YAMAHA VMAX 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2015, Model line: VMAX, Model: YAMAHA VMAX 2015Pages: 110, PDF Size: 3.11 MB
Page 31 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
4. Druk op “RESET” om het item terug te
stellen op nul.OPMERKINGHet onderste gebied is leeg gelaten
voor een ander item waarvoor de be-
stuurder de afstand wil controleren
nadat dit is gewijzigd, vervangen of
gecontroleerd (zoals het luchtfilterele-
ment, motoronderdelen, enzovoort).
Er kunnen geen letters en cijfers wor-
den ingevoerd in het lege gebied.5. Druk op “SELECT” om te bladeren
naar “ ”.
6. Druk op “RESET” om terug te keren naar het vorige menu. Zelf
dia gnosesysteem
OPMERKINGHet display geeft foutcodes alleen weer in
de normale modus.Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits. Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in een van de circuits van het startblok-
keersysteem een storing wordt gedetec-
teerd, knippert het controlelampje
startblokkering en geeft het display een
foutcode weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
1. Controlelampje startblokkering
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1. Weergave foutcode
2
1
1
U2CED0D0.book Page 16 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 32 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.2. Als de motor start, zet deze dan weeruit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutco de aan-
g eeft, moet de machine zo spoe dig mo-
g elijk wor den gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12351
Lichtsi gnaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Schakelaar alarmverlichting “ ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
5 43
2
1
1
2
U2CED0D0.book Page 17 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 33 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-18
3
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU42342
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wo rdt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet ged u-
ren de lan gere tij d als de motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU12831
Koppelin gshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge- houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-31.)1. Koppelingshendel
2. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen koppelingshendel en stuur-
greep
4
1
2
3
U2CED0D0.book Page 18 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 34 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-19
3
DAU12872
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU33854
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt. Als de gewenste positie is
bereikt, stel deze dan in door een groef op
de stelknop uit te lijnen met het
merkteken “ ” op de remhendel.
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. Schakelpedaal
1
1. Remhendel
2. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
3. “ ”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en gasgreep
1
4
2
3
1. Rempedaal
1
U2CED0D0.book Page 19 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 35 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-20
3
DAU51672
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertui g is uit gerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remweg en.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dweg en, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA16121
Hou d alle soorten ma gneten (inclusief
ma gneet grijpers, ma gnetische schroe-
ven draaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. An ders
kunnen de ma gnetische rotors van de
wielnaven beschad igd raken, waar door
het ABS-systeem niet meer goe d werkt.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
U2CED0D0.book Page 20 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 36 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-21
3
DAU46851
TankdopOm de tankd op te verwij deren
1. Trek aan de ontgrendelingshendel van de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren.
2. Steek de sleutel in het slot en draaideze daarna een kwartslag rechtsom.
Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd. Om
de tank dop aan te bren gen
1. Breng de tankdop aan in de vulope- ning van de brandstoftank, met de
sleutel in het slot en met het merkte-
ken op de dop in een lijn met het
merkteken op de tank.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor- spronkelijke positie en neem deze dan
uit.
3. Plaats de rugsteun terug in de oor- spronkelijke positie.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden aange-
bracht met de sleutel in het slot. Bovendien
kan de sleutel niet worden uitgenomen als
de tankdop niet correct aangebracht en
vergrendeld is.
1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-derszadel
1
1. Rugsteun bestuurderszadel
1. Ontgrendelen.
1
1
1. Lijn merktekens uit
1
U2CED0D0.book Page 21 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 37 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-22
3
WAARSCHUWING
DWA10132
Controleer voor u gaat rij den of d e tank-
d op correct is aan geb racht. Door bran d-
stoflekka ge ontstaat bran dgevaar.
DAU13213
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en b enzinedampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om b rand en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Vee g g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte d oek, aange-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is g iftig en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om b enzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u b en-
zine heeft in geslikt, veel benzined amp
heeft in gead emd of b enzine in uw o gen
heeft gekre gen. Als b enzine op uw hui d1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
12
U2CED0D0.book Page 22 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 38 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-23
3
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kle din g
morst, trek dan an dere kled ing aan.
DAU54601
LET OP
DCA11401
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine.
Loo dhou den de benzine veroorzaakt
ernsti ge schad e aan inwen dig e motor-
on der delen als kleppen en zui gerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU51172
Tank
beluchting sslang en over-
loopslan gAlvorens de motorf iets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren
of beschadiging en vervang indien no-
dig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Voor
geschreven bran dstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhou d b ran dstoftank:
15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)
Hoeveelhei d reserve bran dstof (als
het waarschuwin gslampje bran d-
stofniveau gaat bran den):
3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal)1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
12
U2CED0D0.book Page 23 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 39 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-24
3
DAU13446
UitlaatkatalysatorenDit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft g ed raai d. Let op het vol gen de
om bran dgevaar of bran dwon den te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit na bij
b ran dgevaarlijke stoffen, zoals op
g ras of op an der materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voet gan gers of kin deren niet
g emakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanrakin g kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoel d alvorens on derhou ds-
werkzaamhed en uit te voeren.
Laat de motor niet lan ger dan enke-
le minuten stationair draaien. Lan g
stationair draaien kan lei den tot
oververhittin g.
LET OP
DCA10702
Ge bruik uitsluiten d loo dvrije benzine. Bij
g eb ruik van loo dhou den de benzine zal
onherstel bare scha de wor den toeg e-
b racht aan de uitlaatkatalysator.
DAU46843
Za delsBestuur dersza del
Verwijderen van het bestuurderszadel1. Trek aan de ontgrendelingshendel van de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren.1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-derszadel
1
U2CED0D0.book Page 24 Friday, August 22, 2014 11:07 AM
Page 40 of 110
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-25
3
2. Verwijder de bouten en trek dan hetbestuurderszadel los.
Aanbrengen van het bestuurderszadel1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging, zoals getoond in de af-
beelding. 2. Plaats het bestuurderszadel in de oor-
spronkelijke positie en draai dan de
bouten vast.
OPMERKINGControleer of het bestuurderszadel stevig is
vergrendeld alvorens te gaan rijden.3. Plaats de rugsteun terug in de oor-
spronkelijke positie.
Duoza del
Verwijderen van het duozadel1. Trek aan de ontgrendelingshendel van de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren. 2. Verwijder de bouten en trek daarna
het duozadel los.
1. Rugsteun bestuurderszadel
1. Bout
11
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-derszadel
1. Bout
2. Duozadel
12
1
U2CED0D0.book Page 25 Friday, August 22, 2014 11:07 AM