sensor TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: PROACE CITY, Model: TOYOTA PROACE CITY 2020Pages: 272, PDF Size: 61.2 MB
Page 117 of 272

11 7
Rijden
6
Motor opnieuw starten (START-stand)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra de bestuurder de intentie aangeeft verder te willen rijden.– Handgeschakelde transmissie: als het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.– Automatische transmissie:• Met de keuzeschakelaar in stand D of M: als het rempedaal wordt losgelaten.• Met de keuzeschakelaar in stand N en het rempedaal losgelaten: met de keuzeschakelaar in stand D of M.• Met de keuzeschakelaar in stand P en het rempedaal ingetrapt: met de keuzeschakelaar in stand R, N, D of M.
Bijzonderheden
De motor wordt automatisch weer gestart als aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen.– Als de snelheid van de auto hoger wordt dan 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering).In dit geval knippert dit lampje een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Bij een storing in het systeem gaat dit lampje op het instrumentenpaneel knipperen.Het lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Laat uw auto controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het instrumentenpaneel branden.Afhankelijk van de uitvoering kan daarnaast ook een waarschuwingsmelding verschijnen met het verzoek om de keuzeschakelaar in stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.► Zet het contact UIT en start de motor opnieuw met de sleutel of met de knop “START/STOP”.
WARNI NG
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Laat werkzaamheden aan de accu uitsluitend uitvoeren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
Page 118 of 272

11 8
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
Reservewiel
Het stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een
geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.
Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.
WARNI NG
Controleer voordat u het systeem opnieuw initialiseert of de spanning van de vier banden geschikt is voor de gebruiksomstandigheden van de auto en overeenkomt met de waarden op het bandenspanningslabel.Controleer de spanning van de vier banden alvorens het systeem opnieuw te initialiseren.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen melding als een bandenspanning bij het opnieuw initialiseren onjuist is.
Zonder audiosysteem
► Houd deze toets ten minste 3 seconden ingedrukt. Het opnieuw initialiseren wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Met audiosysteem of touchscreen
Het systeem moet bij stilstaande auto opnieuw worden geïnitialiseerd via het configuratiemenu van de auto.
Page 121 of 272

121
Rijden
6
WARNI NG
RijhulpcameraDeze camera en bijbehorende functies werken mogelijk minder goed of helemaal niet als het gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, berijpt, met sneeuw bedekt, beschadigd of met een sticker bedekt is.Bij uitvoeringen met alleen een camera geeft deze melding aan dat de camera is afgedekt: “Rijhulpcamera: zicht beperkt, zie handleiding”.Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.
Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware regenval, dichte mist, sneeuw) en verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op een nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht) kunnen de detectie eveneens negatief beïnvloeden.Neem als de voorruit moet worden vervangen contact op met een TOYOTA-dealer of gekwalificeerde werkplaats om de camera
opnieuw te laten kalibreren. Als dit niet gebeurt, werken de aan de camera gekoppelde rijhulpsystemen mogelijk niet goed.
NOTIC E
Overige camera'sDe op het touchscreen of het instrumentenpaneel weergegeven beelden van de camera('s) kunnen door het reliëf worden vervormd.Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
WARNI NG
SensorenDe werking van de sensoren en de bijbehorende functies kan worden verstoord door het geluid
van bijvoorbeeld luidruchtige voertuigen en machines (bijvoorbeeld vrachtwagens, drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij schade aan de bumpers en spiegels.Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lang piepsignaal) aan dat de sensoren mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.De sensoren detecteren geen obstakels die te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen, palen, draadhekken) zijn.Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
NOTIC E
OnderhoudReinig de bumpers, de buitenspiegels en het gezichtsveld van de camera's regelmatig.Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 cm van de radar, sensoren en camera's.
WARNI NG
MattenHet gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd kan de werking van de snelheidsbegrenzer of cruise control
belemmeren.
Page 122 of 272

122
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:► controleer of de mat goed is bevestigd,► leg nooit twee matten op elkaar.
NOTIC E
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer dan of de snelheidseenheid die door het instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of km/h), overeenkomt met de in dit land geldende eenheid.Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door het instrumentenpaneel gebruikte snelheidseenheid zodat deze overeenkomt met de ter plaatse geldende eenheid.Neem bij twijfel contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
snelheidslimiether-
kennings- en
snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Met dit systeem kan de maximaal toegestane snelheid op het instrumentenpaneel worden weergegeven, in overeenstemming met de snelheidslimieten in het land waarin wordt gereden, op basis van:– Door de camera gedetecteerde verkeersborden met de snelheidslimiet.– Informatie over snelheidslimieten uit de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
WARNI NG
Om er zeker van te zijn dat de informatie over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
– Door de camera gedetecteerde verkeersborden “woonerf”.
Gedetecteerd verkeersbordVoorgestelde snelheid (berekend)
WoonerfBijvoorbeeld:
Zonder TOYOTA Connect Nav20 km/h of 10 mph (afhankelijk van de eenheden van het
instrumentenpaneel)Met TOYOTA Connect NavWeergave van de snelheidslimiet die geldt in het land waar u zich bevindt.
– Door de camera gedetecteerde onderborden.
Gedetecteerd onderbordWeergave van de snelheidslimiet die hoort bij het onderbord
Snelheidslimiet bij regenVoorbeelden:
Als de ruiten-wisserschakelaar in de stand “interval” of “automatisch wissen” staat (voor activering van de regensensor):
110 km/h (bijvoorbeeld)
Page 142 of 272

142
– rijstrookmarkeringen versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden enz.),– te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden gedetecteerd),– smalle of bochtige weg, enz.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de functie uit te schakelen:– bij het rijden op een slecht wegdek, op een losse ondergrond of onder zeer gladde omstandigheden (ijzel),– bij slecht weer,– bij het rijden op een kombaan,– bij het rijden op een rollenbank.
Uitschakelen/inschakelen
► U kunt op elk moment deze toets indrukken om het systeem uit te schakelen/weer in te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje van de toets en dit lampje op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt telkens wanneer het contact AAN wordt gezet automatisch weer ingeschakeld.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het branden van deze lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
dodehoekbewaking
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets)
in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
In- of uitschakelen is mogelijk via het configuratiemenu van de auto.
NOTIC E
De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
Page 144 of 272

144
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– de auto staat gedurende meer dan 15 minuten
stil met draaiende motor,– het contact is enkele minuten UIT geweest,– de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Page 145 of 272

145
Rijden
6
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering kan het systeem “Coffee Break Alert” worden gecombineerd met het systeem “Driver Attention Warning”.
Met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding “Doorrijden risicovol: las een rustpauze in”, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, zware regenval, dichte mist, enz.);– verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht, enz.);– gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker;– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.);– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen);– smalle of bochtige weg, enz.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Parkeersensoren
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Page 146 of 272

146
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem signaleert de aanwezigheid van obstakels binnen de detectiezones van de sensoren en de baan van de auto die bepaald wordt aan de hand van de draairichting van het stuurwiel.
Afhankelijk van de uitvoering worden in het getoonde voorbeeld alleen de obstakels in het
gearceerde gedeelte gesignaleerd door middel van geluidssignalen.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
NOTIC E
Afstellen van het geluidssignaalBij uitvoeringen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav wordt door het drukken op deze toets het venster voor de afstelling van het volume van het geluidssignaal geopend.
Grafische weergave
Ter aanvulling op het geluidssignaal wordt met
segmenten op het scherm de afstand aangegeven
tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
Page 147 of 272

147
Rijden
6
Parkeersensoren opzij
Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een
geluidssignaal (kort piepsignaal).Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Page 148 of 272

148
Als het contact AAN is, geeft dit systeem beelden van de omgeving achter de auto weer op het scherm (bij een gesloten bestelwagen of een bestelwagen met volledige scheidingswand). Deze beelden worden gemaakt door een camera die ter hoogte van het derde remlicht is gemonteerd.De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden weergegeven op het scherm. Het scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak in de neutraalstand of in een vooruitversnelling wordt gezet.
De blauwe lijnen 1 geven de globale rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt
overeen met de breedte van uw auto inclusief de buitenspiegels).De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer.
De groene lijnen 3 geven een afstand van circa 1 en 2 m vanaf de achterbumper weer.De turquoise gebogen lijnen 4 geven de maximale draaicirkels weer.
WARNI NG
Sommige objecten zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Er is een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) geplaatst.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Er wordt gereden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera is afhankelijk van de belading van de auto.