stop start TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 341 of 646

• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt de
airconditioning als volgt bediend voor
een laag brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 312)
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk
niet, zelfs niet nadat de toets A/C is
ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Voorkomen van onaangename
geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
De airconditioning blijft in werking als
de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Als de motor wordt afgezet doordat het
Stop & Start-systeem in werking is,
worden de koel-, verwarmings- en
ontvochtigingsfuncties uitgeschakeld
en blaast het systeem alleen lucht die op
kamertemperatuur is. Druk op de
uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om te voorkomen dat de
airconditioning wordt uitgeschakeld en
gebruik het Stop & Start-systeem niet.
Als de voorruit beslagen is en de motor
is uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Druk op de schakelaar
voorruitontwaseming om de motor
opnieuw te starten en de voorruit te
ontwasemen.
Druk als de voorruit blijft beslaan op de
uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem en gebruik het Stop &
Start-systeem niet.
Wanneer er een geur vrijkomt uit de
airconditioning als de motor is
uitgezet door het Stop &
Start-systeem (auto's met Stop &
Start-systeem)
Druk op de uitschakeltoets van het Stop
& Start-systeem om de motor weer te
starten.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
339
5
Voorzieningen in het interieur
Page 343 of 646

WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
• Auto's met voorruitverwarming:Raak het onderste deel van de
voorruit en de gedeeltes bij de
voorstijlen niet aan wanneer de
voorruitverwarming is ingeschakeld.
• Auto's met voorruitontwaseming: Raak de voorruit (met name het
onderste deel) niet aan, omdat het
oppervlak heet kan worden wanneer
de voorruitontwaseming is
ingeschakeld.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Onnodig gebruik van de
airconditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers gesignaleerd op de achterstoelen
• De voorruitverwarming is niet in werking
Wanneer de modus in werking is, brandt
. Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel is
ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar alle
stoelen. Wanneer de modus handmatig
wordt bediend, stopt de automatische
regeling van de luchtcirculatie.
Druk op
op het bedieningspaneel van
de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle stoelen.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
• Voor het behoud van een comfortabel interieur kan de luchtstroom, direct
nadat de motor is gestart en op
andere momenten, afhankelijk van de
buitentemperatuur, naar stoelen
zonder passagiers worden geleid.
• Als, nadat de motor is gestart, passagiers in de auto van plaats
veranderen of in of uit de auto
stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet
goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
341
5
Voorzieningen in het interieur
Page 361 of 646

Namen van alle onderdelen
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT
ALaadgebied*
BOplaadvak
CVoedingsschakelaar
DWerkingsindicator
*Draagbare apparaten en draadloze
laders hebben een laadspoel. De
laadspoel in de draadloze lader kan zich
binnen het laadgebied in de buurt van het
midden van het oplaadvak begeven.
Wanneer de laadspoel in een draagbaar
apparaat in het laadgebied wordt
gesignaleerd, beweegt de spoel van de
lader in de richting van de andere spoel
en wordt het laden gestart. Als de
laadspoel in een draagbaar apparaat zich
buiten het laadgebied begeeft, wordt het
laden automatisch gestopt. Als er 2 of
meer draagbare apparaten op het
oplaadvak worden gelegd, worden de
laadspoelen ervan mogelijk niet goed
gesignaleerd en worden de apparaten
wellicht niet opgeladen.Auto's met handgeschakelde transmissie
ALaadgebied*
BOplaadvak
CVoedingsschakelaar
DWerkingsindicator
*Draagbare apparaten en draadloze
laders hebben een laadspoel. De
laadspoel in de draadloze lader kan zich
binnen het laadgebied in de buurt van het
midden van het oplaadvak begeven.
Wanneer de laadspoel in een draagbaar
apparaat in het laadgebied wordt
gesignaleerd, beweegt de spoel van de
lader in de richting van de andere spoel
en wordt het laden gestart. Als de
laadspoel in een draagbaar apparaat zich
buiten het laadgebied begeeft, wordt het
laden automatisch gestopt. Als er 2 of
meer draagbare apparaten op het
oplaadvak worden gelegd, worden de
laadspoelen ervan mogelijk niet goed
gesignaleerd en worden de apparaten
wellicht niet opgeladen.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
359
5
Voorzieningen in het interieur
Page 363 of 646

• Als het laden is voltooid, stopt de
snellaadfunctie. Schakel weer over
naar de snellaadfunctie om snelladen
opnieuw te gebruiken.
Voorwaarden voor verlichting van de
werkingsindicator
Werkingsindica-
torVoorwaarden
UitWanneer de voeding
voor de draadloze
lader uit is
Groen (gaat bran-
den)In stand-by (status
opladen mogelijk)
*1
Wanneer het laden is
voltooid*2
Oranje (gaat bran-
den)Wanneer het draag-
bare apparaat op het
laadgebied wordt
geplaatst (het draag-
bare apparaat wordt
gesignaleerd)
Laden
Knippert tussen
groen en oranje
*3
Wanneer een van de
onderstaande draag-
bare apparaten snel-
laden ondersteunt
■Draagbare
apparaten die
voldoen aan WPC
versie 1.2.4 en
compatibel zijn
met snelladen
■iPhones met een
iOS-versie die het
laden met 7,5 W
ondersteunt
(iPhone 8 en
nieuwer)
*1In stand-by wordt er geen vermogen
geleverd. Als er in deze stand een
metalen voorwerp op het oplaadvak
wordt geplaatst, zal dit niet warm
worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat
kan het voorkomen dat de
werkingsindicator oranje blijft branden,
ook al is het laden voltooid.
*3Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVTAls de werkingsindicator knippert
Als zich een fout voordoet, knippert de
werkingsindicator oranje. Los de fout op
basis van onderstaande tabellen op.
• Knippert eens per seconde
herhaaldelijk (oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Fout in communica-
tie tussen auto en
lader.Als de motor draait,
zet hem dan af en
start de motor weer.
Start de motor als
het contact in stand
ACC staat.
(→Blz. 187)
• Knippert continu 3 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
Signalering
vreemde voorwer-
pen: Er bevindt zich
een metalen voor-
werp in het laadge-
bied waardoor de
beveiliging tegen
oververhitting in
werking is getredenVerwijder het
vreemde voorwerp
van het laadgebied.
Onjuiste plaatsing
draagbaar apparaat:
De laadspoel in het
draagbare apparaat
bevindt zich buiten
het laadgebied
waardoor de bevei-
liging tegen over-
verhitting in wer-
king is getredenVerwijder het
draagbare apparaat
uit het oplaadvak,
controleer of de
werkingsindicator
weer groen wordt
en plaats het appa-
raat nogmaals on-
geveer in het mid-
den van het
oplaadvak. Als het
draagbare apparaat
is voorzien van een
hoesje, verwijder dit
dan.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
361
5
Voorzieningen in het interieur
Page 364 of 646

• Knippert continu 4 keer herhaaldelijk
(oranje)
Vermoedelijke oor-
zakenOplossing
De draadloze lader
wordt voor de vei-
ligheid uitgescha-
keld wanneer de
temperatuur in de
draadloze lader de
ingestelde waarde
overschrijdt.Stop het laden, ver-
wijder het draag-
bare apparaat uit
het oplaadvak en
wacht tot de tem-
peratuur is gedaald
voordat u de draad-
loze lader weer
gebruikt.
De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Bruikbare draagbare apparaten
• Standaard Wireless Qi-laders kunnen
worden gebruikt voor draagbare
apparaten. Niet voor alle standaard
Qi-apparaten is echter compatibiliteit
gegarandeerd.
• De draadloze lader is bedoeld voor
draagbare apparaten met een laag
vermogen van niet meer dan 5 W,
zoals mobiele telefoons en
smartphones.
• Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT: Een laadvermogen
van meer dan 5 W wordt echter
ondersteund door de volgende
draagbare apparaten.
– Laden met maximaal 7,5 W wordt
ondersteund door iPhone's met
7,5 W laadvermogen.
– Laden met maximaal 10 W wordt
ondersteund door draagbare
apparaten die voldoen aan de
EPP-standaard zoals gedefinieerd in
de WPC-norm versie 1.2.4.
Gebruik van het Smart entry-systeem
met startknop
Als het Smart entry-systeem met
startknop de sleutel signaleert terwijl
een apparaat wordt opgeladen, wordt
het laden tijdelijk gestopt.Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje (ook bij
sommige door de fabrikant van het
apparaat geleverde hoesjes) of
accessoire kan het zijn dat laden niet
mogelijk is. Verwijder het hoesje of
accessoire als het draagbare apparaat op
het laadgebied is geplaatst, ook al wordt
er niet geladen.
Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
• Als de elektronische sleutel niet in het
interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer
het portier wordt geopend en
gesloten, wordt het laden mogelijk
tijdelijk onderbroken.
• Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat
warmer. Dit duidt echter niet op een
storing. Wanneer een draagbaar
apparaat tijdens het laden warm
wordt, stopt het laden mogelijk als
gevolg van de beschermingsfunctie
van het draagbare apparaat. In dit
geval kunt u weer laden nadat de
temperatuur van het draagbare
apparaat aanmerkelijk is afgenomen.
Mogelijk treedt de ventilator in
werking om de temperatuur in de
draadloze lader te verlagen. Dit duidt
echter niet op een storing.
Label met voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot het gebruik van de
draadloze lader (auto's met
handgeschakelde transmissie)
Op de draadloze lader bevindt zich een
label. Volg de instructies op het label.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
362
Page 415 of 646

Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
Houd de startknop gedurende ten minste
2 seconden ingedrukt of druk hem 3 maal
achter elkaar kort in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
WAARSCHUWING!
Als de motor tijdens het rijden
afgezet moet worden
• De rem- en stuurbekrachtiging zullen
niet meer werken, waardoor het
intrappen van het rempedaal en het
verdraaien van het stuurwiel
zwaarder gaan. Minder zo veel
mogelijk vaart voordat u de motor
afzet.
• Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop: Probeer nooit de
sleutel uit het contactslot te halen,
omdat het stuurwiel dan wordt
vergrendeld.
7.1.3 Als de auto onder water
staat of het water op de weg
stijgt
Deze auto is niet ontworpen om te
kunnen rijden op wegen die diep onder
water staan. Rijd niet op wegen die
mogelijk onder water staan of waar het
water kan stijgen. Het is gevaarlijk om in
de auto te blijven als wordt verwacht dat
de auto mogelijk onder water komt testaan of door het water kan worden
meegevoerd. Blijf kalm en volg
onderstaande instructies op.
• Als het portier geopend kan worden,
open het dan en verlaat de auto.
• Als het portier niet kan worden
geopend, open dan de ruit met de
schakelaar voor de ruitbediening en
zorg voor een ontsnappingsroute.
• Als de ruit kan worden geopend,
verlaat de auto dan via de ruit.
• Als het portier of de ruit niet kan
worden geopend als gevolg van het
stijgende water, blijf dan kalm en
wacht tot het waterniveau in de auto
stijgt tot het punt waarop de
waterdruk in de auto gelijk is aan de
waterdruk buiten de auto. Open
vervolgens het portier nadat u hebt
gewacht tot het stijgende water de
auto binnenkomt en verlaat de auto.
Wanneer het waterniveau buiten de
auto boven de halve hoogte van het
portier komt, kan het portier door de
waterdruk niet van binnenuit worden
geopend.
Het waterniveau komt boven de vloer
Wanneer het waterniveau hoger komt
dan de vloer en er tijd is verstreken, raakt
de elektrische uitrusting beschadigd,
werken de elektrisch bedienbare ruiten
niet, stopt de motor en kan de auto
mogelijk niet meer in beweging komen.
Gebruik van een noodhamer
*
De voorruit is bij deze auto gemaakt van
gelaagd glas. Gelaagd glas kan niet
worden gebroken met behulp van een
noodhamer
*. De ruiten zijn bij deze auto
gemaakt van gehard glas.
*Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor meer
informatie over een noodhamer.
7.1 Belangrijke informatie
413
7
Bij problemen
Page 419 of 646

Ty p e B
4. Draai het sleepoog stevig vast met
behulp van een wielmoersleutel of
een stevige metalen stang.
Ty p e A
Ty p e B
5. Maak de kabel of de ketting goed vast
aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet
beschadigt.
6. Stap in de weg te slepen auto en start
de motor.
Schakel de Parking Support
Brake-functie uit (indien aanwezig):
→blz. 296Zet, als de motor niet start, het
contact AAN.
Auto's met Stop & Start-systeem: Zet
het contact eenmaal UIT en start
vervolgens de motor alvorens de auto
te slepen.
7. Zet de selectiehendel in stand N en
deactiveer de parkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 205)
Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT: Als de
selectiehendel niet in een andere
stand kan worden gezet:→blz. 193,
blz. 197
Tijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem-
en stuurbekrachtiging niet. Hierdoor
zullen het remmen en sturen veel
zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel (indien aanwezig)
• Auto's zonder reservewiel: De
wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 432)
• Auto's met reservewiel: De
wielmoersleutel bevindt zich in de
gereedschapstas in de bagageruimte.
(→Blz. 441)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het slepen
• Wanneer u bij het slepen kabels of
kettingen gebruikt, vermijd dan
plotseling optrekken, enz. waardoor
er extreme krachten op het sleepoog
en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Het sleepoog en de
kabel of ketting kunnen beschadigd
raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige
schade veroorzaken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
417
7
Bij problemen
Page 420 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's met stuurslotfunctie: Zet het
contact niet UIT. De mogelijkheid
bestaat dat het stuurwiel wordt
vergrendeld en niet kan worden
bediend.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
Bij het slepen van een auto met Stop &
Start-systeem (indien aanwezig)
Wanneer de auto moet worden gesleept
waarbij alle wielen de grond raken, voer
dan de volgende procedure uit alvorens
te slepen om het systeem te
beschermen. Zet het contact eenmaal
UIT en start vervolgens de motor. Zet, als
de motor niet start, het contact AAN.
7.2.2Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Lekkage onder de auto (Na gebruik
van de airconditioning is waterlekkage
echter normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter staat
voortdurend hoger dan normaal.Hoorbare symptomen
• Abnormale uitlaatgeluiden
• Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die kennelijk in
verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Pingelende of andere abnormale
geluiden uit de motorruimte
Merkbare symptomen
• De motor hapert, stottert of draait
onregelmatig
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen
sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant,
terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
7.2.3 Uitschakelsysteem
brandstofpomp
Het uitschakelsysteem van de
brandstofpomp onderbreekt de
brandstoftoevoer naar de motor om de
kans op brandstoflekkage te verkleinen als
de motor afslaat of als een airbag wordt
geactiveerd als gevolg van een aanrijding.
Opnieuw starten van de motor
Volg onderstaande procedure om de
motor te herstarten als het systeem
geactiveerd is.
1. Zet het contact in stand ACC of UIT.
2. Start de motor opnieuw.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
418
Page 424 of 646

Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-
systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking Assist-sensor OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in de Toyota Parking Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het systeem
tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mogelijk vuil is
of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 283, blz. 427)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) PKSB OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert) (indien aanwe-
zig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in het PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het systeem
tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mogelijk vuil is
of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 299, blz. 427)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) RCTA OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in de RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de achterbumper
rondom de radarsensor vuil is, enz. (→Blz. 277)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 291, blz. 427)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
422
Page 457 of 646

A25A-FKS motor
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
4. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de accu van uw
auto op te laden.
5. Auto's met stuurslotfunctie: Open en
sluit een van de portieren terwijl het
contact UIT staat.
6. Auto's zonder Smart entry-systeem
met startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto
constant en start de motor van uw
auto.
Auto's met Smart entry-systeem met
startknop: Houd het motortoerental
van de tweede auto constant en start
de motor van uw auto door het
contact AAN te zetten.7. Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als de motor van uw auto aangeslagen
is.
Laat, nadat de motor van uw auto
aangeslagen is, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Starten van de motor als de accu leeg is
De motor kan niet worden gestart door
de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als de motor is
uitgeschakeld. (Auto's met Stop &
Start-systeem: Behalve wanneer de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
455
7
Bij problemen