienen van het Smart entry-systeem met startknop (→blz. 194)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Smart entry-systeem met
startknopAan Uit – O O
Aantal opeenvolgende por-
tiervergrendelingen
*2keerZo veel als ge-
wenst––O
*: Indien aanwezig
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
479
9
SPECIFICATIES
Page 483 of 554

Richtingaanwijzerschakelaar (→blz. 228)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Aantal keren knipperen bij
het veranderen van rijstrook3Uit
––O 5
7
Automatische verlichting (→blz. 229)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 – O O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
––O 90 seconden
120 seconden
AHS (Adaptive High Beam-systeem) (→blz. 231)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke voor-
keursinstelling123
Adaptive High Beam-systeem Aan Uit*––O
Afstand tussen een voorligger of
tegenligger en het variabel afge-
schermde grootlichtStandaardSmal
––O
Breed
Adaptieve aanpassing van helder-
heid en verlicht gebied van groot-
licht op basis van rijsnelheidOngeveer
120 km/h of hogerOngeveer
100 km/h of hoger
––O
Ongeveer 80 km/h
of hoger
Aanpassen van de intensiteit van
het grootlicht tijdens het rijden in
bochten (het gebied in de richting
waarin de auto draait wordt hel-
derder verlicht)Aan Uit – – O
Aanpassing van het stralingsbe-
reik van het dimlicht in overeen-
stemming met de afstand tot een
voorligger of tegenliggerAan Uit – – O
*: Alleen het grootlicht wordt in- en uitgeschakeld.
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
481
9
SPECIFICATIES
Page 484 of 554

Ruitenwissers met regensensor (→blz. 235)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Bediening ruitenwissers
wanneer de ruitenwisser-
schakelaar in de stand
wordt gezetStand AUTOIntervalwerking
gekoppeld aan
rijsnelheid (met
intervalafstelling)––O
RSA (Road Sign Assist) (→blz. 267)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke voor-
keursinstelling123
RSA (Road Sign Assist)*1Aan Uit O – –
Meldingsmethode snelheids-
overschrijding
*2Alleen weergaveGeen melding
O– –
Weergave en zoemer
Meldingsniveau snelheids-
overschrijding2km/h(1mph)5 km/h (3 mph)
O– –
10 km/h (5 mph)
Meldingswijze inhaalverbod Alleen weergaveGeen melding
O– –
Weergave en zoemer
Andere meldingsmethode
(melding verboden in te rij-
den)Alleen weergaveGeen melding
O– –
Weergave en zoemer
*1: De RSA (Road Sign Assist) wordt ingeschakeld wanneer het contact AAN wordt gezet.
*2: Als de snelheidslimiet met aanvullend teken wordt overschreden, werkt de
waarschuwingszoemer niet.
BSM (Blind Spot Monitor)
*(→blz. 285)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd – – O
*: Indien aanwezig
Toyota Parking Assist-sensor
*(→blz. 304)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
ling123
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren voorVer weg Dichtbij – – O
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren achterVer weg Dichtbij – – O
Zoemervolume 3 1 - 5 – – O
*: Indien aanwezig
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
482
Page 491 of 554

kunnen niet worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening is ingedrukt. (→)
Het contact wordt automa-
tisch UIT gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→)
Tijdens het rijden klinkt
een waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en alle passagiers
hun veiligheidsgordel?
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
• Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers.
Er wordt een alarm geacti-
veerdendeclaxonklinkt
(auto's met alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend
tijdens het instellen van het alarm? De
sensor signaleert dit en laat het alarm
klinken. (→)
Zet om het alarm te stoppen het contact
AAN of start het hybridesysteem.
Bij het verlaten van de auto
klinkt een
waarschuwingszoemer
• Bevindt de elektronische sleutel zich
in de auto? Controleer de melding op
het multi-informatiedisplay. (→)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of er
wordt een waarschu-
wingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan , .
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een lekke band
heeft
• Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset. (→)
De auto zit vast
• Voer de procedure uit voor als de auto
vastzit in modder, vuil of sneeuw. (→)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
489
Index
Page 547 of 554

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................51
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................51
Het alarm................51
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .52
Inschakelen van de
supervergrendeling..........50
Inschakelen van het alarmsysteem .51
Startblokkering.............50
Supervergrendeling*.........50
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........51
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHS
(Adaptive High Beam-systeem) . .231
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........235
Bedieningsinstructies.....229 , 235
Extended Headlight Lighting-
systeem................230
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............232
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren................232
Inschakelen van het grootlicht . . .230
Lichtschakelaar............229
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .235
Schakelaar mistlampen.......235
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........430
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........431
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .430
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....359
Automatische airconditioning . . .352
Bedieningsinstructies........362
Bedieningspaneel airconditioning.352
Gebruik van de automatische
modus.................353
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........353Op afstand bedienbare
airconditioning............359
Overige functies...........354
Stoelverwarming...........361
Uitstroomopeningen........355
Voor het verlaten van de auto . . .359
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting achter.....363
Interieurverlichting voor......363
Leeslampjes voor...........363
Overzicht interieurverlichting . . .362
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is...............345
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........323
Begeleidingsscherm.........322
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
De Blind Spot Monitor-functie . . .298
De detectiegebieden van de Blind
Spot Monitor-functie........298
De detectiegebieden van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .301
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............300
Detectiebereik van de sensoren . .307
Display.................305
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........278
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik.......271
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............324
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............261
GPF-systeem (benzineroetfilter) .344
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........277
Inschakelen/uitschakelen
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist.........279
Inschakelen van het LTA-systeem .262
Instellen van de rijsnelheid.....283
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........275
Trefwoordenlijst
545
Trefwoordenlijst
Page 548 of 554

Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........276
LTA (Lane Tracing Assist)......257
Meldingen multi-
informatiedisplay...........336
Naast andere auto's parkeren
(modus automatisch achteruit
inparkeren)..............332
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........277
Ondersteunde soorten
verkeersborden............268
Ondersteunende systemen.....344
Ondersteunend systeem......239
Overzicht van de Blind Spot
Monitor.................285
Overzicht van de functie......267
Overzicht van functies. . . .257 , 271
Parking Support Brake-functie* . .313
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .250
Rijden in de afstandsregelmodus .274
Rijmodi.................282
Rijmodusselectieschakelaar. . . .282
RSA (Road Sign Assist).......267
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........277
Sensoren................240
Signaleerbare objecten.......250
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem............320
S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*...........320
Snelheidsbegrenzer.........283
Soorten sensoren.......304 , 314
Systeemfuncties...........250
Systeemonderdelen.........272
Tabel met ondersteuningsmodi en
functies van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem.......321
Toyota Parking Assist-sensor* . . .304
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........305
Toyota Safety Sense.........239
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........283
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........277
Uitschakelen van het TRC-
systeem................345
Voorbeelden van de werking
van het systeem...........313Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik.................340
Waarschuwingsfunctie.......270
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............317
Weergave op het hoofdscherm of het
multi-informatiedisplay......
.267
Weergave op het
instrumentenpaneel.........263
WeergaveRCTA-icoon........301
Weergave sensorsignalering,
afstand tot obstakel.........306
Wegrijden van een parkeerplaats
na het fileparkeren
(modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten)........328
Werking................315
Werkingsvoorwaarden.......316
Wijzigen van de ingestelde
snelheid.............275 , 283
Wijzigen van de
ondersteuningsmodus........322
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........276
Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .286
Wijzigen van instellingen van de
Parking Support Brake-functie. . .314
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....252
Zoemer.................307
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Bagageafdekking...........368
Bekerhouders.............365
Consolevak..............365
Dashboardkastje...........365
Extra opbergvakken......366 , 367
Fleshouders/portiervakken.....365
Opbergvak voor gevarendriehoek .368
Opbergzakken rugleuning.....366
Overzicht van
opbergmogelijkheden........364
Tashaken................368
Voorzieningen in de
bagageruimte.............367
Trefwoordenlijst
546