YAMAHA XJ6-N 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2013, Model line: XJ6-N, Model: YAMAHA XJ6-N 2013Pages: 102, PDF Size: 2.82 MB
Page 61 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
8. Breng de tankbevestigingsbouten aan.
9. Breng het zadel aan.
DAU34301
Afstellen van het stationair toe-
rental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
1. Slang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
1
1
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:1250–1350 tpm
1
(a)
(b)
U20SD3D0.book Page 18 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 62 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21776
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.●
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag van gasgreepU20SD3D0.book Page 19 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 63 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
●
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
●
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
●
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):0–90 kg (0–198 lb):Vo o r : 225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
XJ6N 90–195 kg (198–430 lb)
XJ6NA 90–190 kg (198–419 lb): Vo o r : 250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter: 290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Vo o r : 225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Achter:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Maximale belasting*: XJ6N 195 kg (430 lb)
XJ6NA 190 kg (419 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas- sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U20SD3D0.book Page 20 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 64 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver-
vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10481
●
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen hetweggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
●
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
●
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.●
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
●
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
●
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
●
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
Achterband:
Maat:160/60 ZR17M/C (69W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT021
DUNLOP/ROADSMART
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U20SD3D0.book Page 21 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 65 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
DAU21962
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.●
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
●
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
DAU46730
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout van de koppelingsspeling
op de koppelingshendel richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshendel.
Draai de stelbout richting (b) voor minder
vrije slag van de koppelingshendel.
OPMERKINGGa als volgt te werk als op de hierboven be-
schreven werkwijze de voorgeschreven
vrije slag van de koppelingshendel niet
wordt gehaald.1. Draai de stelbout bij de koppe-lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
2. Stel de borgmoer losser verder naar beneden op de koppelingskabel.
3. Draai de stelmoer van de koppelings- speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
4. Draai de borgmoer aan.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag van de koppe- lingshendel
1
2
(b) (a)
U20SD3D0.book Page 22 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 66 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
DAU37913
Vrije slag van remhendel contro-
leren Aan het uiteinde van de remhendel mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op deremwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU50750
Remlichtschakelaars (voor mo-
dellen met ABS) Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Laat
de remlichtschakelaars indien nodig door
een Yamaha dealer afstellen.
1. Geen vrije slag remhendel
1
U20SD3D0.book Page 23 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 67 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
DAU50760
Remlichtschakelaars (voor mo-
dellen zonder ABS) Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
DAU46291
Remblokken achterrem
Elk achterremblok is voorzien van slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-indi-
catorgroeven om de remblokslijtage te con-
troleren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat een slijtage-indicatorgroef
bijna zichtbaar is, vraag dan een Yamaha-
dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1
2(a)
(b)
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
11
1. Slijtage-indicatorgroef remblok1
1
U20SD3D0.book Page 24 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 68 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-25
6
DAU39372
Controleren van remvloeistofni-
veau Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van het
reservoir horizontaal staat. Vul indien nodig
remvloeistof bij.
VoorremAchterrem
OPMERKINGHet remvloeistofreservoir voor de achter-
rem bevindt zich achter paneel A. (Zie pagi-
na 6-8.)
WAARSCHUWING
DWA15990
Onjuist uitgevoerd onderhoud kan resul-
teren in verlies van remvermogen. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:●
Bij een te laag remvloeistofniveau
kan lucht binnendringen in het rem-
systeem, waardoor de rempresta-
ties afnemen.
●
Reinig de reservoirdop alvorens
deze te verwijderen. Gebruik uitslui-
tend DOT 4 remvloeistof uit een on-
aangebroken verpakking.
●
Gebruik uitsluitend de aanbevolen
remvloeistof, anders kunnen de
rubberafdichtingen beschadigd ra-
ken met lekkage tot gevolg.
●
Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.
●
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-
belvorming kan optreden.
LET OP
DCA17640
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
U20SD3D0.book Page 25 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 69 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-26
6
blokken op slijtage en het remsysteem op
lekkage. Vraag als het remvloeistofniveau
plotseling sterk is gedaald een Yamaha
dealer om een inspectie alvorens verder te
rijden.
DAU22731
Remvloeistof verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de oliekeerringen van de
hoofdremcilinders, de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lek of beschadigd
zijn.●
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
●
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU22760
Spanning aandrijfketting De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22774
Aandrijfketting controleren op spanning1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.OPMERKINGBij het controleren en instellen van de span-
ning van de aandrijfketting mag er geen ge-
wicht op de motorfiets rusten.2. Schakel de versnellingsbak in de vrij- stand.
3. Meet de spanning van de aandrijfket- ting zoals getoond.
Spanning aandrijfketting: 45.0–55.0 mm (1.77–2.17 in)
U20SD3D0.book Page 26 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM
Page 70 of 102

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-27
6
4. Stel de spanning van de ketting alsvolgt bij als deze niet correct is.
DAU53910
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
de spanning van de aandrijfketting afstelt.1. Draai de borgmoer aan beide kanten van de achterbrug los en draai daarna
de asmoer los.
2. Draai de stelmoer op beide uiteinden van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stelmoer
op beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken. LET
OP: Een onjuiste kettingspanning
leidt tot overbelasting van de motor en andere essentiëIe onderdelen
van de machine en kan resulteren in
overslaan of breken van de ketting.
Houd om dit te voorkomen de ket-
tingspanning binnen de gespecifi-
ceerde waarden.
[DCA10571]
OPMERKINGGebruik de uitlijnmerktekens op de aandrijf-
kettingspanners om beide kettingspanners
in dezelfde stand te zetten, zodat het wiel
goed is uitgelijnd.
3. Draai de wielasmoer vast en zet daar-
na de borgmoeren vast met de voor-
geschreven aanhaalmomenten.
4. Zorg ervoor dat de kettingspanners in dezelfde stand staan, dat de spanning
van de aandrijfketting correct is en dat
de aandrijfketting soepel beweegt.
1. Spanning aandrijfketting
1
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
3
1
2
(a)(b)
1. Kettingspanner
2. UitlijnmerktekensAanhaalmomenten:Wielasmoer:
90 Nm (9.0 m·kgf, 65 ft·lbf)
Borgmoer: 16 Nm (1.6 m·kgf, 12 ft·lbf)
1
2
U20SD3D0.book Page 27 Thursday, April 5, 2012 4:31 PM