ABS YAMAHA NMAX 155 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2021, Model line: NMAX 155, Model: YAMAHA NMAX 155 2021Pages: 114, PDF Size: 10.88 MB
Page 8 of 114

Inhoudsopg aveVeilighei dsinformatie ....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijvin g...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutels gebruiken ....................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-4
De batterij van de Smart-sleutel vervangen.................................... 3-6
Contactslot ..................................... 3-7
Stop-startsysteem ........................... 4-1
Stop-startsysteem .......................... 4-1
Stop-startsysteem gebruiken ......... 4-1
Speciale kenmerken ....................... 5-1
CCU (Communication Control
Unit) ............................................. 5-1 Functies van instrumenten en
b
ed ienin gselementen ....................... 6-1
Controlelampjes en waarschu- wingslampjes ............................... 6-1
Multifunctionele meter .................... 6-3
Stuurschakelaars .......................... 6-10
Voorremhendel.............................. 6-11
Achterremhendel........................... 6-11
ABS ............................................... 6-12
Tractieregeling .............................. 6-13
Tankdop ........................................ 6-14
Brandstof ...................................... 6-15
Tankoverloopslang........................ 6-16
Uitlaatkatalysator .......................... 6-17
Zadel ............................................. 6-17
Helmbevestiging ........................... 6-18
Opbergcompartimenten................ 6-18
Afstellen van de
schokdemperunits ..................... 6-20
Aansluitcontact ............................ 6-20
Zijstandaard .................................. 6-21
Startspersysteem .......................... 6-22
Voor uw veili ghei d – controles
voor het rij den ................................... 7-1
Ge bruik en belan grijke
rij-informatie ..................................... 8-1
Inrijperiode ...................................... 8-1
De motor starten ............................. 8-2
Wegrijden ........................................ 8-2 Sneller en langzamer rijden ............ 8-3
Remmen ......................................... 8-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 8-3
Parkeren ........................................ 8-4
Perio diek on derhou d en
afstellin g............................................ 9-1
Gereedschapsset ........................... 9-1
Periodiek onderhoudsschema voor het
uitstootcontrolesysteem.............. 9-2
Algemeen smeer- en onderhoudsschema .................... 9-3
Panelen verwijderen en aanbrengen ................................. 9-7
De bougie controleren .................... 9-9
Filterbus ........................................ 9-11
Motorolie en olie-aanzuigzeef....... 9-11
Waarom Yamalube ....................... 9-13
Eindoverbrengingsolie .................. 9-13
Koelvloeistof ................................. 9-14
Luchtfilterelementen van
luchtfilter en
V-sn a
arbehuizing ...................... 9-16
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 9-19
Klepspeling ................................... 9-19
Banden ......................................... 9-19
Gietwielen ..................................... 9-21
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 34 of 114

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
6-1
6
DAU77123
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU88900
Controlelampjes
richtin gaanwijzers “ ” en “ ”
Elk controlelampje ga at knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88910
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88712
Storin gsin dicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het
waarschuwingslampje kan worden gecon-
troleerd door de machinevoeding in te
schakelen. Het lampje moet enkele secon-
den oplichten en dan uitgaan. Als het lamp-
je niet gaat branden wanneer de
machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te kijken.LET OP
DCA26820
Verlaa g als het MIL b eg int te knipperen
het motortoerental om scha de aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.OPMERKINGDe motor wordt bewaakt door het boorddi-
agnosesysteem, dat ook achteruitgang en
storingen in het uitstootcontrolesysteem detecteert. Daardoor kan het MIL ook gaan
branden of knipperen als gevolg van aan-
passingen, gebrek aan onderhoud of over-
matig/onjuist gebruik van de machine.
Neem om dit te voorkomen het volgende in
acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Voer het onderhoud aan de V-snaar
en aandrijfriem correct uit (indien aan-
wezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
2. Indicatielampje inkomende melding “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. ABS-waarschuwingslampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Storingsindicatielampje “ ”
7. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
8. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
9. Indicatielampje inkomend gesprek “ ”
10.Controlelampje rechter richtingaanwijzer “ ”
4
110
5
6
7
8
23 9
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 35 of 114

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
6-2
6
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies
etc.
DAU88890
ABS-waarschuwin gslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat als u een snelhei d van 10 km/h (6
mi/h) he bt bereikt of als het waarschu-
win gslampje tij dens het rij den gaat
b ran den:
Rijd extra voorzichti g om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noo dstop.
Laat de machine zo snel mo gelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.
OPMERKINGHet ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU88930
Controlelampje tractiere gelin g“”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden. (Zie pagi-
na 6-13.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAUN2770
Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
Dit controlelampje geeft de toestand van
het Smart-sleutelsysteem aan. Als het
Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit
controlelampje uit. Als er een storing op-
treedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat
het controlelampje knipperen. Het contro- lelampje knippert ook wanneer de machine
en Smart-sleutel met elkaar communiceren
en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen
van het Smart-sleutelsysteem.
DAUN2830
Controlelampje stop-startsysteem “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het
stop-startsysteem wordt geactiveerd. Het
controlelampje gaat knipperen als de motor
automatisch door het stop-startsysteem
wordt gestopt.OPMERKINGMogelijk gaat dit controlelampje niet bran-
den, zelfs als de stop-startschakelaar
wordt ingesteld op Ž. (Zie pagina 4-1.)
DAUN2781
Controlelampje inkomen
de oproep “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen als de
verbonden smartphone een inkomende
oproep ontvangt. Als u de oproep niet be-
antwoordt, blijft het controlelampje bran-
den totdat u de machine uitschakelt.OPMERKINGDeze functie werkt alleen als de smartpho-
ne is verbonden met de machine.
A
UBBDD0D0.book Page 2 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 45 of 114

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
6-12
6
DAU53142
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remweg en.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet bescha digd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
2
1
1
2
UBBDD0D0.book Page 12 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 61 of 114

Gebruik en belan grijke rij-informatie8-2
8
DAU86741
De motor startenHet startspersysteem staat starten alleen
toe wanneer de zijstandaard omhoog is ge-
zet.
Om de motor te starten1. Zet het contact aan.
2. Controleer of de indicator en het/de
waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 6-1.)OPMERKINGStart de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring blijft bran-
den.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) bereikt.LET OP
DCA24110
Als een waarschuwin gs- of controle-
lampje niet werkt zoals hier boven be-
schreven, vraa g d an uw Yamaha d ealer
om de machine te controleren.3. Draai het gas volledig dicht.
4. Druk op de startknop terwijl de voor-
of achterrem wordt bediend. 5. Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levensd uur van de
motor!
DAU45093
We grij den1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver- keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.1. Handgreep
1
UBBDD0D0.book Page 2 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 86 of 114

Periodiek on derhou d en afstelling
9-23
9
DAU40262
Controleren van remvloeistofni-
veauControleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van
het reservoir horizontaal staat. Vul indien
nodig remvloeistof bij.
Voorrem Achterrem
WAARSCHUWING
DWA16011
Onjuist uit
gevoer d on derhou d kan resul-
teren in verlies van remvermo gen. Neem
d e vol gen de voorzor gsmaatre gelen in
acht: Bij een te laa g remvloeistofniveau
kan lucht b innendringen in het rem-
systeem, waar door de rempresta-
ties afnemen.
Reini g de reservoir dop alvorens
d eze te verwij deren. Ge bruik uit-
sluiten d DOT 4 remvloeistof uit een
onaan geb roken verpakkin g.
Gebruik uitsluiten d d e aan bevolen
remvloeistof, an ders kunnen d e
ru bberaf dichtin gen bescha digd ra-
ken met lekkag e tot gevolg.
Vul bij met hetzelf
de t
ype remvloei-
stof. Toevoe gin g van een an der
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een scha delijke chemi-
sche reactie.
Pas op en zor g d at tij dens het b ij-
vullen geen water of stof het rem-
vloeistofreservoir binnend ringen.
Water zal het kookpunt van d e rem-
vloeistof aanzienlijk verla gen zo dat
d amp belvormin g kan optred en en
vuil de hy draulisch bed ien de klep-
pen van de ABS eenhei d kan ver-
stoppen.
LET OP
DCA17641
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
on der delen bescha dig en. Vee g g emors-
te remvloeistof stee ds direct af.Naarmate de remblokke n afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en /of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op
1. Merkstreep minimumniveau
1
1. Merkstreep minimumniveauAan bevolen remvloeistof:
DOT 4
1
UBBDD0D0.book Page 23 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 93 of 114

Periodiek on derhoud en afstelling
9-30
9
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Schakel het betreffende elektrische circuit uit, en schakel dan het contact-
slot uit.
2. Verwijder paneel C. (Zie pagina 9-7.)
3. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan. WAARSCHUWING! Ge
bruik geen
zekerin gen met een ho gere ampe-
ra ge dan aan bevolen om ernsti ge
scha de aan het elektrische systeem
en mo gelijk bran d te voorkomen.
[DWA15132]
4. Schakel het contactslot in, en schakel
dan het betreffende elektrische circuit
in om te zien of de apparatuur werkt.OPMERKINGAls de zekering direct opnieuw doorbrandt,
vraag dan een Yamaha dealer het elek-
trisch systeem te controleren.5. Monteer paneel C. (Zie pagina 9-7.)
1. Zekering signaleringssysteem
2. Aansluitzekering 1
3. Zekering van Smart-sleutelsysteem
4. Zekering ABS-motor
5. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
6. Reservezekering
7. Zekering brandstofinjectiesysteem
8. Backup-zekering
9. Hoofdzekering
10.Zekering ontstekingssysteem
11.Koplampzekering
12.Zekering ABS-regeleenheid1
6
2
3
4
5
7
8
9
11
12
610
Voor
geschreven zekerin gen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Aansluitzekering 1: 5.0 A
Koplampzekering: 7.5 A
Zekering signaleringssysteem:
7.5 A
Zekering ontstekingssysteem: 7.5 A
Zekering van Smart-sleutelsysteem: 2.0 A
Zekering ABS-motor:
30.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem: 7.5 A
Zekering van de ABS-solenoïde-
klep: 15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid: 2.0 A
Backup-zekering:
7.5 A
UBBDD0D0.book Page 30 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 103 of 114

Verzorgin g en stallin g van de motorfiets
10-2
10
stoffen zoals oplosmi ddelen, benzi-
ne, roestverwij deraars, remvloei-
stof, antivries etc.
Voor het wassen 1. Plaats de machine buiten direct zon- licht en laat deze afkoelen. Dit helpt
watervlekken te voorkomen.
2. Zorg dat alle doppen, kappen, elektri- sche koppelingen en stekkers stevig
zijn gemonteerd.
3. Dek de uitlaatdemper af met een plas- tic zak en een stevig elastiek.
4. Zet hardnekkige vlekken van bijvoor-
beeld insecten of vogelpoep enkele
minuten in de week met een natte
doek.
5. Verwijder vuil en olievlekken met een hoogwaardig ontvettingsmiddel en
een kunststof borstel of spons. LET
OP: Ge bruik geen ontvettin gsmi d-
d el op g ed eelten die gesmeer d
moeten wor den, zoals af dichtin gen,
pakkin gen en wielassen. Vol g d e in-
structies bij het pro duct.
[DCA26290]
Wassen
1. Spoel eventueel ontvettingsmiddel af en spuit de machine na met een tuin-
slang. Gebruik niet meer waterdruk
dan nodig is. Spuit water niet recht- streeks in de uitlaatdemper, het in-
strumentenpaneel, de luchtinlaat of
andere binnengedeelten zoals op-
bergcompartimenten onder het zadel.
2. Was de machine met een hoogwaar-
dig autowasmiddel gemengd met
koud water en een zachte, schone
doek of spons. Gebruik een oude tan-
denborstel of kunststof borstel om op
moeilijk bereikbare plaatsen te ko-
men. LET OP: Ge bruik kou d water
als het voertui g is bloot gestel d aan
zout. Warm water ver groot de bij-
ten de ei genschappen van zout.
[DCA26301]
3. Bij machines met een kuipruit: Reinig
de kuipruit met een zachte doek of
spons die is bevochtigd met water en
een pH-neutraal reinigingsmiddel. Ge-
bruik indien nodig een hoogwaardig
kuipruitreinigingsmiddel of polish voor
motorfietsen. LET OP: Gebruik nooit
a g ressieve chemicaliën om de
kuipruit te reinig en. Daarnaast kun-
nen bepaal de reini gin gsmi ddelen
voor kunststof krassen achterlaten
op de kuipruit, dus test een reini-
g in gsmi ddel altij d eerst voor dat u
het toepast.
[DCA26310]
4. Spoel vervolgens grondig na met wa-
ter. Zorg dat u alle restanten van het
reinigingsmiddel verwijdert omdat
deze schadelijk kunnen zijn voor
kunststof onderdelen.
Na het wassen 1. Droog de machine met een zeem of vochtabsorberende doek, bij voorkeur
een microvezeldoekje.
2. Voor modellen met een aandrijfket- ting: Aandrijfketting drogen en vervol-
gens smeren om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te laten glanzen. Vaak kunt u
thermische verkleuringen op roestvrij-
stalen uitlaatsystemen verwijderen
door deze op te poetsen.
4. Breng een corrosiewerende spray aan
op alle metalen onderdelen, inclusief
verchroomde en vernikkelde opper-
vlakken. WAARSCHUWING! Bren g
g een siliconen- of oliespray aan op
za dels, han dgrepen, ru bber voet-
steunen of ban dprofielen. An ders
wor den deze on der delen gla d,
waar door u de controle over de ma-
chine kunt verliezen. Reini g d e op-
UBBDD0D0.book Page 2 Monday, June 14, 2021 1:17 PM
Page 111 of 114

13-1
13
Index
AAandachtspunten voor veilig rijden ........ 1-5
Aansluitcontact ..................................... 6-20
ABS....................................................... 6-12
ABS-waarschuwingslampje.................... 6-2
Accu ..................................................... 9-28
Accuniveaumeter smartphone ............... 6-4BBanden ................................................. 9-19
Batterij van Smart-sleutel, vervangen .... 3-6
Bereik van het Smart-sleutelsysteem ..... 3-2
Bougie, controleren ................................ 9-9
Brandstof .............................................. 6-15
Brandstofniveaumeter ............................ 6-4
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 8-3CCCU (Communication Control Unit) ....... 5-1
Claxonschakelaar ................................. 6-10
Contactslot ............................................. 3-7
Controlelampje grootlicht ....................... 6-1
Controlelampje inkomende oproep ........ 6-2
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........................ 6-1
Controlelampje Smart-sleutelsysteem ... 6-2
Controlelampjes richtingaanwijzers........ 6-1
Controlelampje stop-startsysteem ......... 6-2
Controlelampje tractieregeling ............... 6-2DDe motor starten..................................... 8-2
Diagnosestekker ................................... 12-2
Dimlichtschakelaar ............................... 6-10EEindoverbrengingsolie .......................... 9-13
FFilterbus ............................................... 9-11GGasgreep en gaskabel, controleren en smeren ............................................... 9-25
Gereedschapsset ................................... 9-1
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor), vervangen .......................................... 9-31HHelmbevestiging .................................. 6-18
Het stop-startsysteem activeren ............ 4-1IIdentificatienummers............................ 12-1
Indicatielampje inkomende melding ...... 6-3
Inrijperiode ............................................. 8-1KKabels, controleren en smeren ............ 9-25
Klepspeling .......................................... 9-19
Klok ........................................................ 6-5
Koelvloeistof......................................... 9-14LLuchtfilterelementen van luchtfilter en V-snaarbehuizing .......................... 9-16MMatkleur, let op .................................... 10-1
Menuschakelaar ................................... 6-10
Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren ....................... 9-26
Modelinformatiesticker......................... 12-1
Motorolie en olie-aanzuigzeef .............. 9-11
Motor raakt oververhit .......................... 9-36
Multifunctioneel display ......................... 6-6
Multifunctionele meter ........................... 6-3
NNoodmodus .......................................... 9-37OOnderhoud............................................ 10-1
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ..... 9-2
Opbergcompartimenten ....................... 6-18PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 9-7
Parkeren ................................................. 8-4
Pictogram appverbinding ....................... 6-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 9-33RRegistratie van gegeve ns, voertuig ...... 12-2
Remhendel, achterrem ......................... 6-11
Remhendels, smeren ............................ 9-25
Remmen ................................................. 8-3
Remvloeistofniveau, controleren .......... 9-23
Remvloeistof, verversen ....................... 9-24
Richtingaanwijzergloeilamp (achter), vervangen ........................................... 9-32
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 6-10SSchakelaar alarmverlichting.................. 6-10
Schakelaar stop-startsysteem .............. 6-11
Schokdemperunits, afstellen ................ 6-20
Serienummer motorblok ....................... 12-1
Sleutel, Smart- en mechanische sleutels gebruiken ................................ 3-3
Smart-sleutel .......................................... 3-4
Smart-sleutelsysteem ............................. 3-1
Smart-sleutelsysteem, probleemoplossing ............................. 9-33
Smering en onderhoud, periodiek .......... 9-3
UBBDD0D0.book Page 1 Monday, June 14, 2021 1:17 PM