YAMAHA AEROX50 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2018, Model line: AEROX50, Model: YAMAHA AEROX50 2018Pages: 76, PDF Size: 4.34 MB
Page 11 of 76
Veiligheidsinformatie
1-4
1
soires die niet door Yamaha zijn verkocht of
wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn
aangeraden niet goedkeuren of aanbeve-
len, zelfs niet als deze zijn verkocht en
geenstalleerd door een Yamaha dealer.
In de handel verkrijgbare onderdelen,
accessoires en aanpassingssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruikenom te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg,
de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rij-
wind worden opgetild of bij zijwind
instabiel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurderen kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en vel-
gen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-16
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De scooter vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
scooter in een ander voertuig wilt vervoe-
ren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de scooter.
U1GBD1D0.book Page 4 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 12 of 76
Veiligheidsinformatie
1-5
1
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
Zet de scooter vast met spanbanden
of andere geschikte banden aan stevi-
ge delen van de scooter, zoals het
frame of de bovenste voorvorkklem
(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,
de richtingaanwijzers of onderdelen
die kunnen afbreken). Kies de plaats
voor de spanbanden zorgvuldig om te
voorkomen dat deze tijdens het trans-
port schuurplekken op de lak veroor-
zaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de scooter tijdens het transport
niet overmatig kan stuiteren.
DAU57600
Andere aandachtspunten voor
veilig rijdenGeef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de
scooter recht, anders kan hij gaan
schuiven.
De remblokken of remvoeringen kun-
nen nat worden bij het wassen van de
scooter. Controleer de remmen na het
wassen van de scooter, voordat u
gaat rijden.Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van
de scooter en kan uw aandacht aflei-
den van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)
U1GBD1D0.book Page 5 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 13 of 76
Beschrijving
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
123
45
6
7
1. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-13)
2. Opbergcompartiment (pagina 3-12)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-14)
4. Kickstarter (pagina 3-10)
5. Vulplug versnellingsbakolie (pagina 6-12)
6. Aftapplug versnellingsbakolie (pagina 6-12)
7. Olieaftapplug (pagina 6-10)
U1GBD1D0.book Page 1 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 14 of 76
Beschrijving
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
12 3
4
5 6 7 9
8
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Tankdop (pagina 3-7)
3. Duozadel (pagina 3-10)
4. Bestuurderszadel (pagina 3-10)
5. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
6. Accu/zekering (pagina 6-24/6-25)
7. Voetsteun voor passagiers
8. Olievuldop (pagina 6-10)9. Middenbok (pagina 6-22)U1GBD1D0.book Page 2 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 15 of 76
Beschrijving
2-3
2
DAU10431
Bedieningen en instrumenten
1
2
3
4
5
6
1. Achterremhendel (pagina 3-7)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-6)
3. Multifunctioneel display (pagina 3-3)
4. Schakelaar rechterstuurzijde (pagina 3-6)
5. Gasgreep (pagina 6-15)
6. Voorremhendel (pagina 3-7)
U1GBD1D0.book Page 3 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 16 of 76
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-1
3
DAU10462
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAUS1382
ON “ ”
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom, de instrumentenverlichting en
het achterlicht gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet
worden uitgenomen.OPMERKINGDe koplamp en het achterlicht gaan auto-
matisch branden wanneer de motor wordt
gestart.
DAU76120
(uit)
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA15351
Draai de sleutel onder het rijden nooit
naar “ ” of “ ”. Hierdoor worden de
elektrische systemen uitgeschakeld,
wat mogelijk kan leiden tot verlies van
de controle of een ongeval.
DAUM3121
LOCK “ ”
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in vanuit de stand “ ”
en draai deze dan naar “ ”, waarbij u
de sleutel ingedrukt houdt.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGAls het stuur niet wordt vergrendeld, pro-
beer het dan iets terug naar rechts te draai-
en.Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan
naar Ž, waarbij u de sleutel ingedrukt
houdt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Drukken.
2. Draaien.
U1GBD1D0.book Page 1 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 17 of 76
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-2
3
DAU4939D
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes
DAU11022
Controlelampje richtingaanwijzers
“”
Dit controlelampje knippert wanneer een
richtingaanwijzer knippert.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAUM2792
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 1.0 L (0.26 US gal, 0.22 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar “ ” draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
DAUM3300
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de
tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar “ ” draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKINGAls de motor oververhit raakt, staan op pa-
gina 6-31 nadere instructies vermeld.
DAU78310
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
er een storing wordt gedetecteerd in de
motor of een ander regelsysteem van de
machine. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het boorddiagnosesysteem te con-
troleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
1. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”ZAUM1062
O
I
L CHA
NGE
12
3
4
5
U1GBD1D0.book Page 2 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 18 of 76
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-3
3
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer de sleutel naar “ ”
wordt gedraaid of wanneer het blijft bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer de ma-
chine te controleren.
DAUM3131
Multifunctioneel displayOPMERKINGHet multifunctionele display voert geduren-
de drie seconden een zelftest uit om het
elektrische circuit te controleren.
De weergave van de snelheidsmeter
gaat van 0 naar 80 en vervolgens van
80 naar 0 in kilometers. Als de snel-
heidsmeter op mijlen is ingesteld, gaat
de weergave van 0 naar 50 en vervol-
gens van 50 naar 0.Alle LCD-segmenten en waarschu-
wingslampjes lichten op en doven dan
weer.
WAARSCHUWING
DWA12313
Zet de machine stil voordat u wijzigin-
gen aanbrengt in de instellingen van het
multifunctionele display. Het aanbren-
gen van wijzigingen tijdens het rijden
kan u afleiden en vergroot het risico op
een ongeval.Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een digitale klok
een digitale snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
een ritteller (die de afgelegde afstand
toont sinds de teller het laatst werd te-
ruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een indicator voor olieverversing (die
aangeeft wanneer de motorolie moet
worden ververst)
een brandstofniveaumeter
een voorziening voor zelfdiagnose
1. Snelheidsmeter
2. Indicator olieverversing “OIL CHANGE”
3. Klok
4. “RESET/SELECT”-toets
5. Kilometerteller/rittellers/ritteller brandstofre-
serve
6. BrandstofniveaumeterZAUM1063
OI
L CHA
NGE56
1
3
42
U1GBD1D0.book Page 3 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 19 of 76
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-4
3
OPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ ” te
draaien voordat u de “RESET/SE-
LECT”-toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en kilometerteller/ritteller houdt u de
“RESET/SELECT”-toets ten minste
acht seconden ingedrukt met het con-
tactslot op “ ”.De klok op tijd zetten:1. Selecteer de kilometerteller en houd
de “RESET/SELECT”-toets ten minste
drie seconden ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “RESET/SE-
LECT”-toets om de uren in te stellen.3. Om de minutenaanduiding te wijzigen,
houdt u de “RESET/SELECT”-toets
ten minste drie seconden ingedrukt.
4. Als de minutenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de “RESET/SE-
LECT”-toets om de minuten in te stel-
len.
5. Houd de “RESET/SELECT”-toets ten
minste drie minuten ingedrukt om de
klok te starten.
OPMERKINGNa d at d e k l o k o p t i j d i s g ez et , m o e t de RE -
SET/SELECTŽ-toets ten minste drie secon-
den ingedrukt worden gehouden voordat
de sleutel naar Ž wordt gedraaid, an-
ders geeft de klok niet de juiste tijd aan.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “RESET/SELECT”-
toets wisselt de weergave tussen de kilo-
metertellermodus “ODO” en de rittellermo-
di “TRIP”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP → ODO
Als de indicator brandstofniveau aangaat
(zie pagina 3-2), wisselt de weergave auto-
matisch naar de brandstofreserve-ritteller-
modus “TRIP F” en wordt de afgelegde
afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat
geval wordt door het indrukken van de
toets “RESET/SELECT” gewisseld tussen
de diverse weergaven van de ritteller en ki-
lometerteller, in de onderstaande volgorde:
TRIP F → ODO → TRIP → TRIP F
ZAUM1064
O
IL CHA
NGE
ZAUM1065
O
IL
CHAN
GE
ZAUM0914
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
U1GBD1D0.book Page 4 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM
Page 20 of 76
Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-5
3
Om een ritteller terug te stellen, selecteert u
deze door op de “RESET/SELECT”-toets te
drukken, deze los te laten en daarna de
toets ten minste drie seconden ingedrukt te
houden. Wanneer u de brandstofreserve-
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden
en verschijnt de vorige weergavemodus
weer.OPMERKINGHet display kan niet worden teruggesteld
toets is ingedrukt.Indicator olieverversing “OIL CHANGE”
Deze indicator gaat aan zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en daarna
na 3000 km (1800 mi). Vervolgens gaat deindicator om de 3000 km (1800 mi) aan om
aan te geven dat het tijd is de motorolie te
verversen. (Zie pagina 6-10.)
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
er nog slechts twee segmenten naast “E”
zijn overgebleven, gaat de indicator brand-
stofniveau branden. Vul zo snel mogelijk
brandstof bij.
OPMERKING
blijft doorlopend branden en is geen indica-
tor van het brandstofniveau in de brand-
stoftank.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor het elektrische circuit van
de brandstofregeling.
Bij een probleem in het elektrische circuit
van de brandstofregeling gaan alle LCD-
segmenten van de brandstofmeter en de
indicator brandstofniveau afwisselend
knipperen. Als dit zich voordoet, vraag dan
een Yamaha-dealer de machine te contro-
leren.
ZAUM0915
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
RESET/
SELECT
ZAUM1078
O
IL
CHAN
GE
ZAUM1066
O
IL
CHAN
GE
U1GBD1D0.book Page 5 Wednesday, October 4, 2017 3:32 PM