stop start YAMAHA TMAX 2012 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2012, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2012Pages: 96, PDF Size: 2.79 MB
Page 18 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU11006
Controlelampjes en
waarschuwingslampje
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedru kt. Dit wijst echterniet op een storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan. Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-10 voor uitleg
over de werking van
het zelfdiagnosesys-
teem.)
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
4. Controlelampje startblokkering
1
431
1
2
59C-9-D0.book 3 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 27 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
234
5
6
7
8
9
Rechts
DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat
hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om de
motor direct uit te schakelen in een noodge-
val, zoals wanneer de machine omslaat of
als de gaskabel blijft hangen.
DAU12721
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Startknop “ ”
1
2
3
59C-9-D0.book 12 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 40 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-25
1
23
4
5
6
7
8
9
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aan staat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog uit:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
8. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Het systeem is in orde. De scooter mag worden gebruikt.De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
De remschakelaar werkt mogelijk niet goed.
De scooter mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE NEE JA
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
59C-9-D0.book 25 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 43 of 96

5-1
2
3
456
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU48710
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-knop om de motor opnieuw te starten.
DAU34465
Starten van de motor LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-ne in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-24 voor meer informatie.1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
Het volgende waarschuwingslampje,
controlelampje en de volgende indica-
toren moeten enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje startblokkering
Indicator V-snaarvervanging
Olieverversingsindicator
LET OP
DCA15024
Als een waarschuwingslampje, controle-
lampje of indicator niet dooft, zie dan pa-
gina 3-3, 3-4, 3-7, 3-8 of 3-10 voor een
controle van het circuit van het desbe-
treffende waarschuwingslampje of con-
trolelampje of de desbetreffende
59C-9-D0.book 1 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 83 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-37
2
3
4
567
8
9
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk ka n ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde.
Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
59C-9-D0.book 37 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 92 of 96

INDEXAAandachtspunten voor veilig rijden ............1-5
Accu .........................................................6-28
Achterlicht/remlichtunit .............................6-32
Achterremblokkeerhendel ........................3-13
Achterremblokkeerkabel, afstellen ...........6-21
Achterremblokkering, controleren ............6-22
Achteruitkijkspiegels ................................3-23
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).............3-11BBanden.....................................................6-18
Bougies, controleren ................................6-10
Brandstof..................................................3-15
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ......5-3CClaxonschakelaar ....................................3-12
Contactslot/stuurslot ..................................3-2
Controlelampje grootlicht ...........................3-3
Controlelampjes en waarschuwingslampje .............................3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers ...........3-3
Controlelampje startblokkeersysteem ........3-3DDimlichtschakelaar ...................................3-12
Doorbuiging aandrijfriem ..........................6-24GGasgreep en gaskabel, controleren en smeren...................................................6-25
Gereedschapsset .......................................6-2
Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen ..............................................6-33
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor), vervangen ..............................................6-32
HHelmbevestiging ...................................... 3-18IIdentificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................. 5-4KKabels, controleren en smeren................ 6-25
Klepspeling .............................................. 6-17
Koelvloeistof ............................................ 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-31
Kuipruit .................................................... 3-21LLichtsignaalschakelaar ............................ 3-12
Luchtfilterelement, vervangen ................. 6-16MMatkleur, let op .......................................... 7-1
Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren .......................... 6-26
Modelinformatiesticker............................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ................... 6-11
Multifunctioneel display ............................. 3-4NNoodstopschakelaar ................................ 3-12OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem ......... 6-3
Opbergcompartimenten ........................... 3-19PPanelen, verwijderen en aanbrengen ........ 6-8
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........... 6-34
Parkeren .................................................... 5-4
Plaats van de onderdelen .......................... 2-1
Problemen oplossen ................................ 6-34RRemhendel, achterrem ............................ 3-13 Remhendels, smeren .............................. 6-25
Remmen.................................................... 5-3
Remvloeistofniveau, controleren ............. 6-23
Remvloeistof, verversen.......................... 6-24
Richtingaanwijzerschakelaar................... 3-12
Rugsteun rijderzadel
, verstellen .............. 3-18
SSchakelaar alarmverlichting .................... 3-12
Schokdemperunit .................................... 3-23
Smering en onderhoud, periodiek ............. 6-4
Snelheidsmeter ......................................... 3-4
Sneller en langzamer rijden ...................... 5-2
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-3
Startblokkeersysteem................................ 3-1
Starten van de motor................................. 5-1
Startknop ................................................. 3-12
Startspersysteem .................................... 3-24
Stationair toerental .................................. 6-16
Storingzoekschema’s .............................. 6-36
Stuurschakelaars .................................... 3-11
Stuursysteem, controleren ...................... 6-27TTankdop .................................................. 3-14
Toerenteller ............................................... 3-4UUitlaatkatalysator..................................... 3-16VVeiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging ................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer...................... 9-1
Voor- en achterremblokken,
controleren ............................................ 6-22
Voorremhendel........................................ 3-13
59C-9-D0.book 2 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分