YAMAHA NIKEN 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2020, Model line: NIKEN, Model: YAMAHA NIKEN 2020Pages: 106, PDF Size: 9.5 MB
Page 31 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-16
3
De displayhelderheid instellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Houd de “MENU”-schakelaar inge-
drukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht
vijf seconden en laat dan de
“MENU”-schakelaar los.
4. Druk de “SELECT”-schakelaar om-
hoog of omlaag om het gewenste hel-
derheidsniveau te selecteren.
5. Druk op de “MENU”-schakelaar om
het geselecteerde helderheidsniveau
te bevestigen. De regelmodus gaat
over naar de instelfunctie voor scha-
kellampje aan / knipperen / uit.
Schakellampje aan / knipperen / uit instel-len1. Druk de “SELECT”-schakelaar om- hoog of omlaag om een van de vol-
gende stijlen in te stellen: Aan: het schakellampje gaat
branden als het ingestelde mo-
tortoerental wordt bereikt. Deze
instelling is geselecteerd wan-
neer het controlelampje doorlo-
pend brandt.
Knipperen: het schakellampje
gaat knipperen als het ingestelde
motortoerental wordt bereikt. Deze instelling is geselecteerd
wanneer het controlelampje vier
keer per seconde knippert.
Uit: het schakellampje is gede-
activeerd. Deze instelling is ge-
selecteerd wanneer het
controlelampje één keer per
twee seconden knippert.
2. Druk op de “MENU”-schakelaar om de selectie te bevestigen. De regelmo-
dus gaat over naar de functie toerental
voor activering van het schakellampje.
Het toerental voor activering van het scha-
kellampje instellenHet schakellampje kan worden ingesteld
tussen 6000 tpm en 12000 tpm in stappen
van 200 tpm. 1. Druk de “SELECT”-schakelaar om- hoog of omlaag om het motortoeren-
tal in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de “MENU”-schakelaar om het geselecteerde motortoerental te
bevestigen. De regelmodus gaat over
naar de functie toerental voor deacti-
vering van het schakellampje. Het toerental voor deactivering van het
schakellampje instellenHet schakellampje kan worden ingesteld
tussen 6000 tpm en 12000 tpm in stappen
van 200 tpm. Denk eraan dat het deactive-
ringspunt op een hoger toerental moet wor-
den ingesteld dan het activeringspunt,
anders zal het schakellampje niet gaan
branden.
1. Druk de “SELECT”-schakelaar om- hoog of omlaag om het motortoeren-
tal in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de “MENU”-schakelaar om
het geselecteerde motortoerental te
bevestigen. De regelmodus gaat over
naar de functie helderheid van het
schakellampje.
De helderheid van het schakellampje instel-len1. Druk de “SELECT”-schakelaar om- hoog of omlaag om het gewenste hel-
derheidsniveau van het schakellampje
te selecteren.
2. Druk op de “MENU”-schakelaar om het geselecteerde helderheidsniveau
te bevestigen en de regelmodus te
verlaten.
UBD5D1D0.book Page 16 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 32 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-17
3
DAU84550
D-mo de (rijmo dus)D-mode is een elektronisch geregeld mo-
torprestatiesysteem.
WAARSCHUWING
DWA18440
Wijzi g d e rijmo dus niet tij dens het rij den.Druk met de gasgreep gesloten op de rij-
modusschakelaar “MODE” om de rijmodus
te wijzigen.
MODE 3
Deze modus biedt een wat minder scherpe
respons in vergelijking met MODE 2 voor
rijsituaties die om een sensitieve gasres-
pons vragen. MODE 2
Deze modus is geschikt voor uiteenlopen-
de rijomstandigheden.
Deze modus biedt een soepel en sportief
rijgedrag van het lage- tot het hogetoeren-
bereik.
MODE 1
Deze modus biedt een sportievere motor-
respons in het lage- en middelhogetoeren-
bereik in vergelijking met MODE 2.
OPMERKINGDe huidige rijmodus wordt opgeslagen
wanneer de machine wordt uitgeschakeld.
DAU12823
Koppelin
gshen delTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)
1. Rijmodusweergave
2. Rijmodusschakelaar “MODE”
2
1
1. Koppelingshendel
1
UBD5D1D0.book Page 17 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 33 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-18
3
DAU84321
Schakelped aalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)OPMERKINGAls het snelschakelsysteem is ingescha-
keld, detecteert de schakelschakelaar de
beweging van het schakelpedaal en kan
worden opgeschakeld zonder de koppe-
lingshendel te bedienen.
DAU84560
SnelschakelsysteemHet snelschakelsysteem (QS) maakt bij
volgas elektronisch ondersteund opscha-
kelen zonder koppelingshendel mogelijk.
Als de schakelschakelaar beweging van
het schakelpedaal detecteert, worden het
motorvermogen en aandrijfkoppel tijdelijk
aangepast om het opschakelen mogelijk te
maken.OPMERKINGQS werkt bij snelheden van minimaal
20 km/h (12 mi/h) met een motortoe-
rental van 4000 tpm of hoger en alleen
bij optrekken.
QS werkt niet als de koppelingshendel
wordt ingetrokken.Om het systeem uit te schakelen1. Zet het contact uit.
2. Beweeg het schakelpedaal omhoog
zodat de schakelstang gedeeltelijk in
de schakelschakelaar wordt getrok-
ken, en houd het pedaal in die positie
vast. 3. Zet het contact aan en laat het scha-
kelpedaal na 10 seconden los.
4. “ ” zal verdwijnen.
OPMERKINGVoer dezelfde procedure uit om het snel-
schakelsysteem in te schakelen.
1. Schakelpedaal
2. Schakelschakelaar
2
1
1. Schakelschakelaar
2. Stang
1
2
UBD5D1D0.book Page 18 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 34 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-19
3
DAU26827
Remhen delDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU84570
ABSDe anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) regelt de voor- en achterremmen on-
afhankelijk van elkaar.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dwe gen, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der
ABS-systeem.Be dienin g van de remmen
Bedien de remhendel en het rempedaal net
zoals u bij conventionele remmen zou
doen. Als wielslip wordt gedetecteerd,
wordt het ABS ingeschakeld. Er kan dan
een pulsatie voelbaar zijn in de remhendel
of het rempedaal. Ga door met het be-
krachtigen van de remmen en laat het ABS
zijn werk doen. Ga niet ’pompend’ rem-
men, hierdoor zal de remeffectiviteit afne-
men.
1. Remhendel
2. Afstand
3. Stelwiel afstelpositie remhendel
4. Referentiemerkteken3
4
1
2
1. Rempedaal
1
UBD5D1D0.book Page 19 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 35 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-20
3
Het ABS voert een zelfcontrole uit
wanneer u na het starten van de motor
wegrijdt. Tijdens de controle kan een
klikgeluid uit de hydraulische eenheid
komen, en als de remhendel of het
rempedaal wordt bediend kan een tril-
ling voelbaar zijn. Dit is geen storing.
Bij een storing in het ABS werkt het
remsysteem als een conventioneel
remsysteem.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet bescha digd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAU76317
Tractiereg elingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen
(ongecontroleerde slip), grijpt de tractiere-
geling in door het motorvermogen te regu-
leren totdat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15433
De tractiere gelin g vormt g een vervan-
g in g voor verstan dig rij ged ra g dat is
aan gepast aan de omstan dig he den. De
tractiere gelin g b ie dt geen beschermin g
te gen gripverlies door te snel in gaan van
b ochten, snel optrekken bij schuin over-
hang en of door remmen, en kan we gglij-
d en van het voorwiel niet voorkomen.
Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken
d ie mo gelijk gla d kunnen zijn en vermijd
b ijzon der gla dde oppervlakken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1
2
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor1
2
UBD5D1D0.book Page 20 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 36 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-21
3
Het controlelampje “ ” knippert als de
tractieregeling is ingeschakeld. U hoort
mogelijk kleine veranderingen in het motor-
en uitlaatgeluid wanneer de tractieregeling
wordt ingeschakeld.
Het controlelampje “ ” brandt als de trac-
tieregeling is uitgeschakeld.
De TCS-weergave geeft de huidige TCS-in-
stelling aan. Er zijn drie instellingen.
TCS “OFF” : Hiermee wordt de tractierege-
ling uitgeschakeld.
TCS “1”: Hiermee wordt de ondersteuning
van de tractieregeling geminimaliseerd.
TCS “2”: Hiermee wordt de ondersteuning
van de tractieregeling gemaximaliseerd en
wordt de wielslip het meest geregeld.
OPMERKING Als de machine wordt ingeschakeld,
wordt de tractieregeling ingeschakeld
en ingesteld op “1” of “2” (welke het
laatst was geselecteerd).
Als de machine vast is komen te zitten
in modder, zand of een ander zacht
oppervlak, schakel dan de tractiere-
geling uit om het vrijmaken van het
achterwiel te vergemakkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluiten d d e voor geschreven
b an den. (Zie pa gina 6-17.) Bij geb ruik
van ban den met een an dere maat zal de
tractiere gelin g d e wielrotatie niet nauw-
keuri g kunnen re gelen.Tractiere gelin g instellen
WAARSCHUWING
DWA15441
Zor g d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen aan bren gt in d e instellin gen
van de tractiere gelin g. Het aan bren gen
van wijzi gin gen tij dens het rij den kan u
aflei den en ver groot het risico op een
on geval.
De TCS-instellingen kunnen alleen worden
gewijzigd wanneer de machine stilstaat
met de gasgreep gesloten.
Druk op de “TCS”-toets om te wisse-
len tussen TCS-instellingen “1” en “2”.
Houd de toets twee seconden inge-
drukt om de tractieregeling uit te
schakelen.
Druk opnieuw op de toets om de trac-
tieregeling weer in te schakelen (TCS
keert terug naar de eerdere instelling).
De tractiereg eling teru gstellen
De tractieregeling wordt automatisch uitge-
schakeld wanneer: tijdens het rijden een wiel loskomt van
de grond.
tijdens het rijden overmatige wielslip
van het achterwiel wordt gedetec-
teerd.
een wiel door een externe kracht
wordt rondgedraaid terwijl de machi-
nevoeding is ingeschakeld (bijvoor-
beeld bij het uitvoeren van
onderhoud).
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje “ ” als het
waarschuwingslampje “ ” branden.
1. “TCS”-toets
2. TCS-weergave
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
1
3
2
UBD5D1D0.book Page 21 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 37 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-22
3
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen.
1. Stop de machine en schakel deze uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de machine dan weer in.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.OPMERKINGAls het controlelampje “ ” na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met
de machine worden gereden; laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk nakijken door
een Yamaha dealer.
4. Laat een Yamaha dealer de machine
nakijken en het waarschuwingslampje
“ ” uitschakelen.
DAU13077
Tank dopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tank dop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. TCS-weergave
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
3
2
1
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
UBD5D1D0.book Page 22 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 38 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-23
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzined ampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om bran d en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om benzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u ben-
zine heeft ing eslikt, veel benzine damp
heeft ing eadem d of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui d1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
UBD5D1D0.book Page 23 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 39 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-24
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u b enzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kle din g aan.
DAU86072
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van 95 of hoger. Als de
motor gaat kloppen (pingelen), gebruik dan
benzine van een ander merk of met een ho-
ger octaangetal.
OPMERKING Deze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
Controleer of het vulpistool van de
brandstofpomp dezelfde markering
heeft.Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
DAU86160
Overloopslan g b ran dstoftankDe overloopslang voert overtollige brand-
stof af en leidt deze veilig weg van de ma-
chine.
Voordat u de machine gaat gebruiken:
Controleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
Controleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
Controleer of de overloopslang van de
brandstoftank niet verstopt is en reinig
deze indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals afgebeeld.
Aan
bevolen bran dstof:
Loodvrije benzine (E10 acceptabel)
Octaan getal (RON):
95
Inhou d b ran dstoftank:
18 L (4.8 US gal, 4.0 Imp. gal)
Bran dstofreserve:
4.0 L (1.06 US gal, 0.88 Imp.gal)
E5
E10
1. Overloopslang brandstoftank
2. Geleider
3. Verfmerkteken
321
UBD5D1D0.book Page 24 Friday, October 25, 2019 2:28 PM
Page 40 of 106

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-25
3
OPMERKINGZie pagina 6-11 voor informatie over de fil-
terbus.
DAU13435
UitlaatkatalysatorHet uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet na dat de mo-
tor heeft ged raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of b randwon den te
voorkomen: Parkeer de machine nooit na bij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhe den uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair d raaien. Lang
stationair draaien kan lei den tot
oververhittin g.
DAU84580
Za delsDuoza del
Verwijderen van het duozadel1. Open de zadelslotafdekking, steek de sleutel in het zadelslot en draai deze
vervolgens linksom.
2. Til de achterzijde van het duozadel op en trek het zadel naar achteren.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het duozadel in de zadelbevesti-
ging zoals getoond en druk dan de
achterzijde van het duozadel omlaag
om het zadel te vergrendelen.1. Afdekking zadelslot
2. Zadelslot
3. Ontgrendelen.
3
2
1
UBD5D1D0.book Page 25 Friday, October 25, 2019 2:28 PM