sensor TOYOTA SUPRA 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2021, Model line: SUPRA, Model: TOYOTA SUPRA 2021Pages: 512, PDF Size: 60.95 MB
Page 47 of 512

47
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Automatic High
Beam-systeemBlz. 194
Dimlicht Blz. 192
Dashboardverlichting Blz. 197
Parkeerlicht rechts Blz. 193
Parkeerlicht links Blz. 193
5Bedieningshendel aan de stuurko-
lom, links
Richtingaanwijzer Blz. 156
Grootlicht, lichtsignaal
Blz. 157
Automatic High Beam-sys-
teem Blz. 194
Boordcomputer Blz. 183
6 Paddle shift-schakelaar Blz. 164
7 Toetsen op het stuurwiel, links
Handbediende snelheidsbe-
grenzer Blz. 238
Cruise control aan/uit
Blz. 241
Cruise control hervatten
Blz. 238
Cruise control onderbreken
Blz. 238
Dynamic Radar Cruise Con-
trol aan/uit Blz. 244
Cruise control: een snelheid
instellen
Speed Limit Assist: instellen op de voorgestelde snelheidslimiet
Blz. 252
Cruise control onderbreken/
hervattenBlz. 238
Dynamic Radar Cruise Con-
trol: de afstand vergroten/
verkleinenBlz. 238
Tuimelschakelaar cruise
controlBlz. 238
8 Instrumentenpaneel Blz. 168
9 Toetsen op het stuurwiel, rechts
Keuzelijsten Blz. 183
Volume, zie de handleiding
voor het navigatiesysteem.
Spraakcommandosysteem
Blz. 69
Telefoon, raadpleeg de hand-
leiding voor het navigatie-, multime-
dia- en communicatiesysteem
Kartelwieltje voor keuzelijsten
Blz. 183
10 Paddle shift-schakelaar Blz. 164
11 Bedieningshendel aan de stuurko-
lom, rechts
Ruitenwisser Blz. 157
Regensensor Blz. 158
Ruitensproeiers Blz. 159
12 Stuurwiel verstellen Blz. 120
13 Claxon, volledige oppervlak
14 Motorkapontgrendeling
Blz. 326
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 47 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 48 of 512

483-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
15 Achterklepontgrendeling Blz. 92
1 Regeldisplay Blz. 59
2 Alarmknipperlichten Blz. 357
3 Ventilatie Blz. 271
4 Dashboardkastje Blz. 279
5 Radio/multimedia, zie de handlei-
ding voor het navigatiesysteem
6 Automatische airconditioning
Blz. 266
7 Controller met toetsen Blz. 60,
Blz. 61
8 SPORT-modusschakelaar
Blz. 167
SPORT-rijmodus
Toyota Supra Safety Blz. 211
Stop & Start-systeem Blz. 151
Parking Sensors Blz. 52
Achteruitrijcamera Blz. 259
RCTA-functie (Rear Cross Traffic
Alert) Blz. 262
Parking Assist Blz. 52
Vehicle Stability Control
(VSC) Blz. 235
9 Parkeerrem Blz. 154
10 Selectiehendel automatische trans-
missie Blz. 161
11 Drive Ready-modus in-/
uitschakelen Blz. 150
Rondom de middenconsole
1
4
23
5
6
7
89
10
11
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 48 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 50 of 512

503-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de desbetreffende
wet- en regelgeving.
Afhankelijk van de uitrusting is de auto
uitgerust met de volgende camera's en
sensoren:
• Camera's achter de voorruit.
• Achteruitrijcamera.
• Radarsensor voor.
• Radarsensoren opzij, achter.
• Ultrasoonsensoren in de bumpers.
Houd de auto schoon en het gedeelte
van de camera's en sensoren onafge-
dekt. De camera's bevinden zich vlak bij de
binnenspiegel.
De camera bevindt zich in de hand-
greepstrip van de achterklep.
In de volgende situaties werkt de
camera mogelijk niet optimaal of wordt
mogelijk onjuiste informatie weergege-
ven, bijvoorbeeld:
• In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
• Op steile heuvels/afdalingen of in
scherpe bochten.
Sensoren van de auto
Uitrusting
Overzicht
Camera's
Camera's achter de voorruit
Achteruitrijcamera
Systeembeperkingen van de
camera's
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 50 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 51 of 512

51
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
• Als het zichtveld van de camera
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
stickers of andere zaken die aan de
voorruit zijn bevestigd.
• Als de lens vuil of beschadigd is.
• In het geval van fel tegenlicht of bij een sterke reflectie, bijvoorbeeld bij
een laagstaande zon.
• In het donker.
• Camera achter de voorruit: als de camera oververhit is geraakt als
gevolg van extreem hoge temperatu-
ren en tijdelijk is gedeactiveerd.
• Camera achter de voorruit: tijdens
het kalibreren van de camera direct
na aflevering van de auto.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt mogelijk een controlemel-
ding weergegeven.
De radarsensor bevindt zich in de voor-
bumper. De radarsensoren bevinden zich in de
bumper.
In de volgende situaties werken de
radarsensoren mogelijk niet optimaal of
kunnen mogelijk helemaal niet worden
gebruikt, bijvoorbeeld:
• Als de sensoren vuil zijn, doordat er
bijvoorbeeld ijs op zit.
• Als de sensoren worden belemmerd,
bijvoorbeeld door stickers, folie of
een kentekenplaathouder.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd,
bijvoorbeeld door parkeerschade.
• Als het gebied dat wordt bestreken door de radarstraal van de sensoren
wordt belemmerd, bijvoorbeeld door
uitstekende lading.
• Als het zichtveld van de sensoren
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
garagewanden, hagen of sneeuwho-
pen.
• Na onjuist uitgevoerde werkzaamhe- den aan het lakwerk van de auto in
de buurt van de sensoren.
• Op steile heuvels of afdalingen.
In het geval van een storing in het
systeem wordt mogelijk een controle-
melding weergegeven.
Radarsensoren
Radarsensor voor
Radarsensoren opzij, achter
Systeembeperkingen van de
radarsensoren
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 51 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 52 of 512

523-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
De fysieke beperkingen van ultrasoon-
metingen worden mogelijk bereikt bij
het signaleren van objecten in situaties
zoals de volgende:
• Als de sensoren vuil zijn.
• Als de sensoren worden belemmerd, bijvoorbeeld door stickers.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd, bijvoorbeeld door parkeerschade.
• Na onjuist uitgevoerde werkzaamhe-
den aan het lakwerk van de auto in
de buurt van de sensoren.
• Kleine kinderen en dieren.
• Personen die bepaalde soorten kle- ding dragen, zoals een dikke jas.
• Een externe verstoring van het ultra-
sone signaal door bijvoorbeeld pas-
serende voertuigen, lawaaiige
machines of andere ultrasone bron-
nen.
• Bepaalde weersomstandigheden,
zoals een hoge luchtvochtigheid,
regen, sneeuw, kou, extreme hitte of
een sterke wind.
• Dissels van aanhangers en trekha- ken van andere voertuigen.
• Dunne of wigvormige objecten.
• Bewegende objecten. • Zich op een hogere plaats bevin-
dende uitstekende voorwerpen,
zoals muren met een overstek.
• Objecten met hoeken, randen en gladde vlakken.
• Objecten met smalle vlakken of structuren, zoals hekken.
• Objecten met poreuze vlakken.
• Kleine en lage objecten, zoals dozen.
• Zachte of met schuim omhulde
obstakels.
• Planten en struiken.
• In autowasplaatsen en -wasstraten.
• Op een ongelijkmatig wegdek, bij- voorbeeld op een verkeersdrempel.
• Bij aanwezigheid van dichte uitlaat-
gassen.
• De ultrasoonsensoren houden geen rekening met uit de auto stekende
lading.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt mogelijk een controlemel-
ding weergegeven.
Ultrasoonsensoren
Ultrasoonsensoren in de
voor-/achterbumpers
Deze ultrasoonsensoren van
Parking Sensors zijn bijvoor-
beeld in de bumpers aange-
bracht.
Systeembeperkingen van de
ultrasoonsensoren
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 52 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 78 of 512

783-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Er is ook een gastprofiel beschikbaar
dat niet is toegewezen aan een
afstandsbediening. Dit kan worden
gebruikt om instellingen van de auto te
wijzigen zonder de persoonlijke
bestuurdersprofielen te veranderen.
Om ervoor te zorgen dat het juiste
bestuurdersprofiel kan worden inge-
steld, moet het s ysteem de gedetec-
teerde afstandsbediening uitsluitend
aan de bestuurder kunnen toekennen.
Daarvoor moet aan de volgende voor-
waarden worden voldaan:
• De bestuurder heeft alleen zijn eigen
afstandsbediening bij zich.
• De bestuurder ontgrendelt de auto.
• De bestuurder stapt in via het
bestuurdersportier.
De naam van het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel wordt
weergegeven als het regeldisplay wordt
ingeschakeld.
Selecteer een bestuurdersprofiel, zie
blz. 78.
Zodra de motor wordt gestart of op een
toets wordt gedrukt, wordt het laatst
geselecteerde display weergegeven op
het regeldisplay.
Annuleren van het welkomstscherm via
Toyota Supra Command: OK De instellingen voor de volgende syste-
men en functies worden opgeslagen in
het op dat moment gebruikte bestuur-
dersprofiel. Het is afhankelijk van het
land en de uitrusting welke instellingen
kunnen worden opgeslagen.
• Ontgrendelen en vergrendelen.
• Verlichting.
• Airconditioning.
•Radio.
• Instrumentenpaneel.
• Voorkeuzetoetsen.
• Geluidsvolumes.
• Regeldisplay.
• Parking Sensors.
• Achteruitrijcamera.
• Head-up display.
• SPORT-modusschakelaar.
• Zitpositie, stand van de buitenspie-
gels.
De via het stoelverstellingsgeheugen inge-
stelde posities en de laatste positie worden
opgeslagen.
• Cruise control.
• Toyota Supra Safety.
Ongeacht de gebruikte afstandsbedie-
ning kan een ander bestuurdersprofiel
worden opgeroepen. Dit geeft de
bestuurder de mogelijkheid zijn per-
soonlijke voorkeursinstellingen op te
roepen, ook al heeft hij de auto ont-
grendeld met de afstandsbediening van
een andere bestuurder.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
Voorwaarden voor werking
Momenteel gebruikt bestuur-
dersprofiel
Instellingen
Profielbeheer
Een bestuurdersprofiel selecteren
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 78 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 105 of 512

105
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Het alarmsysteem wordt gelijktijdig met
het vergrendelen en ontgrendelen via
de afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop uit- en
ingeschakeld.
Als een portier wordt ontgrendeld met
de geïntegreerde sleutel en vervolgens
wordt geopend, wordt het alarmsys-
teem geactiveerd.
Zie blz. 106 om het alarm te stoppen.
De achterklep kan ook worden
geopend als het alarmsysteem is inge-
schakeld.
Als de achterklep wordt gesloten, wordt
hij weer vergrendeld en vanaf dat
moment weer door
het alarmsysteem
bewaakt zolang de portieren zijn ver-
grendeld. De alarmknipperlichten knip-
peren één keer. • Het controlelampje knippert om de 2
seconden: Het alarmsysteem is
ingeschakeld.
• Het controlelampje knippert onge-
veer 10 seconden en vervolgens om
de 2 seconden: De bewegingssen-
sor in het interieur en de hellingsen-
sor van het alarmsysteem zijn niet
actief omdat de portieren, de motor-
kap en/of de achterklep niet goed
gesloten zijn. De te openen carros-
seriedelen worden alleen door het
alarmsysteem bewaakt als ze goed
zijn gesloten.
Als de niet goed gesloten te openen carros-
seriedelen vervolgens worden gesloten,
worden de interieurbeveiliging en de helling-
sensor ingeschakeld.
• Het controlelampje gaat uit nadat de auto is ontgrendeld: Er is geen
inbraak- of diefstalpoging gedaan.
• Na het ontgrendelen van de auto
knippert het controlelampje gedu-
rende maximaal 5 minuten totdat de
Drive Ready-modus wordt ingescha-
keld: Het alarm is geactiveerd.
In-/uitschakelen
Openen van de portieren bij
ingeschakeld alarmsysteem
Openen van de achterklep bij
ingeschakeld alarmsysteem
Controlelampje op de binnen-
spiegel
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 105 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 106 of 512

1063-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
De hellingsensor bewaakt de hellings-
hoek van de auto.
Het alarmsysteem kan daardoor reage-
ren op bijvoorbeeld een poging om de
wielen onder de auto uit te stelen of om
de auto weg te takelen.
Het passagierscompartiment wordt
bewaakt ter hoogte van de zittingen van
de stoelen. Het alar msysteem, inclusief
de bewegingssensor in het interieur,
werkt daardoor ook bij geopende ruiten.
Daarbij is wel vals alarm mogelijk door
bijvoorbeeld vallende bladeren.
Het kan voorkomen dat de hellingsen-
sor en de bewegingssensor in het inte-
rieur het alarmsysteem activeren
zonder dat er sprake is van een
inbraak- of diefstalpoging.
Mogelijke situaties waarbij vals alarm
kan voorkomen:
• In autowasplaatsen of -wasstraten.
• Bij stalling op een hefbrug.
• Bij transport per autotrein, op een veerboot of op een autoambulance.
• Als zich huisdieren in de auto bevin- den.
• Als de auto tijdens het tanken wordt
vergrendeld.
De hellingsensor en de bewegingssen-
sor in het interieur kunnen voor derge-
lijke situaties worden uitgeschakeld.
Het controlelampje brandt gedurende
ongeveer 2 seconden en gaat vervol-
gens weer knipperen.
De hellingsensor en de bewegingssen-
sor in het interieur blijven uitgeschakeld
tot de volgende keer dat de auto wordt
vergrendeld.
• Ontgrendel de auto met de afstands-bediening.
• Ontgrendel de auto met de geïnte- greerde sleutel en schakel de Drive
Ready-modus in met behulp van de
speciale ID-functie van de afstands-
bediening, zie blz. 94.
• Met Smart entry-systeem met start- knop: pak, terwijl u de afstandsbe-
diening bij u draagt, de portiergreep
van het bestuurders- of voorpassa-
giersportier volledig vast.
De ruiten kunnen van buiten de auto
met de autosleutel worden geopend en
gesloten.
Voor meer informatie: afstandsbedie-
ning, zie blz. 89.
Hellingsensor
Bewegingssensor in het
interieur
Voorkomen van vals alarm
Algemeen
Uitschakelen van de hellingsensor en
de bewegingssensor in het interieur
Druk binnen 10 seconden na het
vergrendelen van de auto op de
toets op de afstandsbediening.
Stoppen van het alarm
Schakelaars ruitbediening
Algemeen
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 106 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 158 of 512

1583-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Druk de hendel omhoog totdat de
gewenste stand is bereikt.
Ruststand ruitenwissers, stand 0.
Regensensor, stand 1.
Normale wissnelheid, stand 2 .
Als de auto stilstaat, schakelen de ruitenwis-
sers over op intervalwerking.
Hoge wissnelheid, stand 3.
Als de auto stilstaat, schakelen de ruitenwis-
sers over op normale snelheid.
Als een rit wordt onderbroken terwijl het
ruitenwissersysteem is ingeschakeld:
als de rit wordt hervat, blijven de ruiten-
wissers op het eerder ingestelde niveau
werken. Druk de hendel omlaag.
Uitschakelen: druk de hendel
omlaag totdat de ruststand is bereikt.
Inschakelen intervalstand: druk de
hendel omlaag vanuit de ruststand.
De hendel keert terug naar de ruststand
zodra hij losgelaten wordt.
De regensensor regelt automatisch de
werking van de ruitenwissers op basis
van de intensiteit van de regen.
De sensor is bevestigd op de voorruit,
direct vóór de binnenspiegel.
Inschakelen
Uitschakelen en intervalstand
Regensensor
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
OPMERKING
In autowasstraten komen de ruitenwissers
mogelijk onbedoeld in beweging als de
regensensor is ingeschakeld. Er bestaat
een kans op schade. Schakel de regen-
sensor uit in autowasstraten.
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 158 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM
Page 159 of 512

159
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Druk de hendel eenmaal omlaag vanuit
de ruststand, pijl
1.
Het wissen wordt gestart.
De led in de ruitenwisserhendel gaat
branden.
Bij vorst wordt het wisproces mogelijk
niet gestart.
Druk de hendel terug naar de ruststand.
Draai aan het kartelwieltje om de
gevoeligheid van de regensensor in te
stellen.
Omhoog: hoge gevoeligheid van de
regensensor.
Omlaag: lage gevoeligheid van de
regensensor. Trek aan de hendel.
Vloeistof uit het sproeierreservoir wordt
op de voorruit gespoten en de ruiten-
wissers werken even.
De ruitensproeiers voor worden auto-
matisch verwarmd als de
standby-modus is ingeschakeld.
Inschakelen
Uitschakelen
Instellen van de gevoeligheid van de
regensensor
Ruitensproeier voor
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit bevriezen en het
zicht belemmeren. Er bestaat een kans op
ongevallen. Gebruik het sproeiersysteem
alleen als er geen kans is op bevriezing
van de ruitensproeiervloeistof. Gebruik
indien nodig antivries.
OPMERKING
Als het sproeierreserv oir leeg is, werkt de
sproeierpomp niet naar behoren. Er
bestaat een kans op schade. Gebruik het
sproeiersysteem niet als het sproeierre-
servoir leeg is.
Reinigen van de voorruit
Ruitensproeiers voor
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 159 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM