YAMAHA MT-09 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2022, Model line: MT-09, Model: YAMAHA MT-09 2022Pages: 108, PDF Size: 3.7 MB
Page 31 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-11
4
4. Houd de wielschakelaar ingedrukt tot-
dat het gemarkeerde display-item
wordt teruggesteld.
Aanduiding ingeschakelde versnelling
Geeft weer welke versnelling is ingescha-
keld. Dit model heeft 6 versnellingen en een
vrijstand. De vrijstand wordt aangegeven
door het vrijstandcontrolelampje “ ” en
door de aanduiding voor de ingeschakelde
versnelling “ ”.
Weergave MODE
Deze weergave toont de huidige instellin-
gen voor “D-MODE” en “TCS-MODE”. De
modus die vergroot aan de rechterzijde
wordt weergegeven kan worden bijgesteld
met de schakelaars MODE omhoog/om-
laag. Gebruik de schakelaar “MODE” om
links-rechts te wisselen tussen “TCS-MO-
DE” en “D-MODE”. Zie pagina 3-1 voor informatie over instel-
lingen voor “D-MODE” en “TCS-MODE”.
OPMERKING
Als het storingsindicatielampje “ ”,
de waarschuwing hulpsysteem “ ”
of de waarschuwing koelvloeistoftem-
peratuur “ ” oplicht, kunnen “D-MO-
DE” en “TCS-MODE” niet worden
bijgesteld.
De eerder geselecteerde modi worden
weergegeven als de machinevoeding
wordt ingeschakeld.Selecteer om de tractieregeling uit te scha-
kelen “TCS-MODE” met de schakelaar
“MODE” en houd vervolgens de schakelaar
MODE omhoog ingedrukt totdat “OFF”
wordt weergegeven. Druk om de tractiere-
geling weer in te scha kelen op de schake-
laar MODE omlaag (“TCS-MODE” zal
terugkeren naar de eerdere instelling).OPMERKING Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet, worden de tractieregeling, SCS en
LIF ook uitgeschakeld.
De instellingen “TCS-MODE OFF” en
“TCS-MODE M” kunnen alleen wor-
den geselecteerd als de machine stil-
staat.
Klok
De klok maakt gebruik van een 12-uursy-
steem.
Zie pagina 4-18 voor het instellen van de
klok.
Indicator snelschakelsysteem “QS”
Als er kan worden geschakeld, wordt de
respectievelijke QS of groen.
Als er niet kan worden geschakeld, is de
QS wit.
Als de snelschakelfunctie is uitgeschakeld,
wordt de QS zelf niet weergegeven.
De snelschakelfuncties kunnen worden in-
of uitgeschakeld in het instellingenmenu.
Zie pagina 4-15.OPMERKINGDe functies voor op- en terugschakelen zijn
onafhankelijk en kunnen afzonderlijk van el-
kaar worden geactiveerd.
Zie voor meer informatie over het snelscha-
kelsysteem “Snelschakelsysteem” op pagi-
na 3-2.Pictogram instellingenmenu “ ”
Selecteer dit pictogram en druk op de wiel-
schakelaar om instellingen te wijzigen via
het scherm MENU. (Zie pagina 4-14.)
UB7ND1D0.book Page 11 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 32 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-12
4
Indicator handvatverwarming (optie)
De handvatverwarming kan worden ge-
bruikt wanneer de motor draait. Er zijn
10 temperatuurniveaus. Indien geactiveerd
geeft de indicator het temperatuurniveau
van 1 (laagste) tot 10 (hoogste) aan.
Gebruik om de handvatverwarming te acti-
veren de wielschakelaar om de handvatver-
warmingsweergave te markeren met de
cursor.
Druk de wielschakelaar naar binnen om de
handvatverwarmingsfunctie te selecteren.
Draai na de selectie de wielschakelaar om-
hoog of omlaag om het temperatuurniveau
in te stellen.
Druk de wielschakelaar naar binnen om het
temperatuurniveau te bevestigen en de
handvatverwarmingsfunctie af te sluiten.LET OP
DCA17932
Draag handschoenen wanneer u de
handvatverwarming gebruikt.
Gebruik de handvatverwarming niet
bij warm weer.
Als het stuurhandvat of de gashen-
del versleten of beschadigd is, ge-
bruik de handvatverwarming dan
niet meer en vervang handvat en
hendel.
De functie van de wielschakelaar kan in de
handvatverwarmingsmodus worden ver-
grendeld door de wielschakelaar lang inge-
drukt te houden terwijl de indicator
handvatverwarming door de cursor is ge-
markeerd.
In deze modus kunnen de temperatuurni-
veaus direct worden bijgesteld door de
wielschakelaar omhoog of omlaag te draai-
en.
Houd de wielschakelaar ingedrukt om deze
modus af te sluiten en de normale werking
van de wielschakelaar te herstellen.OPMERKINGDe huidige instelling voor handvatverwar-
ming wordt opgeslagen wanneer de machi-
ne wordt uitgeschakeld.Rondetimer
Deze stopwatchfunctie kan worden geacti-
veerd via het instellingen MENU. (Zie pagi-
na 4-14.)
Na activering wordt het voertuiginformatie-
display vervangen door: Druk om de timer te starten op de lichtsig-
naalschakelaar.
Telkens als op de lichtsignaalschakelaar
wordt gedrukt, wordt het aantal ronden met
1 verhoogd en wordt de huidige rondetijd
teruggesteld.
Druk om de rondetimer te pauzeren de
wielschakelaar naar binnen.
Druk om de pauze op te heffen op de licht-
signaalschakelaar. De werking van de timer
wordt hervat zonder dat een nieuwe ronde
wordt geteld.
Om de rondetijdmodus af te sluiten, scha-
kelt u deze uit in het instellingen MENU. (Zie
pagina 4-14.)
1. Rondeteller
2. Huidige rondetijd
3. Tijd laatste/vorige ronde
LAP
02
LATEST
00:12.3
4
00:3 0.23
2
1
3
UB7ND1D0.book Page 12 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 33 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-13
4
OPMERKINGDe rondetimer kan alleen worden ge-
start als de motor draait.
Als op de lichtsignaalschakelaar
wordt gedrukt, knippert de koplamp.
Telkens als de rondetimer wordt ge-
pauzeerd, kan de werking worden
hervat door op de lichtsignaalschake-
laar te drukken.Pictogram remregelsysteem “BC”
Dit pictogram wordt vervangen door de
waarschuwing hulpsysteem en de waar-
schuwing koelvloeistoftemperatuur als
deze worden geactiveerd.
Zie voor meer informatie over het BC-sy-
steem “BC” op pagina 3-3.
Waarschuwing foutmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en waarschuwingslampje “ ” dui-
den op een ECU-fout.
Alleen “Err” duidt op een ABS ECU-fout.
OPMERKINGAfhankelijk van de aard van de fout werkt
het display mogelijk niet goed, waardoor
het onmogelijk kan zijn om de instellingen
van de tractieregeling te wijzigen. Daar-
naast werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed. Wees extra voorzichtig bij het rem-
men en vraag onmiddellijk een Yamaha-
dealer om de machine na te kijken.Waarschuwing hulpsysteem “ ”
Dit pictogram verschijnt als er een pro-
bleem wordt gedetecteerd in een niet-
motorgerelateerd systeem.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram verschijnt als de koelvloei-
stoftemperatuur oploopt tot 116 °C (241 °F)
of hoger. Stop de machine en schakel de
motor uit. Laat de motor afkoelen.LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram verschijnt als de motorolie-
druk laag is. Als de machine voor het eerst
wordt ingeschakeld, moet nog oliedruk
worden opgebouwd. Daarom wordt dit pic-
togram weergegeven totdat de motor is ge-
start.OPMERKINGAls een storing wordt gedetecteerd, zal het
waarschuwingspictogram oliedruk doorlo-
pend knipperen.LET OP
DCA26410
Laat de motor niet draaien als de olie-
druk laag is.
UB7ND1D0.book Page 13 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 34 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
4
DAU9145A
Instellingen MENUHet scherm MENU bevat de volgende in-
stellingenmodules. Selecteer een module
om gerelateerde instellingen te wijzigen. Toegang en gebruik van het instellingen
MENU
Het instellingen MENU wordt als volgt ge-
bruikt:
Draai de wielschakelaar omhoog of omlaag
om items te markeren of waarden te verho-
gen of verlagen en druk de wielschakelaar
kort naar binnen om de selectie te bevesti-
gen.
Houd de wielschakelaar ingedrukt totdat
het scherm terugkeert naar de hoofdweer-
gave om het MENU op enig moment te ver-
laten.
OPMERKING
Sommige schermen van het instellin-
genmenu bevatten een naar boven
wijzend driehoeksym bool. Selecteer
het driehoeksymbool om aangebrach-
te wijzigingen op te slaan en het huidi-
ge scherm af te sluiten.
Als er machinebeweging wordt gede-
tecteerd, zal het systeem automatisch
het instellingen MENU afsluiten en te-
rugkeren naar het hoofdscherm.
Sluit elk menu af met het drie-
hoeksymbool (indien weergegeven)
om te verzekeren dat de gewenste
wijzigingen worden opgeslagen. Als u
het instellingenmenu afsluit door de
wielschakelaar ingedrukt te houden,
worden wijzigingen mogelijk niet op-
geslagen.
“Display Setting”
Met deze module kunt u de rondetijdmo-
dus en de toerentellerkleurmodus in- of uit-
schakelen.
Als de rondetijdmodus wordt geselecteerd,
geven de twee voertuiginformatiedisplays
op het hoofdscherm een rondetimer en een
Module Beschrijving
“Exit” MENU afsluiten en terug-
keren naar het hoofd-
scherm
“Display Set-
ting” Rondetijdmodus in- of uit-
schakelen en toerenteller-
kleur aanpassen
“Manual TCS
Setting” Instellingen van de tractie-
regeling/SCS/LIF voor
“TCS-MODE M” aanpas-
sen
“Vehicle Set-
ting” Instellingen BC/snelscha-
kelsysteem aanpassen
“Shift Indica-
tor” Schakelindicator in- of uit-
schakelen en instellingen
van de toerenteller aan-
passen
Display S
etting
Exit
Manual TCS S ettingVehicle S ettingShift Ind icator
km/h
MENU
Page 35 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-15
4
rondeteller weer. Schakel om de rondetijd-
modus af te sluiten de rondetimer uit in de
display-instelmodule.
Selecteer ON om de toerenteller te wisse-
len naar de kleurmodus.
“Manual TCS Setting”
Met deze module kunt u de “TCS-MODE
M” aanpassen. Deze modus is toegankelijk
via het hoofdscherm door middel van de
schakelaars MODE.
TractieregelingDit model gebruikt een variabel tractiecon-
trolesysteem. Voor elk instelllingsniveau
geldt dat hoe meer de machine helt, hoe
meer tractiecontrole (systeeminterventie) er
wordt toegepast.
Er zijn 3 instellingsniveaus beschikbaar
voor de “TCS-MODE M”. Instellingsniveau 1 oefent de minste alge-
hele systeeminterventie uit, terwijl instel-
lingsniveau 3 de meeste algehele
tractiecontrole uitoefent.
OPMERKING
De tractieregeling kan alleen worden
in- of uitgeschakeld via het hoofd-
scherm met behulp van de schake-
laars MODE.
SCS en LIF kunnen onafhankelijk van
de tractieregeling worden uitgescha-
keld voor “TCS-MODE M”.
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet op het hoofdscherm, worden de
tractieregeling, SCS en LIF ook uitge-
schakeld.SCSSCS kan worden ingesteld op OFF, 1, 2 en
3.
OFF schakelt de anti-uitbreekregeling uit,
instellingsniveau 1 oefent de minste sy-
steeminterventie uit en instellingsniveau 3
oefent de meeste systeeminterventie uit.
LIFLIF kan worden ingesteld op OFF, 1, 2 en 3. Instellingsniveau 1 oefent de minste sy-
steeminterventie uit en instellingsniveau 3
reduceert het loskomen van het voorwiel
het meest.
OFF schakelt LIF uit.
“Vehicle Setting”
Via de voertuiginstelmodule kunt u de in-
stelling van het BC- en snelschakelsysteem
aanpassen.
TCS
1SC S 1LIF 1
km/h
Manual TCS Setting
BC SettingQS S etting
km/h
Vehicle Setting
UB7ND1D0.book Page 15 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 36 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-16
4
BCHet remregelsysteem heeft twee instellin-
gen, BC1 en BC2. Selecteer BC1 als u al-
leen het standaard ABS wilt gebruiken.
Selecteer BC2 om het remregelsysteem de
remdruk verder te laten reguleren in de
bochten om laterale wielslip te beperken.OPMERKINGVoor ervaren rijders en bij circuitgebruik
kan het BC2-remsysteem bij wisselende
omstandigheden vroeger ingrijpen dan ver-
wacht in relatie tot uw beoogde snelheid of
lijn in de bochten.
SnelschakelsysteemDe indicators van het snelschakelsysteem
zijn verdeeld in de secties QS en QS .
QS en QS zijn niet gekoppeld en kun-
nen onafhankelijk van elkaar worden in- of
uitgeschakeld.
Het snelschakelsysteem kan worden inge-
steld op ON of OFF.
In de stand OFF wordt de betreffende op-
of terugschakelfunctie uitgeschakeld. In
dat geval moet bij schakelen in die richting
de koppelingshendel worden gebruikt.OPMERKINGAls de instelling van het snelschakelsy-
steem niet kan worden gewijzigd: schakel
de motor uit met de versnellingsbak in de
vrijstand en wijzig dan de instelling.
“Shift Indicator”
Met deze module kan een aangepaste
schakelindicator worden ingesteld. Als het
motortoerental in (toeren per minuut, tpm)
in het gespecificeerde bereik ligt, gaat de
schakelindicator knipperen.
Deze module heeft 3 opties:
“IND Mode” - de schakelindicator kan wor-
den in- of uitgeschakeld
“IND Start” - het toerental waarbij de indi-
cator begint te knipperen kan worden ge-
kozen. Draai na select ie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
met stappen van 200 tpm te verhogen of
verlagen. “IND Start” kan worden ingesteld
tussen 6000 - 12800 tpm.
“IND Stop” - het toerental waarbij de indi-
cator stopt met knipperen kan worden ge-
kozen. Draai na select ie de wielschakelaar
omhoog of omlaag om de toerentalwaarde
km/h
BC Setting
BC
2
km/h
QS Setting
Q S ONQS ON
km/h
Shift Ind icator
IND Mod eONIND Start 8000 r/minIND Stop 10000 r/min
UB7ND1D0.book Page 16 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 37 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-17
4
met stappen van 200 tpm te verhogen of
verlagen. “IND Stop” kan worden ingesteld
tussen 6200 - 13000 tpm.
“Maintenance”
Met deze module kunt u de afgelegde af-
stand tussen motorolieverversingen regi-
streren (gebruik het item OIL), evenals twee
andere items naar keuze (gebruik INTER-
VAL 1 en INTERVAL 2).
Om een onderhoudsritteller terug te stellen,
selecteert u deze en houdt u vervolgens de
wielschakelaar ingedrukt.OPMERKINGNamen van onderhoudsitems kunnen niet
worden gewijzigd.
“Unit”
Met deze module kunt u de weergave wis-
selen tussen metrische en imperiale maat-
eenheden.
Bij gebruik van kilometers kunnen de een-
heden voor brandstofverbruik worden ge-
wisseld tussen “km/L” of “L/100km”. Bij
gebruik van mijlen is MPG beschikbaar.
Temperatuureenheden kunnen worden ge-
wisseld tussen Celsius en Fahrenheit. “Brightness”
Met deze module kunt u het algemene hel-
derheidsniveau van het weergavescherm
aanpassen.
Selecteer het gewenste helderheidsniveau
door de wielschakelaar te draaien en druk
vervolgens op de wielschakelaar om de in-
stelling vast te leggen en terug te keren
naar het bovenste scherm MENU.
OIL
INTERVAL 1INTERVAL 2 1000
km/h
km
1000
km
1000
km
Maintenance
km or mile
kmL/100km°C
km/L or L/100km
°C or °F
km/h
Unit
km/h
Brightness
1
UB7ND1D0.book Page 17 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 38 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-18
4
“Clock”
Met deze module kunt u de klok instellen.
Als de klokmodule wordt geselecteerd,
worden de uren gemarkeerd.
Stel de uren in door de wielschakelaar te
draaien. Druk op de schakelaar om de in-
s t e l l i n g t e b e v e s t i g e n e n d e m i n u t e n t e m a r -
keren.
Na bevestiging van de minuten keert de
weergave terug naar het scherm MENU. “All Reset”
Met deze module kunt u alle instellingen
(behalve de kilometerteller en de klok) te-
rugstellen naar de standaard- of fabrieksin-
stellingen.
Selecteer YES om alle items terug te stel-
len. Nadat YES is geselecteerd, worden alle
items teruggesteld en keert de weergave
automatisch terug naar het scherm MENU.
DAU12823
KoppelingshendelTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 6-3.)
km/h
Clock
0010
NOYES
km/h
All Reset
1. Koppelingshendel
1 1 1
UB7ND1D0.book Page 18 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 39 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-19
4
DAU83692
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 6-3.)
De schakelstang is voorzien van een scha-
kelsensor, die deel uitmaakt van het snel-
schakelsysteem. De schakelsensor
detecteert bewegingen omhoog en omlaag
en de kracht waarmee het schakelpedaal
wordt bediend.
OPMERKINGOm onbedoelde schakelacties te voorko-
men, is het snelschakelsysteem gepro-
grammeerd om onduidelijke invoersignalen
te negeren. Schakel daarom steeds met
vlotte en voldoende krachtige bewegingen.
DAU26827
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
1. Schakelpedaal
2. Schakelstang
1 1 1
2 2
1. Remhendel
2. Afstand
3. Referentiemerkteken
4. Stelwiel
1
2
4
3
UB7ND1D0.book Page 19 Monday, August 30, 2021 2:32 PM
Page 40 of 108

Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
4
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU91461
Remregelsysteem (BC)Het remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de wielen voor en ach-
ter afzonderlijk als de remmen worden
bekrachtigd en blokkeren van de wielen
wordt gedetecteerd. Het systeem heeft
twee instellingen die kunnen worden gewij-
zigd in het instellingen-MENU. (Zie pagina
4-15.)
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxi-
maliseren bij rechtuit rijden. BC2 gebruikt
aanvullende informatie van de IMU om de
toegepaste remkracht in bochten te regule-
ren om laterale wielslip te beperken.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Als het remregelsy-
steem wordt geactiveerd, kan een pulsatie
voelbaar zijn in de remhendel of het rempe-
daal doordat de hydraulische eenheid
wordt ingeschakeld en de remdruk ver-
laagt. Ga in dat geval door met de bedie-
ning van de remhendel en het rempedaal
en laat het ABS het werk doen. Ga niet
pompend remmen, dit vermindert de rem-
effectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.De hydraulische eenheid wordt bewaakt
door de ABS-ECU, die het systeem bij een
storing terugzet naar conventioneel rem-
men.
WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het ge bruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
steem kan niet elk gripverlies als gevolg
van overmatig remmen bij hoge snelhe-
den of laterale wielslip bij remmen op
gladde oppervlakken voorkomen.OPMERKINGHet ABS voert een zelfdiagnosetest uit
wanneer de machine wordt gestart en een
snelheid bereikt van 5 km/h (3 mi/h). Tij-
1. Rempedaal
1 1 1
UB7ND1D0.book Page 20 Monday, August 30, 2021 2:32 PM