YAMAHA MT-01 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: MT-01, Model: YAMAHA MT-01 2009Pages: 90, PDF Size: 3.02 MB
Page 21 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode weer.OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.Helderheidsregeling
Voor de onderstaande componenten kan
de helderheid worden ingesteld:
het toerentellerpaneel (nummer “1”)
het LCD (nummer “2”)
de toerentellernaald (nummer “3”)
Selecteer de helderheidsregeling als volgt.
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los.
Nummer “1” wordt weergegeven.
4. Stel de helderheid van het toerenteller-
paneel in door op de toets “RESET” te
drukken.
5. Druk op de toets “SELECT” om het
LCD te selecteren.
Nummer “2” wordt weergegeven.
Stel de helderheid van het LCD in door
op de “RESET”-toets te drukken.
1. Toerentellerpaneel
2. LCD
3. Toerentellernaald
1. Toerentellerpaneel
2. Nummer
3. Helderheidsniveau
U5YUD5D0.book Page 7 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 22 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
6. Druk op de toets “SELECT” om de toe-
rentellernaald te selecteren.
Nummer “3” wordt weergegeven.
Stel de helderheid van de toerenteller-
naald in door op de toets “RESET” te
drukken.7. Druk op de toets “SELECT” om op het
multifunctionele display opnieuw de ki-
lometerteller of ritteller weer te geven.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
1. LCD
2. Nummer
3. Helderheidsniveau
1. Toerentellernaald
2. Nummer
3. Helderheidsniveau
U5YUD5D0.book Page 8 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 23 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
DAU12348
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Dimlichtschakelaar“/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
4. Claxonschakelaar“”
5. Schakelaar alarmverlichting“”
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Startknop“”
U5YUD5D0.book Page 9 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 24 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAU12830
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-21.)
DAU12870
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
2. Pijlteken
3. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
4. Afstand tussen koppelingshendel en stuur-
greep
1. Schakelpedaal
U5YUD5D0.book Page 10 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 25 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU33851
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt de stelknop ge-
draaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Als de gewenste
positie is bereikt, stel deze dan in door een
groef op de stelknop uit te lijnen met het
merkteken“” op de remhendel.
DAU12941
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13074
Tankdop Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Remhendel
2. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
3. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
4.“”-merkteken
1. Rempedaal
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U5YUD5D0.book Page 11 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 26 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
DAU13221
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
U5YUD5D0.book Page 12 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 27 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU33501
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
DAU34072
Tankbeluchtingsslang/overloop-
slang Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.
Zorg dat het uiteinde van de tankbe-
luchtingsslang/overloopslang buiten
het stroomlijnpaneel geplaatst is. Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brandstof-
niveau gaat branden):
3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Stroomlijnpaneel
U5YUD5D0.book Page 13 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 28 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU36692
Zadel Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai rechtsom.
2. Trek het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek de uitsteeksels in de zadelbe-
vestiging zoals afgebeeld.1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
U5YUD5D0.book Page 14 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 29 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
2. Druk het zadel in het midden omlaag
om het te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU48091
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.Deze voorvork is uitgerust met stelbouten
voor veervoorspanning, stelbouten voor uit-
veerdemping en stelbouten voor inveer-
demping.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Veervoorspanning
Om de veervoorspanning te wijzigen moet
het instelmechanisme eerst naar de stan-
daardinstelling worden gedraaid.
Draai om de standaardinstelling te vinden
de stelbout op beide vorkpoten in de richting
(a) tot aan de aanslag en controleer dan de
positie van het uitlijnmerkteken.
a. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout
voorbij het uitlijnmerkteken op de vork-
pootdop staat zoals aangegeven in af-beelding “A”, draai dan de stelbout in
de richting (b) totdat de uitlijnmerkte-
kens zijn uitgelijnd.
Draai voor de standaardinstelling de
stelbout 7 volledige slagen in de rich-
ting (b) en zorg ervoor dat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
21
(b)
(a)
È
U5YUD5D0.book Page 15 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 30 of 90
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
b. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout
vóór het uitlijnmerkteken op de vork-
pootdop staat zoals aangegeven in af-
beelding “B”, draai dan de stelbout in
de richting (b) totdat de uitlijnmerkte-
kens zijn uitgelijnd.Draai voor de standaardinstelling de
stelbout 6 volledige slagen in de rich-
ting (b) en zorg ervoor dat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelbout vanaf de
standaardinstelling in de richting (a) en
zorg ervoor dat u de bout steeds een
volledige slag draait, zodat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
Draai om de veervoorspanning te ver-
lagen en zo de vering zachter te ma-
ken de stelbout vanaf de
standaardinstelling in de richting (b) en
zorg ervoor dat u de bout steeds een
volledige slag draait, zodat de uitlijn-
merktekens zijn uitgelijnd.
OPMERKINGAls gevolg van kleine productieverschillen
kunnen de posities van de uitlijnmerktekens
op de vorkpootdoppen iets afwijken van de
afbeeldingen.Uitveerdemping
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1
(b)
(a) 2
1
(b)
(a) 2
É
1. Stelbout veervoorspanning
2. Uitlijnmerktekens
1
(b)
(a) 2
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
7 volledige slagen in de richting (b)
vanaf de standaardinstelling
Standaard:
Zie bovenstaande uitleg.
Maximum (hard):
6 volledige slagen in de richting (a)
vanaf de standaardinstelling1. Stelbout voor uitveerdemping1
(b)
(a)
U5YUD5D0.book Page 16 Monday, March 16, 2009 8:23 PM