YAMAHA VITY 125 2008 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2008, Model line: VITY 125, Model: YAMAHA VITY 125 2008Pages: 76, PDF Size: 3.19 MB
Page 41 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de stekker van de koplamp en de
stekker van het parkeerlicht aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
DAU19281
Paneel A
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAU45450
Paneel B
Verwijderen van het paneel1. Trek de voetplaatmat omhoog.2. Verwijder de schroeven en trek het pa-
neel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
1. Koplampstekker
2. Parkeerlichtstekker
1
2
1. Schroef
1
1. Mat op de voetplaat
1. Schroef
1
1
U4P7D1D0.book Page 7 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 42 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
2. Leg de voetplaatmat terug in de oor-
spronkelijke positie.
DAU45590
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-6.)
3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel uit
het achterste opbergcompartiment.
(Zie pagina 3-9.)Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKIN
G:
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw voertuig nakijken door een Yamahadealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
1. Bougiesleutel
1
1. Bougiesleutel
1
U4P7D1D0.book Page 8 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 43 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
DAU45480
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motorolie moet ook worden ververst na
de eerste 1000 km (600 mi) en wanneer de
indicator olieverversing rood in plaats van
groen wordt. De olieverversingsindicator
moet na de eerste 1000 km (600 mi) wor-
den teruggesteld. (Zie pagina 3-2 voor het
terugstellen.)
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING:Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau alfoutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
U4P7D1D0.book Page 9 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 44 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.Verversen van de motorolie
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.
5. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de motorolievuldop aan en
zet deze vast.
LET OP:
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
32
1 4
1. Olieaftapplug
1
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
1.00 L (1.06 US qt) (0.88 Imp.qt)
U4P7D1D0.book Page 10 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 45 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
7. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
8. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
9. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-2 voor het terugstellen.)OPMERKING:Als de motorolie wordt ververst voordat de
olieverversingsindicator rood in plaats van
groen wordt (dus voordat het einde van de
interval voor periodieke olieverversing
wordt bereikt), moet de olieverversingsindi-cator na de olieverversing worden terugge-
steld om de eerstvolgende periodieke
olieverversing correct aan te geven.
DAU20063
Versnellingsbakolie Vóór elke rit moet het eindoverbrengings-
huis worden gecontroleerd op olielekkage.
In geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en te
laten repareren. Bovendien dient de ver-
snellingsbakolie als volgt te worden ver-
verst op de aangegeven tijdstippen in het
periodieke onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de versnellings-
bakolie op door een paar minuten te
gaan rijden en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug van de eindoverbrenging om de
olie uit het eindoverbrengingshuis af te
tappen.
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
U4P7D1D0.book Page 11 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 46 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
5. Breng de aftapplug voor de versnel-
lingsbakolie aan en zet hem vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen versnel-
lingsbakolie, breng dan de olievuldop
aan en zet deze vast.
WAARSCHUWING
DWA11310
Zorg dat er geen verontreinigingen
het cardanhuis kunnen binnendrin-
gen.
Zorg dat er geen olie op de bandenof wielen terechtkomt.
7. Controleer de versnellingsbak op olie-
lekkage. Zoek in geval van lekkage
naar de oorzaak.
DAU45490
Luchtfilter en luchtfilterelemen-
ten in v-snaarbehuizing Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen en het luchtfilterelement in de v-snaar-
behuizing moet worden gereinigd volgens
de intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema. Reinig
de luchtfilterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. De lucht-
filteraftapslangen moeten regelmatig wor-
den gecontroleerd en zo nodig worden
gereinigd.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement los.
1. Vuldop versnellingsbakolie
1. Aftapplug versnellingsbakolieAanhaalmoment:
Aftapplug versnellingsbakolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 17 ft·lbf)
1
1
Aanbevolen versnellingsbakolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.13 L (0.14 US qt) (0.11 Imp.qt)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
2 1
2
U4P7D1D0.book Page 12 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 47 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-der(s).
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.Reinigen van de luchtfilteraftapslangen
1. Controleer of zich in de aftapslangen
aan de achterkant van het luchtfilter-
huis geen water of vuil heeft verza-
meld.
2. Als er stof of water in de aftapslang
van het luchtfilter zichtbaar is, verwij-
der dan de slangklemmen en pluggen
om de slangen leeg te laten lopen.
Reinigen van het luchtfilterelement in de
V-snaarbehuizing
1. Zet de scooter op de middenbok.2. Verwijder de schroeven en trek vervol-
gens het deksel van het luchtfilterele-
ment in de V-snaarbehuizing naar
buiten en van de V-snaarbehuizing
vandaan.
3. Verwijder de luchtfilterelementhouder
van de V-snaarbehuizing door de
schroef te verwijderen.
1. Luchtfilterelement
1
1. Aftapslang luchtfilter
2. Klem
3. Plug luchtfilteraftapslang
1
23
1. Deksel luchtfilterelement in V-snaarbehui-
zing
2. Schroef
2 1
U4P7D1D0.book Page 13 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 48 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
4. Haal het luchtfilterelement van de V-
snaarbehuizing eruit en reinig het met
oplosmiddel. Verwijder na het reinigen
het achtergebleven oplosmiddel door
het element uit te wringen.
WAARSCHUWING
DWA10430
Gebruik uitsluitend een oplosmiddel dat
speciaal geschikt is voor het reinigen
van onderdelen. Voorkom brand- en ex-
plosiegevaar door geen benzine of op-
losmiddelen te gebruiken met een lageontvlamtemperatuur.
LET OP:
DCA10520
Hanteer het luchtfilterelement voorzich-
tig en verwring het niet om beschadigin-gen te voorkomen.
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.OPMERKING:Het luchtfilterelement moet nat zijn maarmag niet druipen.6. Plaats het element in de V-snaarbe-
huizing.
7. Monteer de houder van het luchtfiltere-
lement door de schroef aan te bren-
gen.
8. Monteer het deksel van het luchtfiltere-
lement door de schroeven aan te bren-
gen.
1. Houder luchtfilterelement in V-snaarbehui-
zing
2. Schroef
1
2
1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizingAanbevolen olie:
Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1
U4P7D1D0.book Page 14 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 49 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33600
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel1ZAUM0051
U4P7D1D0.book Page 15 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM
Page 50 of 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
machine. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het totale
gewicht van de bestuurder, de pas-
sagier, de bagage en de gemonteer-de accessoires nooit het
voorgeschreven maximumlaadge-
wicht voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden.
Inspectie van bandenVoor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKIN
G:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden. Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–83 kg (0–183 lb):
Voor:
175 kPa (25 psi) (1.75 kgf/cm²)
Achter:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm²)
83–167 kg (183–368 lb):
Voor:
175 kPa (25 psi) (1.75 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
167 kg (368 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
100/90-10 56J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-922
Achterband:
Maat:
100/90-10 56J
Fabrikant/model:
CHENG SHIN/C-940
U4P7D1D0.book Page 16 Wednesday, December 12, 2007 9:33 AM