YAMAHA SLIDER 50 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: SLIDER 50, Model: YAMAHA SLIDER 50 2014Pages: 66, PDF Size: 1.97 MB
Page 21 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAUM2731
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
DAU13434
UitlaatkatalysatorDit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
ZAUM0020
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend loodvrije superbenzine
Inhoud brandstoftank:
6.5 L (1.72 US gal, 1.43 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden):
2.9 L (0.77 US gal, 0.64 Imp.gal)
U1S0D2D0.book Page 6 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 22 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAUM1152
2-takt injectiesmeringControleer of voldoende olie aanwezig is in
het reservoir voor 2-takt injectiesmering.
Vul indien nodig de voorgeschreven 2-takt
injectiesmering bij.OPMERKINGControleer of de dop op het reservoir voor
2-takt injectiesmering correct is aange-
bracht.
DAU13591
Chokehendel “ ”Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de hendel in richting (a) om de
choke aan te zetten.
Beweeg de hendel in richting (b) om de
choke uit te zetten. Aanbevolen olie:
2-takt injectiesmering (JASO-klas-
se “FC” of ISO-klasse “EG-C” of
“EG-D”)
Oliehoeveelheid:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)1. Chokehendel “ ”
1
(a)
(b)
ZAUM0309
U1S0D2D0.book Page 7 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 23 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
DAUM3140
KickstarterAls de motor na indrukken van de startknop
niet wil starten, probeer dan m.b.v. de kick-
starter te starten. Trap om de motor te star-
ten het kickstartpedaal licht omlaag totdat
de tandwielen aangrijpen en trap het pe-
daal dan soepel maar krachtig omlaag.
DAU13893
ZadelOpenen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai deze dan zoals afgebeeld.
2. Klap het zadel omhoog.
Sluiten van het zadel
1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAUM1581
SlotcompartimentHet slotcompartiment, dat zich onder het
zadel bevindt, is ontworpen voor kabelslo-
ten met een maximale lengte van 1 meter.
(Zie pagina 3-8 voor het openen en sluiten
van het zadel.)OPMERKINGSommige kabelsloten passen niet in het
slotcompartiment vanwege hun grootte of
vorm.
1. Kickstarter
1
ZAUM0146
1. Zadel
2. Zadelslot
1
2
ZAUM0147
1. Slotcompartiment
1
ZAUM0148
U1S0D2D0.book Page 8 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 24 of 66

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
DAUT1073
Bagagehaak
WAARSCHUWING
DWAT1032
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) voor de baga-
gehaak niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 184 kg (406 lb) voor de
machine niet.1. Bagagehaak
1
ZAUM0597
U1S0D2D0.book Page 9 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 25 of 66

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15598
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-5
2-takt injectiesmering• Controleer het olieniveau in het oliereservoir.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.3-7
Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage. 6-8
Vo or re m• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14
Achterrem• Controleer de werking.
• Smeer indien nodig de kabel.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel indien nodig bij.6-13, 6-14
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 26 of 66

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
Gasgreep• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-10, 6-16
Wielen en banden• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.6-10, 6-12
Remhendels• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-16
Middenbok• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-17
Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig.—
Accu• Controleer het voeistofniveau.
• Vul indien nodig bij met gedistilleerd water.6-19 ITEM CONTROLES PAGINA
U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 27 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAUM3210
Starten van een koude motorLET OP
DCA10251
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-
ne in gebruik wordt genomen.1. Draai de sleutel naar “ ”, en draai de
sleutel vervolgens naar “ ” zodra het
waarschuwingslampje olieniveau gaat
branden.LET OP
DCA10241
Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.2. Zet de choke aan en draai de gas-
greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-7.)3. Start de motor door de startknop in te
drukken of het kickstarterpedaal om-
laag te trappen terwijl tegelijkertijd de
voor- of achterrem is bekrachtigd.
Als de motor na indrukken van de
startknop niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar secon-
den en probeer het dan opnieuw. Ie-
dere startpoging moet zo kort
mogelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 5
seconden achtereen draaien. Probeer
de kickstarter als de motor niet via de
startmotor wil aanslaan.
4. Zet na het starten van de motor de
chokehendel tot halverwege terug.
5. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.
P
U
S
H
ZAUM0332
ZAUM0367
U1S0D2D0.book Page 1 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 28 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
OPMERKINGDe motor is warm wanneer deze vlot rea-
geert op de gasbediening terwijl de choke
uit is gezet.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU16641
Starten van een warme motorVolg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
DAU16762
WegrijdenOPMERKINGLaat de motor warmdraaien voordat u weg-
rijdt.1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.ZAUM0599
U1S0D2D0.book Page 2 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 29 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16782
Sneller en langzamer rijdenDe rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
DAU16794
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10301
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in nat-
te toestand zeer glad. U dient deze
obstakels daarom met aangepaste
snelheid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.Voor
Achter
(b)
(a)
ZAUM0199
ZAUM1081ZAUM1082
U1S0D2D0.book Page 3 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM
Page 30 of 66

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU16821
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16831
InrijperiodeDe belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit gedurende de eerste 1000 km (600 mi)
niet te zwaar worden belast. De verschillen-
de onderdelen van de motor slijten op el-
kaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn
bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit
langdurig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAUM2092
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/3 opengedraaid. Varieer de rijsnelheid
van de scooter zo nu en dan. Verander de
stand van de gasgreep regelmatig.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/2 opengedraaid.
500–1000 km (300–600 mi)
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is openge-
draaid.1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas draai-
en. Varieer het toerental zo nu en dan. LET
OP: Na 1000 km (600 mi) moet de eind-
overbrengingsolie worden ververst.
[DCAM1072]LET OP
DCA10271
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
U1S0D2D0.book Page 4 Thursday, July 25, 2013 8:02 PM