YAMAHA MT-125 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2018, Model line: MT-125, Model: YAMAHA MT-125 2018Pages: 96, PDF Size: 7.04 MB
Page 51 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-9
6
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4…1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
3. Installeer de bougiedop.
DAUM3491
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan
het niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren. LET OP: Gebruik het voertuig
alleen als u weet dat het motorolie-
niveau voldoende hoog is.
[DCA10012]
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 N·m (1.25 kgf·m, 9.04 lb·ft)
1. Olievuldop
UBR3D1D0.book Page 9 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 52 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-10
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Verwijder stroomlijnpaneel B. (Zie pa-
gina 6-7.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Bevestig het hulpstuk voor motorolie
aftappen (in de boordgereedschaps-
set) onder de aftapplug van het carter.
4. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.5. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de o-ring, compressie-
veer en olieaanzuigzeef om de olie uit
het carter te kunnen aftappen. LET
OP: Bij het verwijderen van de olie-
aftapplug vallen de O-ring, com-
pressieveer en de oliezeef naar
buiten. Zorg ervoor dat u deze on-
derdelen niet kwijtraakt.
[DCA11002]
6. Reinig de olieaanzuigzeef met oplos-
middel.
OPMERKING
Sla de stappen 7…9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
7. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug (carter)
2. Hulpstuk voor motorolie aftappen
1
2
3
ZAUE1300
ZAUM1467
2
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Drukveer
4. Aanzuigzeef
5. Olieopvangbak
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
UBR3D1D0.book Page 10 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 53 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-11
6
8. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct aanligt.
10. Breng de olieaanzuigzeef, de com-
pressieveer, de o-ring en de olieaftap-
plug aan en zet de aftapplug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment. LET OP: Plaats alvorens de
aftapplug aan te brengen de O-ring,
compressieveer en oliezeef terug.
[DCA10422]
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-10.)
1. Oliefilterelement
2. O-ring
Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 N·m (1.0 kgf·m, 7.2 lb·ft)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug:
32 N·m (3.2 kgf·m, 23 lb·ft)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
0.95 L (1.00 US qt, 0.84 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
UBR3D1D0.book Page 11 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 54 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-12
6
DAU20071
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM1726Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau op of on-
der de merkstreep voor minimumni-
veau staat, verwijder dan het
stroomlijnpaneel A (Zie pagina 6-7.) en
open de dop van het koelvloeistofre-
servoir. WAARSCHUWING! Verwij-
der alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud is.
[DWA15162]
4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau, en sluit
daarna de dop van het koelvloeistofre-
servoir. LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10473]
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU33032De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
ZAUM1207
FULL
LOW2
3
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
UBR3D1D0.book Page 12 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 55 of 96
![YAMAHA MT-125 2018 Instructieboekje (in Dutch) Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM2391
Vervangen van het luchtfilterele-
YAMAHA MT-125 2018 Instructieboekje (in Dutch) Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM2391
Vervangen van het luchtfilterele-](/img/51/50963/w960_50963-54.png)
Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM2391
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Laat uw Yamaha-dealer het luchtfilte-
relement vaker vervangen als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
1. Aftapslang luchtfilter
UBR3D1D0.book Page 13 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 56 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-14
6
DAU44735
Stationair toerental controleren
Controleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU48434
Vrije slag van de gasgreep afstel-
len
Meet de vrije slag van de gasgreep zoals
getoond.
Controleer de vrije slag van de gasgreep re-
gelmatig en stel deze indien nodig als volgt
af.
OPMERKING
Het stationair toerental moet correct zijn af-
gesteld voordat de vrije slag van de gas-
greep wordt gecontroleerd en afgesteld.
1. Schuif de rubber afdekking terug.
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer vrije slag van de gasgreep. Draai
de stelmoer richting (b) voor minder
vrije slag van de gasgreep. Stationair toerental:
1350–1550 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
Vrije slag van gasgreep:
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in)
1
UBR3D1D0.book Page 14 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 57 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-15
6
4. Draai de borgmoer vast en schuif de
rubber afdekking weer naar de oor-
spronkelijke positie.
DAU21402
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Rubberafdekking
2. Stelmoer
3. Borgmoer
ZAUM1208
1
23
UBR3D1D0.book Page 15 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 58 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-16
6
DAU59162
Banden
Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen
door de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10504
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is aan
de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagag
e en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10512
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op
het midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer wor-
den vervangen.Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
Belading tot 90 kg (198 lb):
Voor:
180 kPa (1.80 kgf/cm2, 26 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)
90 kg (198 lb) tot maximumbela-
ding:
Voor:
180 kPa (1.80 kgf/cm2, 26 psi)
Achter:
225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Maximale belasting*:
180 kg (397 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
UBR3D1D0.book Page 16 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 59 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-17
6
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10472
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het band-
oppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn optimale
eigenschappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden
en bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10902
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om te voorkomen dat de
banden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden door Yamaha goed-
gekeurd voor dit model. Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
123
UBR3D1D0.book Page 17 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 60 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-18
6WAARSCHUWING
DWA10601
Deze motorfiets is uitgerust met specia-
le banden die geschikt voor zeer hoge
rijsnelheden. Let op het volgende om
deze banden zo effectief mogelijk te
kunnen gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip tot
dat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig de
eerste 100 km (60 mi) nadat een
nieuwe band is aangebracht rustig
te blijven rijden en pas daarna de
rijsnelheid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21963
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren of
kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben. Voorband:
Maat:
100/80-17 M/C 52H(PIRELLI)-
52S(MICHELIN)
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON
MICHELIN/PILOT STREET
Achterband:
Maat:
130/70-17 M/C 62H(PIRELLI)-
62S(MICHELIN)
Fabrikant/model:
PIRELLI/SPORT DEMON
MICHELIN/PILOT STREET
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
V3002 (origineel)
UBR3D1D0.book Page 18 Monday, August 8, 2016 3:54 PM