TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 331 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Door het laden van voorwerpen op
het imperiaal (indien aanwezig) zal
het zwaartepunt hoger komen te
liggen. Vermijd hoge snelheden, snel
optrekken, het maken van scherpe
bochten, plotseling remmen en
abrupte manoeuvres om te
voorkomen dat u de controle over de
auto verliest of dat de auto over de
kop slaat.
• Matig bij rukwinden altijd uw
snelheid. Door het profiel en het
hogere zwaartepunt is uw auto
gevoeliger voor zijwind dan een
gewone auto. U hebt meer controle
over de auto als u langzamer rijdt.
• Rijd niet horizontaal over steile
hellingen. Recht omhoog of recht
naar beneden rijden wordt
aanbevolen. Uw auto (en elke andere
vergelijkbare terreinauto) kan
gemakkelijker opzij omslaan dan
voor- of achterover.
Terreinrijden
Neem wanneer u gaat terreinrijden de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht
voor optimaal rijgenot en om te
voorkomen dat terreinrijden in bepaalde
gebieden niet meer wordt toegestaan:
• Rijd alleen in gebieden waar
off-road-auto's mogen rijden.
• Respecteer particulier eigendom.
Vraag toestemming aan de eigenaar
voordat u een privéterrein betreedt.
• Betreed geen afgesloten gebieden.
Respecteer hekken, afsluitingen en
borden die u de toegang ontzeggen.
• Blijf op de gebaande paden. Pas, als
het nat is, uw rijtechniek aan of ga
langzamer rijden om schade aan het
terrein te voorkomen.WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor
terreinrijden
Let altijd op de volgende
waarschuwingen om het risico op
dodelijk of ernstig letsel en schade aan
uw auto te voorkomen:
• Rijd voorzichtig bij terreinrijden.
Neem geen onnodige risico's door op
gevaarlijke plaatsen te rijden.
• Pak de spaken van het stuurwiel niet
vast als u door terrein rijdt. Een
plotselinge hobbel kan het stuurwiel
verdraaien en uw handen
verwonden. Houd beide handen en
vooral de duimen op de buitenkant
van de stuurwielrand.
• Controleer altijd de werking van de
remmen direct na het rijden door
zand, modder, water of sneeuw.
• Controleer na het rijden door lang
gras, modder, zand, riviertjes, over
stenen, enz. of er geen gras, takken,
papier, doeken, stenen, zand, enz. aan
de onderkant is blijven hangen of
vastzit. Verwijder dergelijke
onregelmatigheden van de
onderkant van de auto. Als met de
auto wordt gereden terwijl deze
materialen onder de auto vastzitten
of blijven hangen, kan de auto kapot
gaan of kan er brand ontstaan.
• Als u over onverharde wegen of door
ruw terrein rijdt, rijd dan niet met
hoge snelheid, spring niet met de
auto, maak geen scherpe bochten,
raak geen voorwerpen, enz. Dit kan
ervoor zorgen dat u de controle over
de auto verliest of over de kop slaat,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan. Bovendien bestaat dan
de kans dat er kostbare schade
ontstaat aan de wielophanging en
het chassis van de auto.
4.6 Rijtips
329
4
Rijden
Page 332 of 646

OPMERKING
Voorkomen van waterschade
Neem alle veiligheidsmaatregelen in
acht om er zeker van te zijn dat er geen
waterschade aan de motor of andere
onderdelen ontstaat.
• Water dat in de luchtinlaat van de
motor komt, veroorzaakt ernstige
motorschade.
• Water dat in de automatische
transmissie komt, veroorzaakt
vermindering van de schakelkwaliteit,
blokkering van de transmissie wat
vergezeld gaat van trillingen, en
uiteindelijk schade.
• Water kan het vet van de wiellagers
spoelen, roestvorming veroorzaken en
zorgen voor storingen. Het water kan
in de differentiëlen, het transmissie-
en het tussenbakhuis (uitvoeringen
met vierwielaandrijving)
binnendringen, waardoor de
smerende eigenschappen van de oliën
afnemen.
Tijdens het rijden door water
Indien u door water wilt rijden,
bijvoorbeeld bij het oversteken van een
beekje, controleer dan eerst de diepte
van het water, de bodemgesteldheid en
de toegankelijkheid van de oever aan de
overzijde. Rijd langzaam en vermijd diep
water.
Controle na terreinrijden
• Zand en modder op de remschijven
kunnen de remcapaciteit nadelig
beïnvloeden en beschadigingen
veroorzaken aan onderdelen van het
remsysteem.
• Voer na een dag terreinrijden altijd
een onderhoudsinspectie uit nadat u
door ruw terrein, zand, modder of
water hebt gereden.
4.6 Rijtips
330
Page 333 of 646

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........332
5.1.1 Handmatig bediende
airconditioning
*..........332
5.1.2 Automatische airconditioning*. .336
5.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*.........343
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .345
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .345
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden .347
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......347
5.3.2 Voorzieningen in de bagageruimte .351
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in
hetinterieur...............355
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............355
Voorzieningen in het interieur5
331
Page 334 of 646

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
5.1.1 Handmatig bediende airconditioning*
*Indien aanwezig
Bedieningspaneel airconditioning
AToets aanjagersnelheid
BTemperatuurtoets
CToets ON/OFF
DToets voorruitontwaseming
EToets achterruit- en
buitenspiegelverwarming
FToets luchtcirculatieregeling
GToets buitenlucht-/
recirculatiemodus
HToets A/C
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling rechtsom (warm) of
linksom (koel) om de
temperatuurinstelling aan te passen.
Als de aircoschakelaar niet is ingedrukt,
blaast het systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.
Instellen van de aanjagersnelheid
Draai de knop voor de aanjagersnelheid
rechtsom (hoger) of linksom (lager) om
de aanjagersnelheid aan te passen.
Door op de AAN-/UIT-schakelaar te
drukken wordt de aanjager uitgeschakeld.
Als de aanjager is uitgeschakeld, kunt u
deze weer inschakelen door op de
AAN-/UIT-schakelaar te drukken of aan de
knop voor de aanjagersnelheid te draaien.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.
De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
112233
44
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
332
Page 335 of 646

1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwaseming
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer dat de schakelaar wordt
bediend, wijzigt de modus tussen
buitenluchtmodus en recirculatiemodus.
Wanneer de recirculatiemodus is
geselecteerd, brandt het controlelampje
op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de toets A/C.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de toets
A/C.
Ontwasemen van de voorruit
De ontwaseming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de toets voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus.
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitontwaseming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de toets voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
Als de toets voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming is ingedrukt,
brandt het controlelampje in de toets
voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na
ongeveer 60 minuten automatisch
uitgeschakeld. Afhankelijk van condities
zoals de buitentemperatuur en de status
van het laadsysteem wordt de achterruit-
en buitenspiegelverwarming echter al na
ongeveer 15 minuten mogelijk
automatisch uitgeschakeld.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-rijstand wordt de
airconditioning bediend voor een laag
brandstofverbruik. Hierbij worden het
motortoerental en de compressorwerking
afgeregeld om zo de capaciteit van de
verwarming/koeling te beperken.
Doe het volgende om de prestaties van
de airconditioning te verbeteren:
• Wijzig de aanjagersnelheid
• Wijzig de ingestelde temperatuur
• Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 312)
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer de
toets A/C wordt ingeschakeld, wordt
de lucht die via de
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
333
5
Voorzieningen in het interieur
Page 336 of 646

uitstroomopeningen stroomt
ontvochtigd en wordt de voorruit
efficiënt ontwasemd.
• Als u de toets A/C uitschakelt, zullen
de ruiten mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er vuile
lucht wordt aangevoerd en om de auto
te helpen koelen wanneer het buiten
warm is.
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt
mogelijk niet, zelfs niet wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Voorkomen van onaangename
geuren: We raden u aan de
airconditioning in de
buitenluchtmodus te zetten voordat u
de motor uitschakelt.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus invoor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
De airconditioning blijft in werking als
de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Als de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem, worden de koel-,
verwarmings- en
ontvochtigingsfuncties uitgeschakeld
en blaast het systeem alleen lucht die op
omgevingstemperatuur is. Het blazen
van lucht die op omgevingstemperatuur
is, kan eveneens stoppen. Druk op de
uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om te voorkomen dat de
airconditioning wordt uitgeschakeld.
Als de voorruit beslagen is en de motor
is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Druk op de schakelaar
voorruitontwaseming om de motor
opnieuw te starten en de voorruit te
ontwasemen.
Druk als de voorruit blijft beslaan op de
uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem en gebruik het Stop &
Start-systeem niet.
Wanneer er een geur vrijkomt uit de
airconditioning als de motor is
uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Druk op de uitschakeltoets van het Stop
& Start-systeem om de motor weer te
starten.
Interieurfilter
→Blz. 393
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
334
Page 337 of 646

WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat, als de motor niet draait, de
airconditioning niet langer ingeschakeld
dan noodzakelijk is.
Verwarming ruitenwissers voor (indien
aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om
ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
Gebruik deze toets om het systeem in en
uit te schakelen.
Het controlelampje gaat branden als het
systeem is ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
2. De uitstroomopening openen
*
3. De uitstroomopening sluiten*
*
Indien aanwezig (alleen middelste
uitstroomopeningen)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
335
5
Voorzieningen in het interieur
Page 338 of 646

Achter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluitenWAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
5.1.2 Automatische airconditioning*
*Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
AToets automatische modus
BToets temperatuurregeling links
CToets temperatuurregeling rechts
DToets DUAL
EToets OFF
FToets voorruitontwaseming
GToets achterruit- en
buitenspiegelverwarming
HKeuzetoets aanjager
IToets verlagen aanjagersnelheid
JToets verhogen aanjagersnelheid
KToets luchtcirculatieregeling
LToets buitenlucht-/recirculatiemodus
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
336
Page 339 of 646

MToets geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW)NToets A/C
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling aan
bestuurderszijde rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
de temperatuur te verlagen.
De functies van de toetsen van de
airconditioning wijzigen van gescheiden
naar gemeenschappelijke bediening en
omgekeerd als de DUAL-schakelaar wordt
ingedrukt.
Gemeenschappelijke bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar is
uit):
De draaiknop voor de
temperatuurregeling aan de
bestuurderszijde kan worden gebruikt om
de temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde in te stellen. Bedien de
draaiknop voor de temperatuurregeling
aan de passagierszijde om de gescheiden
bediening te activeren.
Gescheiden bediening (het
controlelampje in de DUAL-schakelaar
brandt):
De temperatuur aan de bestuurders- en
passagierszijde kan afzonderlijk worden
ingesteld.
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op de schakelaar voor het verhogen
van de aanjagersnelheid om de
aanjagersnelheid te verhogen en de
schakelaar voor het verlagen van de
aanjagersnelheid om de aanjagersnelheid
te verlagen.
Druk op de schakelaar OFF om de
aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op de schakelaar voor de
luchtcirculatieregeling.De luchtcirculatiemodus verandert
telkens wanneer de schakelaar wordt
ingedrukt als volgt:
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
4. Voeten en voorruitontwaseming
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
Iedere keer dat de schakelaar wordt
bediend, wijzigt de modus tussen
buitenluchtmodus en recirculatiemodus.
Wanneer de recirculatiemodus is
geselecteerd, brandt het controlelampje
op de schakelaar
buitenlucht-/recirculatiemodus.
In-/uitschakelen van de koel- en
ontvochtigingsfunctie
Druk op de toets A/C.
Wanneer de functie is ingeschakeld,
brandt het controlelampje in de toets
A/C.
112233
44
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
337
5
Voorzieningen in het interieur
Page 340 of 646

Ontwasemen van de voorruit
De ontwaseming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld, de schakelaar voor de
buitenlucht-/recirculatiemodus in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
snel te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op de schakelaar voor de
voorruitontwaseming om terug te keren
naar de vorige modus.
Als de voorruitontwaseming is
ingeschakeld, brandt het controlelampje
op de schakelaar voorruitontwaseming.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op de toets voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na
ongeveer 60 minuten automatisch
uitgeschakeld. Afhankelijk van condities
zoals de buitentemperatuur en de status
van het laadsysteem wordt de achterruit-
en buitenspiegelverwarming echter al na
ongeveer 15 minuten mogelijk
automatisch uitgeschakeld.
Als de toets voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming is ingedrukt,
brandt het controlelampje in de toets
voor de achterruit- en
buitenspiegelverwarming.Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
Als de automatische stand geselecteerd
is, kan alleen de aanjagersnelheid volgens
uw voorkeur worden ingesteld.
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
2. Druk op de keuzeschakelaar voor de
aanjager.
3. Elke keer als de keuzeschakelaar voor
de aanjager wordt ingedrukt,
verandert de aanjagersnelheid als
volgt.
MEDIUM (gemiddeld)→SOFT (laag)
→FAST (snel)
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Als u de
aircoschakelaar inschakelt, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u de aircoschakelaar uitschakelt,
zullen de ruiten mogelijk sneller
beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
338